Gebruikerswaardering: 4 / 5

Ster actiefSter actiefSter actiefSter actiefSter inactief
 

1 Masochisme

Masochisme. Wie het woord positief gebruikt, oogst heftige reacties. Wat is daar de oorzaak van? Wat gaat er eigenlijk achter dit begrip schuil? Masochisme. Een begrip dat bij iedereen spontane associaties oproept: lust door lijden, onbeheerst verlangen naar pijn, naar onderwerping, naar seksuele vernedering, vrijwillig aannemen van een slavenbestaan... En bijna automatisch rangschikken we deze beelden in het rijk van het verbodenen, het abnormale, het verdorven, verbannen ze naar de duisternis, naar het isolement. Masochisme en masochistische mensen. Volgens de gangbare mening is het iets zieks, iets pervers, zonder meer ook iets betreurenswaardigs, maar ook heel verdacht en ergens ook gevaarlijk. Een onderzoek van de Amerikaanse seksuologen uit 1987 toont aan de 'normaal' voelende mensen zich veel gemakkelijker kunnen inleven in de driften van sadistisch aangelegde mensen dan in die van masochisten. Voor het ontstaan van een masochistische aanleg bestaat een gangbare verklaring: sadisten zijn mensen die willen onderwerpen omdat ze als kind onderdrukt werden en nu de behoefte aan wraak hebben. De lust om te kwellen schijnt heel wat begrijpelijker dan de lust gekweld te worden. Een beetje sadisme heeft iedereen in zich. En iedereen heeft dit trekje min of meer ontzet bij zichzelf vastgesteld. De driften van een sadistisch mens zijn daarom begrijpelijk, invoelbaar, ten minste binnen zekere grenzen. Intussen lijkt het onvoorstelbaar dat een mens gekweld zou willen worden. Ieder weldenkend mens moet toch de eigen onderdrukking afwijzen, moet zich tot het uiterste ertegen verzetten om vernederd te worden, lichamelijk gekweld te worden! De wens van iemand - met een gezond verstand en in het bezit van zijn verstandelijke vermogens wel te verstaan - om lichamelijk en misschien zelfs geestelijk gekweld te worden, gaat niet alleen tegen onze morele voorstellingen en de wetten van de menselijke waardigheid in, maar ook tegen elk natuurlijk gevoel. Masochisme is iets onbegrijpelijks.

 

En omdat het masochisme en de aanhangers ervan (zowel mannen als vrouwen) zich nog altijd in het donker, in het rijk van het verboden en het verdrongen, van het moreel veroordeelde bewegen, is het geen wonder dat ze onze maatschappij vreemd zijn, dat ze angst inboezemen, en daarom afgewezen worden. Ik wil graag mijn bijdrage leveren om de maatschappelijke angsten en vooroordelen tegen het masochisme te bestrijden en af te breken. Dit kan alleen door een zorgvuldig voorlichting gebeuren, door de misverstanden langzaam uit de weg te ruimen. Voorwaarde hiervoor is weer dat de sluier waaronder het vreemde verborgen is, opgelicht wordt, dat toegang wordt verleend tot de geheimen die deze liefdes- en levensvorm omhullen. Want in feite is het masochisme niet anders: een levensvorm. En wel een dat net zo goed bestaansrecht toegekend zou moeten worden als zoveel andere. De vraag 'Wat is masochisme' is niet te beantwoorden Er bestaat namelijk voor deze levens- en liefdesvorm net zo min een algemeen geldende definitie als voor andere vormen van seksualiteit en de omgang tussen mensen. Masochisme is altijd precies datgene wat een bepaalde persoon ervan maakt. Het begrip kan net zo goed de begeerte naar absolute onderwerping betekenen als de behoefte zich in het duidelijk afgeperkte gebied van de seksualiteit onderworpen te gedragen; het kan duiden op genot door zuiver lichamelijke pijn, maar ook op verlangen naar geestelijke vernedering. Masochisme is niet meer dan een redelijk bruikbaar verzamelbegrip, een lege huls die iedereen met zijn specifieke gevoelens en wensen zal vullen. Masochisten zijn onderling net zo verschillend als mensen met 'normale' gevoelens dat zijn. Ieder heeft andere voorliefdes, stelt andere prioriteiten, heeft andere aversies. Ieder is een individu en vertegenwoordigt als zodanig een complex pakket van morgelijkheden, ervaringen en wensen die op duizend manieren te combineren zijn. En toch moeten we wel bij dit problematische begrip blijven, als we de zaak willen begrijpen. Het heeft tenslotte een algemeen geldige kern, die onafhankelijk is van individuele ervaringen en gevoelens. Hoe het masochisme zich in iemands leven openbaart, hoe het beleefd en gevoeld wordt, beantwoord ieder mens, elk leven anders en altijd alleen voor zichzelf. Om het fenomeen masochisme grondig te beschrijven, zou je de interesse en de tijd moeten opbrengen je in vele honderden verschillende, volgens wetenschappelijke criteria geselecteerde gevallen te verdiepen. Dat zou het kader van dit boek ver te buiten gaan, en ook niet overeenkomen met mijn bedoeling. Ik wil me niet richten tot de vakgeleerde. Mijn boek richt zich veel meer op iedereen die bereid is in de geheime gevoelswereld, in het verborgen leven van masochisten onder te duiken. Preciezer: het gaat om masochistische vrouwen. Ja, die zijn er, zonder twijfel. En er zijn er steeds meer. Of liever: er zijn er helemaal niet meer dan vroeger, maar steeds meer masochistisch ingestelde vrouwen komen tegenwoordig uit voor hun gevoelens en leven ernaar. Het tot uiting laten komen van je masochisme is niet bepaald een lichtzinnige onderneming. Want nog altijd rust er een te groot taboe op masochisme, stuit het te hard tegen de grenzen van sociale vooroordelen en maatschappelijk normen. Dat geldt dubbel en dwars voor het masochisme van vrouwen. Een masochistische vrouw die haar geaardheid openlijk erkent en tot uiting laat komen, is zeker tegenwoordig een schandaal. Een verschijning die buitengesloten wordt, afgeschoven in het gebied van het extreme en perverse. Men laat haar zoveel mogelijk links liggen. Om slechts een voorbeeld te noemen: terwijl in de boulevard bladen de Domina, dus de sadistische vrouw, al een alledaags thema is geworden en zelfs al bijna tot de normale verschijningsvormen van een moderne, tolerante maatschappij behoort, is daarin over het thema masochistische vrouwen nauwelijks iets te vinden. (Jean: dit boek is uitgebracht in 1990, tegenwoordig zijn programma's op tv die masochistische vrouwen in een redelijk daglicht laten zien niet meer ongewoon). En daar is een goede reden voor. De Domina's, trotse, in leer gehulde en in lange laarzen rondstappende vrouwenfiguren, die de aan hun voeten neergeknielde man eens flink leren om bang te zijn, passen wonderwel bij de huidige tijdgeest. De vrouw, niet langer onderdrukt, maar nu geëmancipeerd, fungeert als bevelhebber; de man, jarenlang patriarch en pasja, nu op de grond, smeekt om genade. Dit beeld zou bijna een grondthema van de emancipatiebeweging kunnen zijn en is als zodanig ook geaccepteerd. Zo wordt ook de masochistische man in het algemeen geaccepteerd. Nu krijgt hij eindelijk wat hij verdient, als voorbeeld van al zijn lompe en van macht bezeten seksegenoten... Decorwisseling: de man als Dominus met een sadistisch, genadeloos gezicht. Zijn hand en zweep geheven tegen de weerloze zwakke vrouw, die aan zijn voeten knielt, vol angst voor de kwellingen die haar te wachten staan. Niet alleen bij de verontwaardigde feministische moralisten, maar ook bij de gemiddelde huisvrouw klinkt luide ontzetting bij het zien van een dergelijke voorstelling. Zo zijn ze nu eenmaal, de mannen: ze degraderen de vrouw tot een lustobject, gebruiken haar seksueel en onderdrukken en discrimineren haar. Een pluim voor de feministische vrijheidsstrijd: geen vrouw mag ooit meer door een man in deze vernederende, onterende houding gedwongen worden. Rechtop lopen, rechtop staan, zelfbewust, zelf beschikkend, naast hem, niet onder hem... En dan is er plotseling, totaal onverwacht, een zacht vrouwelijk stemmetje, dat onzeker, beschaamd, zelfs bijna angstig verkondigt: 'Maar ik wil het. Ik wil me aan mijn man onderwerpen...' Ontzetting alom. Maar goed. Dit ene stemmetje kun je in de wind slaan. Een afgedwaalde, verwarde geest, wat anders? Dat komt voor en brengt de principes van de vrouwelijke emancipatie tenslotte niet in gevaar. Maar dan is er een tweede stem, al wat luider dan de eerste, een derde, vierde, vijfde... Zelfbewust, geëmancipeerd, zonder angst bekeken ze: 'Ik geniet ervan me te onderwerpen!'. Paniek. Ontzetting. De emancipatie is in gevaar. De principes verraden. Het assepoestercomplex - goedklinkende omschrijvingen zijn snel voorhanden, grijpt om zich heen in het kamp van de vrouwelijke vrijheidsstrijders. De nederlaag van de emancipatiebeweging? Masochistische vrouwen die vandaag de dag van hun voorkeuren getuigen, beschrijven zichzelf zonder uitzondering als uiterst geëmancipeerde, door en door vrije, zelfbewuste vrouwen. Sommigen van hen zijn in hun carrière succesvoller dan hun mannen. Velen zijn politiek meer dan gemiddeld geëngageerd, strijden tegen macht en onderdrukking. En buigen zich;'s avonds zelfbewust en nederig naar de wil en hand van hun man. Een tegenstrijdigheid? Ik wil graag een antwoord geven op deze vraag aan de hand van de ervaringen en levensverhalen van masochistische vrouwen die in dit boek zijn opgetekend. Ik wil graag hun verlangens en wensen, hun angsten en twijfels begrijpelijk maken. Hun eenzaamheid in hun streven naar tolerantie en begrip. Hun teleurstelling en verwarring. Hun zoeken naar begrip van de omgeving. Ik wil graag aantonen dat in werkelijkheid alles anders is....

2 Fascinatie door de angst

Fascinatie door de angst Kinderjaren van een masochist De riem. Het gladde leer voelt koud in mijn hand. Vanavond... Je blik was duidelijk geweest, tevoren, bij het afscheid aan de deur. Vanavond zal ik je sterkte gewaarworden, je hartstocht en het gladde koude leer. Vanavond... Angst en fascinatie. Opwinding en beklemming. Alles in mij is in grote beroering. Onrust. Verwachting. Vanavond... Je slavin zal ik zijn, onderworpen, nederig, gehoorzaam, overgeleverd, jouw bevelen gehoorzamend, de pijn verwachtend, Vanavond... In de spiegel zie ik mijn van opwinding rood geworden gezicht. De blik verward, vol liefde vol trots: ik ben een masochistische vrouw. Onderdanig wil ik zijn, jou gehoorzamend, mijn geliefde. Pijn wil ik, en tederheid. Hardheid wil ik, en zwakheid. Dat was altijd al zo. Sinds mijn jeugd. Beelden uit lang vervlogen dagen komen in me naar boven; twee kleine meisjes spelen in het zand, de wereld vergetend. De kleinere, die met de donkere vlechten, ben ik. Dan plotseling gegil van angst. Paniek. De beroemd- beruchte Wolvenbende bestormt de speelplaats. Redde wie zich redden kan; want wie in de klauwen van de bende raakt is verloren. Ons luide angstgeroep overstemt het geratel van de kettingen, dat de jongens losjes aan hun leren riemen hebben hangen. We rennen zo snel als we maar kunnen, schreeuwend en krijsend. En zinken daarna, ternauwernood aan de dood ontkomen, opgelucht in de armen van onze moeders. Opnieuw goed afgelopen, denk ik. En toch die verboden gedachte, heel verborgen, heel zachtjes: wat als het een keer niet goed gaat? Als ze me te pakken krijgen? Wat zouden ze dan met me doen? Ik zag mezelf liggen in het hol van de bende, geboeid, hulpeloos overgeleverd aan de jongens. Richie, hun aanvoerder en de sterkste van allemaal, zou recht over me spreken, een oordeel vellen. Pijn... Bij Martin, de kleine jongen die beneden woonde, hadden ze hun teken, de doodskop ingebrand. Of ze dat ook bij mij...? Mijn god, wat een pijn! Als ik nu de volgende keer te langzaam zou zijn... Maar nee, nee! Hersenspinsels, gefantaseer. Ik was altijd snel genoeg. In de eerste klas van de basisschool kwam het terug, dit gevoel. Dit vreemde gevoel, zo verontrustend, en zo verboden. We hadden met z'n drieën gespijbeld en waren bij het rondstruinen op een sloperij gepakt. De vader van de ene jongen haalde ons op. Met een woedend gezicht beval hij ons de auto in te gaan. Nauwelijks waren we bij hem thuis aangekomen of hij greep zijn zoon en trok hem aan zijn oor naar de zijkamer. En terwijl we met z'n tweeën stilletjes op de komst van onze ouders wachtten, klonken naast ons de kreten van pijn van onze kameraad, geschreeuw, gesmeek. En het meedogenloze slaan. Medelijden overviel ons, en angst. Maar weer was er bij mij ook iets anders. Een gevoel van spanning en opwinding. Ik rekende er vast op ook afgeranseld te worden en had me daar al helemaal op ingesteld. Maar er gebeurde niets. Mijn vader toonde begrip en vertelde vrolijk over zijn eigen kwajongensstreken. Geluk gehad. Maar ergens was ik teleurgesteld... De uren op zondagochtend in het bed van mijn ouders schieten me te binnen. Mijn vader vertelde me verhalen over boze mannen, die kleine meisjes het bos in slepen. Verhalen die me ervan moesten weerhouden met vreemden mee te gaan. Ik luisterde gefascineerd. De boze mannen konden me niet boos genoeg zijn. In een happy end was ik niet buitengewoon geïnteresseerd. Op een keer verdwaalde ik werkelijk een keer in het bos. Ik liep doelloos in het rond, terwijl het donker werd. Vogelgeluiden, het ruisen van de bladeren, een onheilspellende sfeer. Ik rekende erop nu door een van de boze mannen gevangen genomen te worden. Er was werkelijk een man die me vond. Maar die drukte me dolgelukkig aan zijn borst, blij dat me niets overkomen was: mijn vader. In de taalles schreef ik deze gebeurtenis op. Maar ik gaf er een andere afloop aan: mijn vader is daarin weliswaar blij dat hij me terugheeft, maar legt me over zijn knie omdat ik zonder toestemming van de groep was weggelopen. Mijn ouders lazen het verhaal enigszins geïrriteerd. Mijn leraar zei dat hij me ook een pak rammel gegeven zou hebben. De rest van het schooljaar was ik verliefd op mijn leraar. Angst en fascinatie. Ze verschijnen zodra er iets over slaan te horen of te zien is. In films, in boeken, verhalen. Opgewonden en diep getroffen vol ik een film op tv met de titel 'Twee jaar vakantie'. Een schoolklas wordt tijdens een schoolreisje op zee ontvoerd. De scholieren muiten en willen vluchten, maar hun opstand wordt neergeslagen. De twee leiders worden op de boeg van het schip aan een mast vastgeketend en met een zweep afgeranseld. De anderen moeten toekijken. Ik volg de scène gefascineerd, kan me nauwelijks nog rustig houden op de bank in de woonkamer van mijn ouders en wilt toch precies elk detail in me opnemen. Ik weet niet wat er met me gebeurt. Het lijkt alsof ik door elke slag zelf getroffen word, maar al weer maakt zich geen ontzetting van mij meester. De filmscène fascineert me en laat me niet meer los. Ik speel de scène na in mijn dagdromen. Nu hang ik aan de mast, deze keer treffen mij de riemen van de kat met de negen staarten. Ik ken de paar woorden die in deze scène gewisseld worden uit mijn hoofd, nu nog. Ik ken het aantal slagen, kan met het ruisen van de onbarmhartig neerknallende zweepslagen voor de geest halen, de pijnkreten... Mijn vader sloeg bij zulke scènes beschermend zijn arm om me heen. 'Kijk', zei hij, 'zo erg moest je vader ook lijden. Dat zal je nooit gebeuren! Daar zorg ik voor. Ik zou je nooit slaan, mijn kleine meisje. Al die dingen moeten jou bespaard blijven!' Onprettige herinneringen kwamen in hem op als hij gewelddadige scènes zag. Wat had hij als kind geleden! Door zijn vader werd hij met en leren riem geslagen, naakt, over een stoel gebogen. Bijna dagelijks. In plaats van zijn zes zusjes met al hun streken, want tenslotte hoor je meisjes niet te slaan, ook niet in de tijd van het fascisme, dus moet de enige zoon van de familie boeten. Mijn vader leed onder zijn ellendige jeugd. Die liet hem niet los. Telkens weer vertelde hij over zijn streken en de veel te onrechtvaardige straffen, de veel te harde klappen die hij had gekregen. 'Wat heb jij het toch goed,' zei hij meestal tot slot. 'Altijd al heb ik me voorgenomen: mijn kind zal nooit ofte nimmer een pak slaag krijgen.' Ironie van het lot: de gelukkig gespaarde, van elk ouderlijk geweld verloste zoekt naar datgene waartegen ze beschermd moet worden. Onbewust. Als onschuldig klein meisje weet ze niets van al die dingen. Maar ze richt haar spelletjes erop, onbewust en toch heel doelgericht. Dan komt de tijd van de heimelijke spelletjes. Met iedere jongen die in aanmerking komt om mee te spelen. Hij moet groter zijn en sterker, al het andere is niet zo belangrijk. En de afloop moet kloppen, de rolverdeling. Ik ben altijd een kind in een gesticht, opstandig en brutaal. Ik luister naar gebod noch verbod. Op het laatst vlucht ik uit het strenge tehuis, en wordt natuurlijk gepakt. Op deze scène komt het aan. Pas nu wordt het spannend. Pas nu zal ik mijn beloning krijgen. Ik weet dat natuurlijk allemaal nu nog niet. Maar ik zorg er wel voor dat het tot een strafsessie komt. Het gevluchte gestichtskind wordt naar de directeur van het gesticht gebracht. Het moet geknield op zijn veroordeling wachten. Zo zijn mijn spelregels nu eenmaal. De strafpreek volgt en, eindelijk, het uitspreken van de strafmaat. Natuurlijk moet het een lichamelijke straf zijn. Wat een teleurstelling als een gestichtdirecteur niets anders invalt dan huisarrest of een verbod om tv te kijken! Dan word ik ongeduldig. Ontvluchte gestichtkinderen worden geslagen, dat weet ik met mijn zeven jaar al heel precies. In dat geval moet de scène herhaald worden, tot de straf juist is. In het openbaar, in de tuin van het gesticht, word ik aan een paal gebonden en krijg een vastgesteld aantal stokslagen, die luid mee moet tellen. Deze praktijk heb ik aan een film ontleend. Ik krijg nooit genoeg van dit spel. Jarenlang niet. Ook niet als ik er al bijna te oud voor ben geworden. Wel wordt het steeds moeilijker geschikte medespelers te vinden. Op een dag hoor ik over opvoedingsgestichten, waar strenge maatregelen om 'stoute' kinderen op te voeden aan de orde van de dag zouden zijn. Zogenaamde heropvoedinggestichten. Een kind van de buren was met opname in een dergelijk gesticht gedreigd. Dat was het! Daar wilde ik heen! Maar hoe kon ik dat bereiken? 'Stoute kinderen', legde mijn moeder uit, 'dat zijn kinderen die altijd liegen, die stelen en elkaar slaan. Dat zijn kinderen die hunouders zoveel zorgen baren, dat ze er geen raad meer mee weten. Jij bent een lief kind. Jij hoeft daar niet heen, maak je maar geen zorgen.' Nu was alles duidelijk. Ik wist wat me te doen stond, en verspilde geen tijd. Om te beginnen bestal ik mijn ouders, dan voor alle zekerheid ook nog mijn lerares. Ik spijbelde van school, vervalste zelfs het handschrift van mijn moeder voor een toestemmingsbriefje, bleef tot slot veel langer van huis weg dan ik mocht, en wachtte vol blijmoedig vertrouwen af wat er ging gebeuren. Niemand kon me nu meer afhouden van het verbeteringsgesticht, dat stond voor mij wel vast. Ten onrecht. Mijn ouders vroegen zich in tranen af wat ze dan wel fout gedaan konden hebben, troostten me en verhoogden mijn zakgeld. Een consult bij een gezinstherapeut was de bekroning van het geheel. Een misser. Ik liet geen gelegenheid voorbijgaan mijn ouders duidelijk te maken hoe belangrijk een strenge opvoeding voor mij was, maar ze wilden me absoluut niet serieus nemen. In dit opzicht nam niemand me serieus. En zo besefte ik al heel vroeg dat mijn behoefte aan strengheid nogal merkwaardig was en dat ik die maar beter voor me kon houden. Gen opvoedingsgesticht, geen autoritaire ouders, geen boze mannen die me wegsleepten. Zelfs de Wolvenbende kon me geen schrik meer aanjagen, sinds de leden door de broers van een slachtoffer naar het politiebureau meegetroond waren en zich nu netjes moesten gedragen. Op het gebied van strengheid had je aan de realiteit niet veel, dat werd voor mij steeds duidelijker. Wat overbleef, was de vlucht in de onbegrensde wereld van de fantasie. En het weinige dat boeken en films te bieden hadden. De avonturen van Tom Sawyer van Mark Twain boeiden me. Vooral enkel scènes die voor de meeste lezers vermoedelijk niet erg opwindend zijn maar voor mij... Gelijk aan het begin, al op de eerste bladzijde, krijgt Tom van zijn tante een pak slaag omdat hij van de jam snoept, en later, uit liefde voor een medescholiere, bekent hij op school een vergrijp dat in werkelijkheid door haar, de aanbedene, begaan is. Hij krijgt daarvoor een geduchte afstraffing met het rietje. Opwindend! Maar nog meer hield ik van de boeken van Karl May. En in het bijzonder was ik gecharmeerd van Winnetou. De verhalen over het apacheopperhoofd fascineerden me in twee opzichten. Allereerst hield ik van de figuur zelf: een grote, sterke, onoverwinnelijke en toch altijd zachtaardige, begrijpende, rechtvaardige man, die opkwam voor de bescherming van zijn volk. Dat was hem: de man van mij leven; daar bestond geen twijfel over. In de kinderatlas kleurde ik met een rode stift de vluchtweg in die mij (ik was toen acht jaar) naar de reservaten van de Apachen zou brengen. Ik wilde hen overreden weer zo te leven als in de Karl May boeken beschreven stond. En ik was ervan overtuigd dat ik daar ook mijn 'man' zou vinden, die ik als een soort vader of grote broer zag. Op een nacht was het zover. Met vijftien mark uit mijn spaarpot, een landkaart en een afbeelding van Winnetou ging ik door het venster van de kinderkamer op weg in de grote wereld, waar kracht en hardheid zouden heersten. Voor mijn ouders liet ik een briefje achter dat ik een belangrijker opgave in de wereld had dan dagelijks naar school te lopen. Jammer genoeg mislukte mijn actie al bij de tweede kruising, mijn moeder was door het klapperen van het open raam wakker geworden. Ze beloofde me een reisje naar Noord-Amerika. Na mijn eindexamen... De Winnetou-verhalen waren nog op een andere manier fascinerend. Altijd weer waren er episodes waarin de vijandelijke stammen de strijdbijl opgroeven, zich op het oorlogspad begaven en elkaar gevangen namen. Fascinerend boven alles echter: de martelpaal. 'Hij zal twintig doden sterven' was een zin die mij door merg en been ging. En er was geen gebrek aan precieze beschrijvingen van gruwelijke kwellingen die langzaam tot de dood leidden. Bloedend door de zweepslagen werden de gemartelden als maaltijd aan de gieren toegeworpen, of ze werden met een zoete substantie bestreken om insecten aan te lokken, of naakt aan palen geketend, die in wassend water stonden. Ze werden geradbraakt, vastgebonden, door paarden voortgesleept tot ze dood waren. Onder hun martelpalen werden vuren opgestookt om ze aan het praten te krijgen... De variëteit aan kwellingen in deze verhalen was enorm. Niet dat ik met de gemartelde zonder meer had willen ruilen. Want eerlijk gezegd was ik ontzettend kleinzerig. Wat me niet losliet, was veel meer de uitzichtloosheid van de situatie waarin de slachtoffers zich bevonden, de verschrikkelijke verwachting van wat er te gebeuren stond. Door de lust die de voorstelling van deze pijnen en kwellingen bij mij opwekte, kon ik al snel alle toepasselijk passages uit mijn hoofd opdreunen. In het geheim, wel te verstaan. De andere kant van mijn bestaan, de oppervlakkige, was die van het vrolijke meisje dat met veel geduld poppenkleertjes maakte, trots op de piano eerste etudes van Mozart pingelde en voor een uiterst vlijtige scholiere doorging. Deze kant in mij streefde naar het ongevaarlijke en verstandige, naar de veilige en vriendelijke dingen in het leven. Mijn poppen kregen een vrije, liefdevolle opvoeding, mijn opstellen waren - afgezien van de genoemde uitzondering - allemaal vrolijk en zorgeloos van toon en dat gold ook voor mijn eerste pianocomposities. Ik speelde onschuldige meisjesspelletjes met de onschuldige buurtkinderen. Mijn ouders konden me voorhouden dat ik het goed opgevoede meisje was, dat een lieve man en vele, vele kinderen wenste en net zoals haar mama wilde worden. Een kind waarvan je gewoon wel moest houden, altijd bereid om te helpen. En zo vrolijk! Een masker. Zo begint het 'drama van een begaafd kind:' zeg me hoe ik jullie moet behagen en zo zal ik zijn, nee, zo zal ik lijken! Toch hield ik door dit verstandige en vriendelijke schijnbestaan de handen vrij, kwam er ruimte voor datgene wat werkelijk in mij aanwezig was en steeds sterker naar de oppervlakte drong: de zucht naar de duisternis, naar de angst, naar pijn, naar het verkennen van grenzen. In vrolijke zomerkleertjes liep ik, vriendelijk zwaaiend naar mijn moeder voor het raam, zogenaamd naar de zandbak, maar in werkelijkheid een paar straten verder, waar de bosjes bescherming boden. Jurk uit, turnpak aan en dan bliksemsnel op weg. Naar het sportveld. Daar waren alleen maar jongens. Meisjes waren niet welkom. Dat wist ik, en juist daarom ging ik erheen. Ik wist ook het antwoord op de vraag of ik mee mocht spelen: hoongelach, spot gefluit. 'Jij? Een meisje?? We zijn hier niet op de kleuterschool! Jij hebt helemaal geen kracht!' Dat was het. Dat ene woord: kracht. Ik stormde op de sterkste toe. 'En of ik kracht heb!' Ik sloeg er ongecontroleerd als een wilde op los, schopte om me heen. Ik kende de afloop van deze 'gevechten': gevechten om overwonnen te worden. Daarna was ik rustig. Opgelucht. Op de een of andere manier vrij. In de bosjes trok ik mijn zomerjurkje weer aan en streek ik mijn haren glad. 'Een lief meisje, nooit maakt ze zich vuil.' 's Avonds in bed keek ik trots en gelukkig naar de blauwe plekken op mijn armen en benen, die ik aan mijn vechtpartijen had overgehouden. Tekenen... Rond Kerstmis zijn er films op tv die in het oude Rome spelen. Ik mag ernaar kijken. Voor het eerst hoor ik over gladiatoren en over slavinnen. Ik geloof dat ik mijn bestemming gevonden heb. Ik word slavin. Er ontbreekt alleen nog een sterke Romeinse veldheer. Mijn vader meesmuilt: 'Dat bestaat toch helemaal niet meer, kindje. Godzijdank is die tijd voorbij. Slavernij is iets heel ergs. Niemand mag een ander mens tot slaaf maken, zijn lot bestemen, hem pijn doen.' Ik weet alleen dat het leven dat deze slavinnen in de Romeinse tempels leiden, mij bevalt. Maar ik ben te laat, veel te laat geboren. Op een gegeven moment beschouw ik dergelijke films en boeken alleen nog als model voor mijn eigen fantasieën. Die hebben het voordeel dat ze altijd aan de actualiteit aangepast zijn en op elk moment opgeroepen kunnen worden. Ook zijn ze exact op mijn meest geheime wensen toegesneden. Het zonnige leventje van het brave meisje ging ondertussen gewoon verder. Na de vierde klas ging ik naar een gerenommeerd katholiek meisjesgymnasium, een privé-school. Tot vreugde van mijn ouders. En ook ik had reden tot vreugde: een paar nonnen, die uit een heel andere tijd overgebleven waren, zaten opgesloten in hun herinneringen, brachten de geschiedenis van de oude muren en vertrekken weer tot leven en dweepten met de 'goede oude tijd', waarin ze met types als wij heel anders omgegaan waren. Hun bestaan alleen al en hun kledij onderstreepten bijna perfect de sfeer van het kale gebouw. Ik was dolenthousiast. Mijn enthousiasme werd nog groter omdat we elke dag herinnerd werden aan het lijdensverhaal van Christus. We waren tenslotte leerlingen van een katholiek meisjesgymnasium, stuk voor stuk zondaressen, die het grote offer van Jezus Christus onophoudelijk voor ogen gehouden moest worden: 'Ze geselden hem tot bloedens toe met doornen, drukten hem een kroon van scherpe doornen op het hoofd... Hij werd tot de dood aan het kruis veroordeeld, moest eigenhandig zijn kruis de berg opdragen naar de plaats van de terechtstelling, aangespoord door de zweepslagen van de Romeinen... Toen bonden ze hem aan het kruis, sloegen spijkers door zijn handen en voeten...' Zuster Ludmilla was ervan onder de indruk hoezeer ik gegrepen werd door het lijdensverhaal van Christus. Steeds weer wilde ik het verhaal horen en was ik nieuwsgierig naar details. Ook over de vervolging van de christenen liet ik me telkens weer vertellen. En over zondaars, bijvoorbeeld ontrouwe vrouwen die gestenigd werden. Ook het ochtendritueel voor het begin van de les beviel me erg goed: zingen, bidden, biechten, een uur kerkdienst. Pas nadat we zo gelouterd en voorbereid waren, begon het wereldlijke onderricht. Kinderen van openbare scholen lachten ons daarom uit. Ook onze angst voor de directeur wekte de spot van andere kinderen. Slechts zelden kreeg een leerlinge hem te zien. Hoogstens als een van ons zich zo gedragen had, dat alleen van een ernstige berisping door de hoogste autoriteit nog verbetering te verwachten was. Het duurde een paar jaar voor ik hem zelf voor het eerst zag. Toch was zijn macht overal te merken. Hij was zogezegd alomtegenwoordig door afwezigheid. De sfeer van het christendom begon voor mij een bepalende rol te spelen. Gefascineerd hoorde ik over deemoed, ascese, over het gebod zich aan Gods wil te onderwerpen. Ook het knielen na het ontvangen van de hostie inspireerde me, net als de duisternis van de kapel, de bezwerende gezangen, de drukkende stilte. Ik hoorde over mensen die vasten, zichzelf geselen, afzien van alle verleidingen, en dat alleen voor HEM, voor God. Ik hoorde over het klooster. Weer was ik er zeker van dat toch mijn weg gevonden te hebben: ik wilde het klooster in. Het zou de hardste vorm van onthouding moeten zijn: alles opgeven, alles weggeven, alleen voor HEM. Zuster Ludmilla veegde heimelijk een traan van ontroering uit haar oude vermoeide ogen, toen ik haar mijn wens kenbaar maakte. 'Lief meisje', zei ze, 'het leven in het klooster is tegenwoordig wel wat anders geworden. Ik laat je graag ons klooster een keertje zien.' Aan de hand van mijn geïrriteerde moeder liet ik me op een middag door zuster Ludmilla door het klooster rondleiden. Voor de sobere kloostercellen waren aangename en royaal ingerichte kamers in de plaats gekomen. Er werd zo goed als nooit gevast, wat door de lichaamsomvang van de zusters duidelijk bewezen werd. Alles bij elkaar verschilden de dagelijkse bezigheden van een non vandaag de dag nauwelijks van een andere werkende vrouw. Allemaal gingen ze naar hun werk, waarbij ze wel een deel van hun geld afgaven, maar dat buiten het strenge kledingsvoorschrift bijna de enige beperking. Het afzien van lichamelijke liefde leek mij toentertijd volkomen bijzaak. Geen geseling. Geen ascese. Geen absolute overgave. Ik was teleurgesteld. Mijn moeder was opgelucht. En uit de goedmoedige blik van zuster Ludmilla sprak begrip. Het leven ging verder. Mijn zoektocht ging verder. De zoektocht naar iets wat ik niet beschrijven kon. Ik wist zelfs niet eens dat ik op zoek was. Maar iets in mij liet me niet met rust. Een diepe, pijnlijke hartstocht dreef me verder. Ik zocht sterkte, hardheid, grenzen, maar tegelijkertijd altijd ook liefde. Op een gegeven moment, na mijn lange odyssee zonder geluk door de realiteit, begon ik verhalen te verzinnen. Eigenlijk waren het niet alleen maar verhalen. Het was een afgesloten wereld op zich. Een wereld die alleen mij toebehoorde, waarin ik als enige toegang had, die door mij geschapen was. In deze wereld, die ik met gesloten ogen tot in het kleinste detail voor me zag en nu nog kan zien, ervoer ik alles wat ik in de werkelijkheid tevergeefs gezocht had: spanning, angst, pijn, liefde, schrik, hoop, bevrijding. Mijn eerste verhaal ging over een boerenfamilie met vier kinderen. De ouders en hun kinderen moesten hard werken om te kunnen overleven. Ik was zelf de kleinste van vier broers (een jongen!) en hoefde daarom minder zware lichamelijke arbeid te doen, maar elke frustratie, elke agressie van mijn broers ontlaadde zich automatisch tegen mij, de kleinste, zwakste en meest hulpeloze. Ze lieten me in het bos achter, sloten me op, sloegen me en lieten me dingen doen die onontkoombaar tot een bestraffing door mijn vader moesten leiden. Ik was erg bang voor mijn vader, een door het leven hard geworden man. Maar ik achtte hem tegelijkertijd hoog en hield grenzeloos veel van hem, omdat hij altijd gelijk had. Hij sloeg mij of mijn broers nooit zomaar omdat hij een slecht humeur had' alles wat hij deed had een reden, en ook al was dat soms moeilijk in te zien, het gebeurde toch allemaal voor mijn eigen bestwil. Ik leed en ik was bang, maar tegelijkertijd was ik oneindig gelukkig in mijn wereld. Ik beging allerlei vergrijpen, mijn broers verzonnen allerlei gemeens, ik moest allerlei straffen ondergaan... Het hoogtepunt van het verhaal was het ritueel van de bestraffing, een moment van de hoogste kwelling, maar ook het moment van de vervulling en de bevrijding. De avonturen en misdaden hadden eigenlijk alleen de bedoeling een geloofwaardige mise-en-scène te vormen van waaruit het stuk onvermijdelijk altijd naar hetzelfde hoogtepunt voerde. De spanning begon als duidelijk werd dat een misdaad ontdekt was, dat vader ervan wist. Ik rekte de fase van de angst, van de schrik, zoveel mogelijk. Ik genoot van de angst. De onmogelijkheid het vergrijp uit te wissen. Ik genoot ervan aan de situatie overgeleverd te zijn, aan de macht van mijn vader. Alles speelde zich heel realistisch in mijn binnenste af . Dan het onvermijdelijke moment: ik stond voor mijn vader. Mijn hart klopte in mijn keel. Ik sidderde, ook in werkelijkheid, in de veilige omgeving van mijn bed. Dan de bekentenis. Het berouw. De afkondiging van de straf. De spanning bereikte een hoogtepunt. Dan de straf zelf. Altijd was het een lichamelijke straf. Hard en consequent doorgevoerd, maar altijd terecht. Mijn gehuild, gekerm, geschreeuw. De tranen vloeiden op mijn hoofdkussen, ik zweette, ik slikte, was helemaal buiten mezelf. Na de bestraffing stuurde mijn vader mij naar mijn kamer. Daar moest ik enige tijd alleen blijven, om me te bezinnen op mijn vergrijp. Ook deze scène betekende voor mij een moment van ongelooflijke spanning; het wachten tot hij zou komen om me uit mijn eenzaamheid te verlossen. Voetstappen. Nog een keer hoogspanning. In de duisternis van mijn kamer hield ik mijn adem in, sidderde over mijn hele lijf. eindelijk: hij komt... Hij neemt me in zijn armen. Hij streelt me, troost me. Alles is vergeven. hij houdt van me. Dat was het mooiste moment, het moment waarop alle gevoelens waartoe ik maar in staat was, harmonische in elkaar vloeiden. Alles in mij was slap, alles was tot rust gekomen en tegelijk open. Bevrijding. . . Geluk. Langzaam dook ik op uit mijn wereld, terug in de realiteit. Ik keek naar mijn vader, die altijd vol begrip was, die me nooit zou slaan, maar me zo vaak van zich af stootte, die onrechtvaardig kon zijn en humeurig en bij wie ik er helemaal niet zeker van was dat hij van me hield. Ik keek naar mijn moeder, voor wie alleen uiterlijk prestige telde, bijvoorbeeld dat ik de beste van de klas was, en dat ook nog op een gerespecteerd gymnasium voor de maatschappelijke elite. Wat was ze trots op haar brave dochtertje: zon, piano, prestatie, beleefdheid, meisjesboeken... Steeds vaker dook ik onder in mijn wereld. Ik kwam na school thuis, maakte mijn huiswerk en ging daarna vaak meteen naar bed. Ogen dicht en mijn wereld in. Mijn moeder straalde: zo'n braaf kind! Ligt al in bed als ik 's avonds om zes uur uit mijn werk kom. 'Voor haar telt alleen de school, daarvoor wil ze elk offer brengen.' Offer. . . Een tijdlang had ik een ander verhaal. Enkele maanden lang was ik aan een door de duivel bezeten vrouw overgeleverd, die naar buiten toe weliswaar liefdevol en bezorgd was, maar me in werkelijkheid behekste, zodat ik voortdurend tegen elk denkbaar gebod zondigde. Ze toonde zich dan heel teleurgesteld, was geërgerd en woedend en bestrafte me dan zo hard als op dat moment nodig was, altijd met een ondoorgrondelijke glimlach op haar lippen. In dit verhaal leed ik in donkere gangen en kelders aan kettingen en bij duivelsuitdrijvingen. De vrouw was voor mij tegelijkertijd redding en ondergang. Er was geen ontkomen aan: ik stond onder haar invloed, haar magische macht, haar duivelse spel, waarin ze me het kwade toediende, en waaraan ik net zo goed blootstond als aan mijn begeerte naar haar troost en haar vergeving. De absolute afhankelijkheid. De volmaakte overgave. Ik was negen jaar oud. Mijn moeder wilde niet dat ik sprookjes las, omdat ik voor die gruwelijkheden veel te jong was en bovendien te gevoelig... Mijn geheime fantasiewereld bepaalde mijn kinderjaren. Zelfs nu nog is geen werkelijke gebeurtenis zo reëel voor mij als de verhalen die ik verzon. Geen ander gevoel kwam ook maar in de buurt van de gevoelens die tijdens mijn verhalen in me opkwamen. De werkelijkheid was vervelend, kleurloos en oninteressant. Maar ondanks de net zo goed bange als blije uren in mijn wereld groeide mijn onrust verder. Ik wilde werkelijke angst beleven, waarlijk troostende armen om me heen weten. Voor de laatste keer probeerde ik wat ik nodig had bij mijn vader te vinden. Ik vervalste rapporten, spijbelde van school, stal weer geld, deze keer zelfs van een belangrijke klant van mijn vader. Nu, dacht i, nu moet er toch wel wat gebeuren! Om het nogmaals heel duidelijk te zeggen: dit gebeurde allemaal onbewust. Ik wist op dat moment helemaal niet dat ik pijn wilde voelen, wilde genieten van het gevoel overgeleverd te zijn, probeerde grenzen te verkennen. Als iemand dit beweerd zou hebben, dan zou ik het verontwaardigd van de hand gewezen hebben, en het trouwens helemaal niet begrepen hebben. De dag van de ontdekking kwam, mijn bouwwerk van leugens stortte in elkaar, net als mijn moeder. En het ergste was, mijn vader ook. De teleurstelling sloeg hen beiden op de grond, alleen mij sloeg niemand. Mijn moeder huilde, mijn vader zuchtte: 'Wat moeten we met jou aan?' Daarop had ik hem een heleboel kunnen antwoorden. Maar ik deed het niet. Hij zou het zelf hebben moeten weten: hard en sterk zijn, rechtvaardig en consequente maatregelen nemen, zoals de vader in mijn geheime wereld gedaan zou hebben. Ik huilde overigens toch, omdat het me zo'n verdriet deed dat hij er niet was, dat hij niet werkelijk bestond. Mijn ouders beschouwden mijn tranen als teken van berouw en vergaven me nog een keer. Een klein vleugje hoop lag in het onderhoud met de directeur. Tenslotte had ik rapporten vervalst. De klassenleraar greep me zonder pardon vast en sleepte me voor de eerste keer de steile trap naar de torenkamer op, waar het hoofd van de schooldirecteur zich bevond. Ik was op alles voorbereid en verschrikkelijk opgewonden. De zware houten deur ging open. 'Hier is ze,' zei de klassenleraar, duwde me de kamer in en ging weg. De kleine misvormde man achter het grote bureau schoof zijn stoel naar me toe en bekeek me met opgezwollen, rode ogen. Met onvaste hand greep hij de vervalste rapporten, sprak lispelend en haastig over de wet en het prestige van zijn school. Er volgde nog een vermaning en het dreigement dat ik van school moest als het nog eens gebeurde. Dat was alles. En voor deze man was ik zo bang geweest! Teleurstelling. Van de realiteit was niets te verwachten. En ook mijn verhalen waren niet meer genoeg voor me. Tenslotte nam ik het heft in eigen hand. Natuurlijk nog steeds volstrekt onbewust, ik met mijn elf jaar. Het was de tijd van de sekten. Op elke hoek van de straat zongen Hare Krisjna aanhangers, en de leden van de 'Kinderen van God' wachtten voor de poorten van de school om ons de weg naar een beter leven te wijzen. Ik trad niet toe tot een van deze sekten. Hun motieven waren me wat al te doorzichtig; bovendien had ik geen geld en was alleen daarom al niet interessant voor hen. Maar het idee op zich beviel me wel. En zo stichtte ik mijn eigen sekte. Voor mij alleen. Ik werd het belangrijkste en enige lid van de 'Black moon-Sekte'. Black Moon, de leider, de god, was een vreselijk hard mens, altijd in het zwart gehuld, wiens gezicht niet te zien was. Hij kende medelijden noch genade. Alleen hardheid en strikte gehoorzaamheid. Ik kocht een dik zwart boek. In dit 'Black Moon-Boek' tekende ik heel precies meer dan honderd wetten op, waarvan de naleving voor mij de hoogste plicht was. Het waren voorschriften over kleding en eten, gehoorzaamheidsoefeningen, te verrichten prestaties en nog veel meer. Bij inbreuk volgende er harde straffen, die ook in het boek beschreven stonden. Op de piano componeerde ik de 'Black Moon song'. Ik had allang een geheime voorliefde voor Bach, Chopin en Debussy ontdekt, terwijl mijn liever Mozart en Hadyn hoorden. Donkere, zware, mythische klanken. Treurmarsen. Duistere kathedralen, waarvan de klokken om middernacht in de nevel sloegen. Na het muzikale begin moest ik neerknielen. Ik had een klein altaar opgericht met afbeeldingen, een kaars en een spiegel, waarvoor ik ging zitten. Dan was het tijd voor de biecht. Ik bekende mijn vergrijpen, terwijl ik knielde op een hard, ruw stuk hout, dat ik op zolder gevonden had, en bad om genade. Black Moon schonk me die nooit. De straf werd afgekondigd. Ik nam die dankbaar aan en bad om vergeving. Ik bezat een kleine zweep, een deel van een pompeuze - carnavalskostuum, dat ik met leren schoenveters verstevigd had. Andere strafinstrumenten waren riemen, pollepels en stokken. Ik moest me ontbloten en over een krukje gaan liggen. De spiegel draaide ik zo, dat ik alleen de slaande hand te zien kreeg. Met vaste hand voltrok ik de straf. Deze viel altijd hard uit. Vijftig zweepslagen, twintig stokslagen. Dan moest ik op mijn knieën voor de straf bedanken en een zelfbedacht gebed van vijf bladzijden opzeggen. Tot slot ging ik naar bed, naakt. Ik smeerde mezelf met zalf in, die tussen mijn benen brandde, moest uren in een ongemakkelijke positie doorbrengen, terwijl ik een koortsthermometer in had, en moest soms ook met gestrekte armen in de hoek staan, tot ik bijna omviel. Mijn moeder was blij met haar vlijtige dochtertje, dat allang klaar was met haar huiswerk als ze 's avonds van haar werk kwam. Mijn vader was trots op mijn goede cijfers, zonder te weten dat een wet van de sekte mij tot deze goede cijfers verplichtte... Op de eerste schooldag na de zomervakantie, in de vijfde klas, was zij er. Een nieuwe. Uitgerekend naast mij. Ik lette eerst helemaal niet op haar, en ze zei zelf ook geen woord. Dat viel iedereen op, al snel ook de leraar. Uiteindelijk vroeg hij op een keer waarom ze zo gesloten was en of ze niet wat over zichzelf wilde vertellen. Haperend begon ze. Ze vertelde over strenge ouders en slagen die ze te verduren had en over zwaar werk dat ze dagelijks tot 's avonds laat moest verrichten. Iedereen zweeg onthutst. Ik slikte. De leraar schudde merkbaar aangedaan zijn hoofd. Wat niemand wist, behalve de leraar natuurlijk, en wat ze mij pas later toevertrouwde: ze had helemaal geen ouders. Ze woonde in een internaat, dat om zijn vrije opvoeding bekendstond... Ze werd mijn beste vriendin. We liepen urenlang hand in hand door de straten. Op het schoolplein verzonnen we verhalen over verstoten kinderen en arme wezen. We tekenden en schreven zelfs een kleine eigen krant: 'Verschrikkelijke belevenissen van een tehuiskind.' daarin stonden berichten over de nieuwste en gruwelijkste strafmethoden en schrikaanjagende verhalen van genadeloze opvoedsters. We vonden voor ons beiden ziekten uit, die alleen met de meest pijnlijke methoden te genezen waren: met heel grote injectienaalden, urenlang tempen en pijnlijk brandende zalf. De huisapotheek van mijn ouders werd opvallend snel leger en leger. Ik was gelukkig. Eindelijk had ik een bondgenoot. Een zuster. Eindelijk was ik niet meer alleen. Ik had geen droomwereld meer nodig, geen vlucht meer in de fantasie. In werkelijkheid, met mijn vriendin, kon ik nu alles beleven wat ik tevoren alleen in mijn verhalen gevonden had. Maar ik wilde graag allebei hebben: de werkelijkheid en de droomwereld. Liever gezegd: ik wilde die twee met elkaar verbinden. Ik vatte moed en vertelde voor de eerste keer aan een ander over mijn verhalen en ook over mijn sekte. Ik wilde haar, die zo op mij leek en die me zo goed begreep, in deze wereld en mijn sekte opnemen. Ze luisterde. Ze bekeek nieuwsgierig het zwarte sekteboek, las de wetten die erin opgetekend waren en de bijbehorende straffen. Ze verbaasde zich over de zelfgemaakte zweep. En vervolgens begon ze te lachen. Ze lachte me uit. Zij. Ze giechelde over wat voor mij het belangrijkst geweest was: over mijn wereld, mijn droomvader, de sekte - over mijn gevoelens. 'Onzin' noemde ze de dingen die mijn leven bepaald hadden. En ik was er zo van overtuigd geweest dat het haar net zo zou aanspreken als mijzelf! 'Die sektetroep' vond ze waardeloos. De doktersspelletjes waren iets anders. Maar zelfs daarin had ze niet echt zin meer. Ze ging weg. Lachend. Ik huilde een weekeinde lang. Om haar. Om mezelf. Om een verloren droom, een verwoeste wereld, een gevallen god. Daarna kwam ik tot rust. Ik had het begrepen: wat ik deed, wat ik wilde en wat me gelukkig maakte, was niet juist, was niet normaal. Ik was anders dan de anderen. Ik was alleen. Melchior: ... Wat heb je hiervoor gedroomd, Wendla, toen je aan de Goldbach in het gras lag? Wendla: Dwaasheden, onzin... Melchior: Met open ogen? Wendla: Ik droomde dat ik een arm, arm bedelkind was, ik werd al om vijf uur de straat op gestuurd, ik moest de hele dag bedelen in weer en wind, onder harteloze, ruwe mensen. En als ik 's avonds thuiskwam, rillend van de honger en de kou, en niet zoveel geld had als mijn vader verlangde, dan werd ik geslagen, geslagen... Ik, Melchior, ben in mijn leven nooit geslagen, geen enkele keer. Ik kan me nauwelijks indenken wat het betekent geslagen te worden. Ik heb mezelf wel eens geslagen, om te ervaren wat je dan voelt. Het moet een afschuwelijk gevoel zijn. Melchior: Ik geloof niet dat een kind er ooit beter van wordt. Wendla: Waarvan beter wordt? Melchior: Van dat het geslagen wordt. Wendla: Bijvoorbeeld met deze twijg! Brr, wat is die taai en dun. Melchior: Die trekt bloed aan! Wendla: Zou je mij daar niet een keertje mee willen slaan? Melchior: Wie? Wendla: Mij. Melchior: Hoe kom je erbij, Wendla! Wendla: Wat geeft dat nou? Melchior: Wees toch rustig! Ik sla je niet. Wendla: Maar als ik het nu goedvind? Melchior: Nooit, meisje! Wendla: Maar als ik je er nu om vraag, Melchior! Melchior: Ben je niet goed wijs? Wendla: Ik ben in mijn leven nog nooit geslagen! Melchior: Hoe kun je zoiets vragen...! Wendla: Alsjeblieft... alsjeblieft... Melchior: Ik zal je leren vragen! (Hij slaat haar.) Wendla: O god, ik voel helemaal niets! Melchior: Dat geloof ik graag... Door al die rokken heen... Wendla: Sla me dan op mijn benen! Melchior: Wendla! (Hij slaat haar harder.) Wendla: Je streelt me alleen! Je streelt me! Melchior: Wacht, heks, ik zal de duivel bij je uitdrijven! (Hij gooit de stok opzij en slaat met zijn vuisten erop los, zodat ze in een vreselijk geschreeuw uitbarst. Hij trekt zich daar niets van aan, maar ramt als een woedende op haar in, terwijl dikke tranen over zijn wangen lopen...)* * Uit: Frank Wedekind, Fruhlings erwachen.

3 Vechten om overwonnen te worden

Vechten om overwonnen te worden
Jeugd van een masochist

De pubertijd kwam, ook voor mij. Vroeg en hevig. En daarmee alle nieuwe gevoelens en verwarring waaraan een jong meisje in deze levensfase wordt blootgesteld.
Mijn spel was ik vergeten en het sekteboek had ik verbrand. De spiegel werd belangrijker. De gebruikelijke kalverliefdes volgden, het gebruikelijke liefdesverdriet.
Ik stond bekend als een kenau, wild, arrogant en ontembaar; en toch verlangde ik ernaar getemd te worden.
Ik was geliefd en begeerd en had veel vrienden, die allemaal heel aardig tegen me waren. Te aardig.
Ik provoceerde. Ik ging tekeer, raasde en tierde, ik sloeg om me heen: kom op, bedwing me, wilde ik schreeuwen, wanneer komt er eindelijk iemand...?
'Een waanzinnig type, een dijk van een meid, met alle respect!' Mijn omgeving, in het bijzonder de mannen daarin, gingen op hun knieën van bewondering.
Onder mijn keiharde schil huilde ik, smeekte ik om bevrijding. Kwam er toch eindelijk maar iemand...! Maakte iemand maar eens overal een einde aan! Zei iemand maar: nu is het genoeg! Sloeg iemand nu maar eens terug!
Hysterisch om me heen slaand draaide ik om mezelf heen. Steeds in een kringetje. Doelloos. Labiel. Ik kende geen grenzen meer en wilde niets anders dan iemand tegen het lijf lopen.
Mijn puberteit werd een rampzalige tijd voor mijn ouders. Ik raakte verzeild in de rock- en punk scène, rookte, dronk, stal en zwierf rond. Ook daartegenover stonden ze hulpeloos, zonder te weten hoe hulpeloos ik zelf was. Ze troostten elkaar, zo goed als het ging: 'Dat is de logische compensatie voor haar brave kinderjaren.'
Ik bleef me druk maken: waar is het? Waar is hij? Waar zijn de grenzen die ik zoek en die ik nodig heb? Sterkte zoek ik, autoriteit, dominantie. Ook liefde, begrip, warmte. De pijn en bevrijding.

Ik raasde in een waanzinnig tempo door de tijd en door relaties, door hoop en teleurstellingen. Nieuwe relaties, nieuwe hoop... Ik verwoestte illusies, om nieuwe op te bouwen.
Er kam niemand. In de bioscoop huilde ik als ik Rhett Butler zag in 'Gejaagd door de wind'. Bij de scène waarin hij eindelijk die ongebreideld egocentrische, o zo mooie vrouw pakt en haar toont hoe de vork in de steel zit. Ik begrijp haar (gespeeld) afweer en nog beter de glans in haar ogen de volgende ochtend.
Waarom kan ik haar niet zijn? Waar is mijn Rhett Butler? Ik verachtte de mensen die schijnbaar alles deden om mij gelukkig te maken, en toch niets. Zij die beweerden dat ze van me hielden en niet merkten wie ik was. Zij die alles begrepen, alles vergaven. Ik verachtte hen zoals ik mijn vader veracht had. Ze noemden het invoeling, begrip. Ik noemde het onverschilligheid, lichtzinnigheid, ja zelfs veronachtzaming.
Ik was zonder houvast, zonder grenzen, alleen.
En ik vocht. De uitzichtloze strijd om mijn nederlaag. Ik vocht ook tegen alle onwerkelijke autoriteiten, tegen de maatschappij, mijn ouders, de school.
Ik provoceerde iedereen. Raasde verder, gedreven door een kwellende onrust. Iemand moest toch ooit...
'Ik sla geen vrouwen,' zei Johnny, de leider van een rockersbende, nadat ik hem voor ieders ogen geblameerd en zelfs aangevallen had. Johnny, die vanwege zijn brutaliteit zo gevreesd was...
Rusteloos doolde ik verder. Altijd op zoek naar... Ik weet het niet.
En al weer bleef alleen de vlucht in de fantasie over. Nogmaals de toevlucht tot een andere wereld.

Een vader die weet hoe hij met mij, zijn kind moet omgaan, is er deze keer niet meer. Nu is deze harde, rechtvaardige, liefdevolle figuur uit mijn kinderjaren een man geworden. Hij heeft dezelfde gelaatstrekken, dezelfde ogen: hard en vol warmte.
En hij heeft macht. Een onverklaarbare, stille macht en dominantie, die geen bewijzen nodig heeft, waarbij je niet naar het waarom hoeft te vragen.
Nu ben ik vrouw, jong meisje geworden in deze eigen wereld, die donker is, maar ook bescherming geeft. En ik houd met elke vezel van mijn lichaam van deze man; nu ook rijper, lichamelijker dan ik eerder van mijn droomvader heb gehouden.

Weer kom ik in opstand tegen de bevelen van deze figuur, schend ik elke afspraak. Weer de spanning, de angst voor het moment van ontdekking. Weer de straf.
De vergrijpen zijn anders geworden, de straffen zijn veranderd. De gevoelens zijn hetzelfde gebleven: angst en fascinatie.
In zijn armen word ik tot vrouw, mijn door de slagen verhitte lichaam ervaart door hem de eerste lichamelijke lust en bevrediging.
Hij is niet schuchter. Ken geen vals mededogen zoals de anderen. En toch verwondt hij me nooit. Nooit werkelijk. Hij verlangt het absolute. De volkomen overgave. De openbaring van mijn geheimste wensen.
Ik geef ze prijs. Aan hem alleen. Ik weet dat hij ze zal bewaren.

De vriendschappen, de eerste seks met de jongens van mijn leeftijd verveelde me.
Maar ik functioneerde. Keurig.
Een lege huls. Een masker.

Op een dag geef ik hem een naam: Jackson.
Ik koop een gouden naamkettinkje, waarin ik zijn naam laat graveren. een sluier van onneembaarheid omgeeft me voortaan. Mijn mannelijke omgeving prikkelt dit nog meer.
Maar tegen HEM heeft niemand een kans.

Ik werd rustiger. Verdraagzamer. Mijn schoolcijfers werden beter. Mijn ouders halen opgelucht adem: gebeurd! Ze heeft haar puberteit achter zich gelaten.
'Het geluk is aan je te zien, kind,' zei mijn moeder met een tevreden blik op een of andere jongen met onschadelijke oprechte intenties. Ze was er zeker van: 'Hij is zo doelbewust, precies de juiste voor jou!'
'Doe me pijn, alsjeblieft,' bedelde ik bij hem, de werkelijke, als onze seksuele relatie voor mij onverdraaglijk werd. 'Sla me!' vroeg ik nog een keer.
Hij schoot ontzet uit bed en in zijn kleren. 'Ik ben toch zeker niet pervers!'

Jackson weet wat hem te doen staat.
Voor het feit dat ik hem met deze kleurloze jongeman bedrogen heb moet ik boeten. Zeepslagen op mijn rug, op mijn been en daartussen. 'Dat is van mij,' zegt hij.
Ja toch, alleen van hem, dat weet ik toch? Ik smelt weg, geef me aan hem over. Aan hem, de pijn, de lust...

Mijn moeder maakte zich zorgen: al weer een hoop, een potentiële schoonzoon ontglipt.
'Misschien ben je te sterk,' giste ze, een en al moederlijke bezorgdheid. 'Laat hem nu toch het gevoel dat hij de sterkste is. een man heeft dat nu eenmaal nodig.'

Jackson wordt harder, brutaler.
Hij dwingt me in obscene houdingen. In ordinaire standjes beveelt hij me handelingen aan mezelf. Dagelijks slaat hij me met de zweep.
Ik houd des te meer van hem.

Bij de kantoorboekhandel hadden ze iets nieuws: briefpapier met een zegel en metalen letters, dat je in was moest drukken. Zo kon je je brieven verzegelen en van je initialen voorzien. Een groot succes in de klas.
Ik kocht een zegel met de letter J, hield die minutenlang in een vlam en drukt hem op mijn borst.
Ik schreeuwde het uit van pijn, maar ik was gelukkig.
Niemand mocht me meer aanraken. Alleen hij. Altijd alleen hij. Zijn teken zou ze allemaal afschrikken.
Ik was erg trots. Het liefst was ik naakt rond gaan lopen, zodat iedereen het teken zou zien. Ook al ontbrak de boog en zag het litteken er daardoor meer als een I uit...

In mijn wereld, met Jackson, ben ik gelukkig.
Niemand kan me de liefde voor hem afnemen, niemand kan die verwoesten.
HIJ is er altijd. Hij houdt net zoveel van mij als ik van hem.
Ik weet niet hoe hij eruitziet. Hij blijft een wazige donkere vlek voor me. Ik zie alleen de uitdrukking in zijn ogen: zwak, vol liefde, zacht, en tegelijk wreed, hard, beslist.
Mijn moeder maakte zich weer zorgen. Ik leed een wat al te beschouwelijk leven voor een nauwelijks achttienjarige. School, huiswerk in mijn kamer, daarna vroeg naar bed, verder niets.
Dus dwong ik mezelf ertoe me een- tot tweemaal per week onder de mensen te begeven, het leven in.
Verspilde tijd, tijd zonder Jackson, tijd zonder gevoelens.

Op een discussieavond ontmoet ik Daniël. Hij trekt me aan, omdat hij zonderling overkomt. Gesloten. Rustig. Ik bespeur warme gevoelens. Hij spreekt allen als het van belang is wat hij te zeggen heeft, en dan rustig, helder en overtuigd.
Ik zink weg in zijn ogen. Een kort moment lang zijn het Jacksons ogen. Ze houden stand. Rustig, zonder opwinding.
Alleen ik ben opgewonden en onrustig en word bang. In de pauze verdwijn ik stilletjes, omdat ik deze blik niet uithoud, omdat iets daarin gevaarlijk dichtbij kot. Ik moet me beschermen, mijn gevoelens en natuurlijk Jackson. En toch zit ik er een week later weer, als door een vreemde hand bestuurd.
Hij is er. Glimlacht vrijblijvend.
Hij weet ontzettend veel en met zijn rust en gelatenheid komt hij me voor als een rots in de branding. Ik bespeur zijn superioriteit, die zo'n heel andere oorsprong heeft dan ik tevoren dacht.
Hij trekt vragend zijn wenkbrauwen op, als hij de ingebrande J ontdekt, maar zegt niets. Hij zegt in ieder geval niet veel.
Ook ik ben rustig, altijd een beetje schuchter in zijn aanwezigheid. Hij blijft vreemd voor me, een raadsel. Hij boezemt me ook angst in. Mij gevoelens voor hem dwingen me mijn huidige leven op te geven, om Jackson op te geven. Ik droom niet meer over slaan en geweld, marteling en kwelling.
Ik ben gelukkig, door mijn liefde voor hem.
Maar iets in mij verdraagt dit geluk niet, de rust. De onrust komt terug, de stille aandrang om grenzen te verkennen.
Ik speel het oude spel uit mijn meisjesjaren: provocatie, ruzie, woede.
Daniël is verrast en geïrriteerd. Maar hij blijft rustig. Daardoor verlies ik mijn zelfbeheersing en ga steeds verder. Ik wil dat hij zijn rust verliest, ik wil dat hij uit zijn vel springt, ik wil dat hij woedend wordt, ik wil dat hij...
Op een avond ensceneer ik een ruzie om niets, fok mezelf met eindeloze monologen op tot een dramatisch hoogtepunt, en sla toe. Wild en onbeheerst sla ik hem keer op keer in zijn gezicht. Nu moet hij toch eindelijk...!
Heel rustig staat hij op, houdt mijn armen vast - precies zo stevig dat ik ze niet meer kan bewegen - trekt me over zijn knie en slaat toe. Heel rustig. Misschien tien keer, ik weet het niet meer. De slagen doen pijn, maar niet erg.
Ik schaam me verschrikkelijk, ben totaal in de war. En in een belachelijke pathetische pose verlaat ik het huis en de man die dat gedaan heeft waarnaar ik zonder het te weten de hele tijd verlangd heb.

Pas later is me duidelijk geworden dat ik niet tegen hen, maar tegen mezelf en mijn gevoelens ingegaan was, op het moment dat de vervulling van mijn geheimste wensen werkelijkheid dreigde te worden.
Het was welbeschouwd nog te vroeg voor de vervulling ervan.
Ik had veel verloren. Niet alleen Daniël, maar ook Jackson.
Aangezien de beelden van beiden zich vermengd hadden, vond ik geen toegang meer tot de man van mijn dromen, tot mijn wereld.
De gebeurtenis met Daniël had iets in mij losgemaakt, een beschermende muur afgebroken... mijn met mijn droomwereld verwarde wensen geopenbaard.
Ik voelde me naakt en weerloos.
Razende stormen woedden in mij. Ik was meer in de war dan ooit tevoren in mijn leven, en zonder de mogelijke redding van de vlucht in een veilige fantasiewereld.
Ik was overgeleverd aan de chaos van mijn wensen en gevoelens. Ik draaide in kringetjes, zonder hoop en verloren. Ik liep door de tijd en door de straten. Kwam er maar eindelijk iemand...
Ik was zo alleen, dat de eenzaamheid me dreigde te verstikken, en ik wist geen uitweg.

Hulpeloos begon ik een verhouding, waarvan ik van tevoren als wist dat die niet veel zou opleveren wat ik wilde en zocht. Een ondeugdelijke poging om de pijnlijke wonden van verlangen en eenzaamheid te helen. Een relatie die tot mislukking gedoemd was. Ik kwelde mezelf met banale ruzies, met oppervlakkige opwinding en een inhoudsloze bevrediging.
'Er is iets in jou waar je niet bij kunt komen,' zie hij mij op een dag vertwijfeld.
Daarop had ik geen antwoord. Ik voelde het immers zelf.
'Ik heb nooit het gevoel dat ik je helemaal heb, zelfs niet als we met elkaar slapen,' klaagde hij verder.
Ook daarop wist ik niets te zeggen.
Deze vreemde onrust in mezelf bezorgde me steeds meer angst. Ik was leeg, alleen en vol pijn. Ik had steeds sterker het gevoel te verdwijnen, als er niet eindelijk...
Ik maakte een einde aan de ongelukkige relatie en ging voor het eerst alleen wonen.

Mijn ouders zag ik nauwelijks nog, sinds ik naar een grote stad op een paar honderd kilometer afstand was verhuisd. andere kennissen kreeg ik niet. Ik ging elk aanbod tot een intermenselijke relatie uit de weg. Ik schuwde elke communicatie, elke binding, elke verplichting.
Ik leefde geboeid in dagdromen, met boeken, alleen in mijn woning.
Vergeten.

Le repos de gurrier van Christiane Rochefort houdt me in zijn greep. Het is een verhaal over de liefde en afhankelijkheid van een vrouw die door een jonge intellectueel verleid wordt. In de relatie met hem wordt ze tot aan de grenzen van haar wezen gedreven, wordt ze van haar wil en haar waardigheid beroofd.
Maar bereidwillig neemt ze deze vernederende liefde op zich, zonder schaamte en zonder voorbehoud. En verkrijgt daardoor een heel nieuwe vorm van waardigheid: 'Alles barst uit me los, ik straal van trots, dat ik een vrouw ben...'
Een paar nachten huil ik. Eerst om haar, dan met haar en tenslotte uit verdriet en kwaadheid dat mij dit geluk niet ten deel valt, dat er niemand is die ik zelf tot aan de volledige overgave kan liefhebben, dat er niemand is die mij zo behandelt.

Ik lees verder, kijk in de bioscoop naar films in het genre, hoewel ik daarna nog eenzamer ben en me nog bewuster word van de pijn van de eenzaamheid.
'La Strada' zie ik maar liefst zeven keer (Jean: Lieve Jelzemia). Elke keer stromen de tranen me over de wangen. De grote Zampano, die geen gelegenheid voorbij laat gaan zijn vriendin zo slecht en onwaardig als maar mogelijk is te behandelen, en toch door haar bemind wordt.
En zij laat zich door niets in deze liefde van haar stuk brengen.
Ze slaat zelfs het aanbod van een veel knappere en uiterst charmante kunstenaar om zich bij hem aan te sluiten af. Ze blijft bij Zampano, ondanks de steeds grotere vernederingen.
Maar haar deemoed maakt har niet ongeloofwaardig, maar geeft haar de aura van iets oneindig kostbaars. Haar deemoed is als een diamant, dat naar buiten schittert. Vol geheimen.
Zampano laat haar ijskoud in de steek, als ze op een dag ziek wordt. Maar hij komt niet meer tot rust. Hij zoekt haar, degene die hij verstoten en geminacht heeft. Uiteindelijk hoort hij dat ze dood is, huilend aan het strand op de plaats waar ze stierf. Haar beeld lijkt vanaf dat moment op dat van een godin, een heilige. Haar deemoed heeft haar op een voetstuk geplaatst.
De vrouw naast me in de bioscoop is ontzet. 'Vrouwvijandig!' snuift ze. 'Jij begrijpt er helemaal niets van!' wil ik schreeuwen, alsof het om mijn leven ging. Maar ik begrijp er zelf eigenlijk ook niets van... Ik weet alleen dat ik zo wil leven, zo wil liefhebben als deze vrouw in de film. Maar iets zou met och nog ontbreken, zelfs als ik zo zou leven als zij.

Ik voelde me ziek en vreemd. Op de een of andere manier misplaatst in deze wereld. Gelukzalig stralende paartjes om me heen, maar ik benijd ze niet. Ze hadden gen van alle dat wat ik zocht. Ik wist nog altijd niet wat er eigenlijk in me knaagt, wat me dreef en waardoor ik niet tot rust kon komen.
De pogingen het onbegrijpelijke begrijpelijk te maken, mislukte. Ik vond geen woorden, wist geen metaforen.
Ik gleed verder in de diepe, donkere kloof van een zelfverkozen eenzaamheid. De vlucht in het normale leven, in een banaal- vriendschappelijke relatie leek mij niet langer mogelijk.
Kwam er maar iemand...

Hij kwam niet. In plaats daarvan kwam er een tijdschrift. Per abuis belandde het in mijn brievenbus.
'Open forum voor opvoedkundige vragen' las ik geïrriteerd.
Ik keek naar een zwart witte omslag. Daarop was een vrouw te zien, die met ontbloot achterwerk over een stoel lag. Op de achtergrond een man, die een rietje heft.
Met kloppend hart eigende ik me het tijdschrift toe, dat eigenlijk voor een buurman bestemd was. Ik deed deuren en ramen dicht en sloeg het open. Ik bekeek de afbeeldingen, ik las en ik begreep.

4 Lust door de kwelling

Lust door de kwelling
Bewustwording van een masochist

Heel langzaam - en eigenlijk pas op dit ogenblik - begin ik het te begrijpen: ik ben geen zonderling, ik ben niet ziek, ik ben een masochistische vrouw!
Steeds weer lees ik de verhalen van gelukkig gekwelde vrouwen, lees over de bevrediging door onderwerping, over pijn als stimulans, over de mannelijke lust een vrouw tot slaaf te maken, te kastijden.
Opeens wordt alles me duidelijk. Opeens krijgt alles een betekenis: mijn spel, mijn verhalen, de sekte, Jackson, mijn geheime wereld, mijn gevoelens.
Ik huil. Het is een bevrijdend huilen. De twijfels zijn bij me weggenomen, de drukkende onzekerheid, de verwarring: ik ben niet meer alleen. Ik ben alleen iets anders. En er zijn anderen, die precies zo zijn als ik. Ik weet eindelijk wat ik ben. Het beestje heeft een naam, eindelijk.
En: ik weet eindelijk hoe de man moet zijn die ik nodig heb.
Ik zal mijn geluk vinden!
Wat is alles plotseling gemakkelijk. Wat verbazend eenvoudig. Ik lees over 'O', over 'Justine', lees, lees, lees en begrijp steeds meer. Ik begrijp het moeilijkste wat ik ooit begrijpen wilde: mezelf.
Ik ben opgewonden en vol spanning. Vol hoop. Zeker, de juiste man ontbreekt nog. Maar wat is alles heerlijk eenvoudig geworden!

In de desbetreffende boekjes bieden zich mannen bij de vleet aan. Ik heb allang een heel assortiment van deze blaadjes thuis liggen. Fier en vol verwachting loop ik de seksshop in de stad binnen; in mijn euforie ben ik mijn schaamtegevoel kwijt.
Ik antwoord op twee advertenties en geef er zelf een op. Ik ben vol leven, vol spanning en tegelijkertijd veel rustiger dan tevoren. Meerdere malen per dag loop ik naar de brievenbus. Ik kan nauwelijks meer afwachten. Nu, na zoveel jaar, na die lange tijd van onzekerheid, van wanhoop.

Op een zaterdag komt het eerste antwoord op mijn brieven.
'Je zult geheel en al aan mijn wil onderworpen zijn, besef dat goed,' staat er.
Ik zie Jackson voor me, zijn prachtige hardheid en de warmte in zijn ogen.
'Je wil zal ik breken, je gehoorzaamheid afdwingen,' lees ik verder, opgewonden als zelden tevoren. 'Bel direct op!' eindigt het korte bericht.
Ik loop tien keer naar de telefoon, neem twintig keer de hoorn op en laat hem twintig keer weer op de haak vallen. Plotseling ben ik bang. Werkelijk bang.
Een glas wijn, diep ademhalen. Dan kies ik.
'Ja,' zegt een stem, die iets hoger is dan ik verwacht heb.
Ik zeg haperend wie ik ben.
Meteen wordt de stem donkerder. Iets daaraan bevalt me niet.
Hij beveelt me bij hem thuis te komen. Direct de volgende avond moet ik komen.
Ook dat wekt onbehagen in me op. Maar goed. Nu wil ik het weten.

Ik rijd erheen, sta trillend voor de deur, staar naar de bel. Dan zet ik me over mijn schroom heen.
De zoemer klinkt. Met knikkende knieën loop ik de trap op. Op de tweede verdieping gaat een deur open.
Hij draagt een zwarte leren broek, zwarte leren laarzen, een zwart leren jack en houdt een leren zweep in zijn hand. Maar het toppunt: het zwarte leren masker, dat zijn gezicht half bedekt. Bijna was ik in lachen uitgebarsten.
'Kom binnen!' beveelt hij met een stem die streng moet klinken, maar die uit louter opwinding overslaat en alleen nog maar hulpeloos klinkt. Mijn angst is helemaal verdwenen, net als de spanning.
Hij grijpt me bij mijn arm en trekt me de aangrenzende kamer in. Rood licht, waaraan mijn ogen eerst moeten wennen. Dan zie ik een rustiek bed, met kleden bedekt. Op een witte marmeren tafel liggen diverse attributen uitgestald: zwepen, stokken, knijpers, handboeien en verscheidene dildo's.
'Op je knieën!' blaft het zwarte masker. 'Of nee, kleed je uit, meteen!' kucht hij.
Hier word ik echt niet goed van. Ik voel me vernederd, door het slijk gehaald. Ik had zo lang op deze eerste keer gewacht, en nu blijkt alles zo koud, zo gereduceerd tot een fractie van wat het had kunnen zijn.
Ik vecht tegen mezelf: schrik ik misschien alleen maar van mijn eigen durf? Is het de angst voor de eerste keer?
De man in het leer gunt me geen tijd om een antwoord op deze vragen te vinden. 'Trek ter plekke je kleren uit!' krijst hij. Weer slaat zijn stem over.
Door zijn hulpeloosheid krijg ik het benauwd, maar mechanisch kleed ik me uit.
Ik heb nauwelijks mijn beha losgemaakt of hij grijpt mijn borsten. Lomp en grof trekt hij ze heen en weer.
'He...,' zeg ik 'Ik...'
Klap. Zijn zweterige hand treft mijn rechterwang. 'Geen woord meer, mijn slavenhoertje!' snuift hij.
Hij gooit me op de grond, grijpt bliksemsnel naar de tafel, pakt dan mijn armen, en nog voor ik me verweren kan, ben ik met handboeien aan de poot van het bed vastgeketend. 'Nee!' schreeuw ik uit alle macht. Ik wil alleen nog maar weg, ben verschrikkelijk bang. Ik walg van zijn gedrag.
Hij komt overeind, klautert over mijn benen, haast zich naar de tafel, staat besluiteloos en grijpt eindelijk naar een rijzweepje.
Met gespreide benen gaat hij over me heen staan, klemt mijn lichaam tussen zijn laarzen. Dan doet hij de gulp van zijn broek open.
Zijn lid springt eruit. Ik kokhals.
Hij heft de zweep en slaat uit alle macht over mijn borsten. D pijn snijdt me de adem af, ik kreun. De volgende slag, en nog een. Wreed, veel te hard.
Ik schreeuw alsof ik gespietst word. Tot hij me een stoffige doek in mijn mond stopt. Ik geloof dat ik zal stikken.
Hij trekt mijn benen uiteen, grijpt naar de marmeren tafel en kiest deze keer een zweep met leren repen.
'Nu is je horenkutje aan de beurt!' hijgt hij. Ik kokhals. Snak naar adem. Het is vreselijk! Een nachtmerrie. Alleen al die woorden. Hoe krijgt hij ze over zijn lippen!
Hij laat de zweep tussen mijn wijd gespreide benen knallen, steeds weer. Ik ben bang dat ik zware bloedingen oploop, zo verschrikkelijk is de pijn. Ik ruk zo sterk aan mijn handboeien, dat ik het bed van zijn plaats trek.
Hij beschouwt dat als ongehoorzaamheid, die hard gestraft moet worden.
Als hij naar de knijpers grijpt, ga ik bijna van mijn stokje. Hij trekt aan mijn tepels, laat de knijpers dichtspringen. Ik breek met het leven. De tranen lopen over mijn gezicht.
'Ja, daar wordt je geil van, heh? Dat heeft een slavenhoer als jij nodig. daar wordt je lekker nat van.' Zwaar snuivend schuift hij iets kouds tussen mijn benen, brengt het met geweld naar binnen. Een dildo met noppen. Het brandt, doet pijn.
Met de zweep slaat hij op de binnenkant van mijn dijen. Gevoelloos, mechanisch. Het bloed stroomt. Met leedvermaak denkik aan de vlekken op het tapijt.
Maar dan word ik door diepe ellende overmand: hij gaat over me heen staan en richt zijn stijve penis naar me, precies voor mijn gezicht. Hij begint luider en sneller te kreunen. Mijn tranen maken zijn opwinding nog groter.
Een jammerend slachtoffer, wat een stimulans! Ik huil om mijn gekwetst gemoed, om Daniël, om zijn rust. Mijn hart breekt bijna van schaamte.
Dan rukt hij wild de knevel uit mijn mond en duwt zijn kloppende lid tegen mijn hals.

Stilte.
Ik kom tot mezelf, keer als uit een lange nachtmerrie in de werkelijkheid terug. De zwarte man in het leer zit onderuit gezakt in een stoel. Zijn lid hangt slap uit de gulp van zijn broek.
Hij gaapt.
Ik ben als versteend. Merk nauwelijks meer hoe de handboeien worden losgemaakt. Als in trance kleed ik me aan. Zijn onzekere, onrustige ogen volgen mijn haastige bewegingen.
Ik ren naar de deur, stort me bijna van de trap. Weg, alleen nog maar weg van hier!

Een weeklang lig ik in bed, heen en weer geschud tussen walging en schaamte. Van de badkuip het bed in, van het bed de badkuip in.
Ik voel me als een varken, als een besmeurd, weerzinwekkend varken.
Ik wil normaal zijn! Ik ben niet zo. Ik ben geen slavenhoertje.
Ik ben niet masochistisch, als masochistisch zijn datgene betekent wat ik heb meegemaakt. Ik schreeuw het tegen de muren.
De echo weerklinkt zonder gehoord te worden keihard in mezelf, in mijn verwonde ziel.
De wonden op mijn borsten en op mijn dijen helen langzaam.
De wonden in mijn hart zullen misschien nooit helen.

Na acht dagen sta ik op. Er ligt een brief in de bus. Het tweede antwoord.
De brief is vier dagen oud. 'Zondagavond kom ik je bezoeken,' staat erin.
Paniek. Er resten me nauwelijks meer dan drie uur om te verdwijnen. Natuurlijk zal ik er niet zijn als hij komt. Ik wil er niets meer mee te maken hebben. Ik barst weer in tranen uit, sleep mezelf terug inbed, schokkend door mijn krampachtige huilen.
Plotseling gaat de bel. Als ik, mijn ogen nog vol tranen, tastend naar de deur ben gegaan en opengedaan heb, staat een vreemde man op de drempel. 'Tranen? Van tevoren al?' vraagt hij scherp, maar zacht.
Er gaat een schok door mijn lichaam. Hij is veel eerder gekomen dan aangekondigd. Vermoedelijk dacht hij dat ik anders zou verdwijnen.
Tegen wil en dank laat ik hem binnen. Mijn woning geeft me een bepaald gevoel van veiligheid. Bovendien heb ik een groot keukenmes voor het grijpen liggen in de lade rechts van me.
We zitten een tijdje, drinken koffie, praten urenlang.
Hij is aangenaam rustig en vol begrip. Ik stort mijn hart uit. Hij troost me. Nooit zou hij iets doen wat ik niet prettig vind, ik kan hem volledig vertrouwen. 'Zal ik je - heel zacht - een pak slaag geven?' vraagt hij zachtjes. Een warme blik treft mijn verbaasde ogen.
Ik vertrouw hem, ik ben niet bang, ik weet zeker dat hij niets tegen mijn wil zou doen - en plotseling stel ik vast dat dat me ook niet bevalt.
Ik stuur hem met een kluitje in het riet. Hij toont een blik vol begrip, strijkt schuchter over mijn haar.
Te veel goedheid. Te veel begrip.
Ik begrijp er steeds minder van. Ik begrijp mezelf steeds minder.
Ik kom mezelf vreemder dan ooit voor' nu, op het moment dat ik geloofde mezelf eindelijk te doorgronden.
Ik geloofde dat mijn zoektocht beëindigd was; toen, op het moment dat ik inzag dat ik een masochistische vrouw ben, dat ik lijden wil, pijn wil voelen.
Een tragische vergissing. Mijn zoektocht is nu pas begonnen.

Korte tijd later komt er een pak brieven: antwoorden op mijn eigen advertentie. Ik schud alle angsten en reserves van me af en begin een nieuwe poging.
Het is het begin van een odyssee van verschrikkingen.

Mijn bekentenis masochistisch te zijn wordt door veel mannen beschouwd als een vrijbrief voor de volledige onderdrukking van mijn persoon. Ik had niets meer te vertellen, werd tot een rechteloze slavin verklaard. Maar dat waren dan nog de draaglijke gevallen. Veel afschrikwekkender waren andere belevenissen: gefrustreerde zonderlingen leefden zich uit op mij, figuren die als kind bij hun moeder onder de knoet gezeten hadden, later vrouwen kregen die dit moedertype vertegenwoordigden en nu dankbaar de gelegenheid te baat namen om zich op de vrouwenwereld te wreken. In tomeloze woede sloegen ze op me in, vernederden me op een onmenselijke manier. 'Dat heb je toch nodig! Je wilt het toch, of niet soms?'
Nee, dat had ik niet gewild. Maar wat wilde ik dan wel?
Ik wilde als 'kind' geslagen worden, als slavin met de zweep krijgen, als lustdienares vernederd worden, maar tegelijk als vrouw gewaardeerd worden.
Zo simpel was het.
Zo moeilijk...

De moeilijkheden kwamen ook nog van een heel andere kant: van veel seksegenoten.
Mijn geaardheid was ongewenst, zelfs bijna een schandaal. Zeker niet in de laatste plaats omdat die volledig in tegenspraak was met de tijdgeest. De tekenen van de tijd wezen op de strijd tegen elke onderdrukking van de kant van het mannelijke geslacht. Mijn bekentenis dat ik me graag door mannen liet kwellen, werd als een terugslag beschouwd, maakt de indruk een bespotting te zijn van jarenlange emancipatoire inspanningen. Mijn lust aan lijden werd door de vrouwenbeweging beschouwd als een geniepige aanval uit de eigen gelederen.
Ik zag zelf geen tegenspraak tussen vrouwelijke emancipatie en masochisme. Ik collecteerde voor de oprichting van de eerste blijf-van-mijn-lijf huizen, waarin onderdrukte en mishandelde vrouwen hun toevlucht zochten, terwijl ik voor mezelf wenste door mijn partner geslagen te worden.
Het was immers helemaal mijn eigen beslissing om me op een bepaalde manier te willen onderwerpen, het was een behoefte van mij geslagen en overheerst te worden. en eiste de vrouwenbeweging niet de vrijheid voor je behoeften op te komen en ze te mogen uiten?

Met de leuzen van de vrouwenbeweging in het hoofd waagde ik in een feministische bewustwordingsgroep een poging over mij en mijn geaardheid te spreken.
'Ik ben lesbisch' zo stelde de eerste vrouw uit de groep zich voor, zonder een zweem van onzekerheid. 'Ik heb drie keer een abortus gehad en ben verslaafd aan tabletten,' vertelde de tweede. Hier zit ik goed, dacht ik opgetogen en stelde mezelf voor: 'Ik ben masochistisch.'
Gegeneerd zwijgen.
'Ga snel in therapie!' riep mijn buurvrouw. 'Je moet je laten helpen.'

'Je lichaam behoort jou toe,' zo klinkt het uit de mond van alle vrouwen die voor vrouwen opkomen. Het lichaam waarover zo vrij beschikt wordt, wordt aan hetzelfde geslacht overgegeven, voor bevruchting en abortus vrijgegeven en aan de farmacie overgeleverd. Dat lijkt allemaal juist en in de geest van het emancipatoire denken te zijn. Maar waarom kan ik mijn lichaam dan niet net zo vrij aan een man onderwerpen, als ik daar nu eenmaal het verlangen toe heb? Staat het hele gebouw van de emancipatietheorie soms zo wankel, dat een dergelijke behoefte het al kan laten instorten?
Ik heb steeds weer geprobeerd 'normaal' voelende vrouwen dit uit te leggen. Maar het hielp niets. Ik word als gevaar voor de vrouwenbeweging beschouwd.
De masochistische vrouw wordt de duisternis in gedrongen, naar een geheime, afgezonderde wereld verbannen. In de realiteit van alledag is er voor deze liefdesvorm geen plaats.
Echt niet?
Steeds vaker vroeg ik me af hoe het andere vrouwen vergaat die net als ik voelen. Lukt het hen hun geaardheid tot uiting te brengen? Zijn ze werkelijke zo gelukkig, zo bevredigd, als kennelijk authentieke getuigenissen in de tijdschriften suggereren? Zijn er masochistische vrouwen die in een liefderijke relatie leven, die deze geaardheid voor beide deelnemers gelukkig integreert?
Mijn behoefte naar een uitwisseling met gelijkgezinden werd steeds sterker. Ik ging in de aanval en liet en advertentie plaatsen waarin ik vrouwen zocht die mijn neiging delen en deze uiten.
Ik was zelf benieuwd naar of er zulke vrouwen zijn.
Ze zijn er. Tallozen meldden zich. Met enkelen voerde ik uitgebreide gesprekken. Hun levens- en liefdesverhalen wil ik in de volgende hoofdstukken vertellen.

5 Het echtelijke strafritueel

Het echtelijke strafritueel
Het verhaal van Marga

Een beetje onder de indruk druk ik op de bel van het keurige, pretentieloze rijtjeshuis aan de rand van een buitenwijk. Een vrouw die masochistisch is, ervoor uitkomt, ernaar leeft: ik ben een en al opwinding!
Marga, eenenveertig jaar oud, huisvrouw en moeder van twee kinderen, gaat me voor naar de woonkamer. Ikea-meubels, planten, Duitse gezelligheid. De kinderen spelen in de tuin. Een idyllisch gezin.
Kindertijd in een tehuis in Noord-Duitsland. Daarin was Marga eigenlijk per vergissing terecht gekomen. Het was vlak na de oorlog, de weeshuizen zaten overvol en wie pech had, belandde in een opvoedingsgesticht. Marga had pech gehad.
Ze bracht haar kindertijd dus in het tehuis door, in een strak georganiseerde levensstijl volgens de regels van de kloosterorde. Voor warmte en genegenheid ontbrak het de barmhartige zusters aan tijd; je moest toen al blij zijn dat je alle hongerige kinderenmonden kon vullen, de kinderen kon kleden en ze een dak boven het hoofd kon bieden. Het eerste gebod was dat de dag zonder strubbelingen verliep. De kinderen moesten in deze geest functioneren.
'Persoonlijkheid was niet in tel, dat zou uit de toon gevallen zijn en zou alleen gestoord hebben,' zegt Marga.
De in schooluniform gestoken meisjes moesten marcheren, hand in hand, in de pas. Van de slaapzaal naar de eetzaal. Van de eetzaal naar de studiezaal. En vandaar weer naar de eetzaal en terug naar de slaapzaal. En daartussendoor: bidden, zingen.
Marga droomde over een gezin, over een vader, over een moeder helemaal voor zichzelf. De kloosterzusters konden de rol van de ouders niet innemen. Ze werkte in ploegendiensten. Persoonlijke relaties waren niet mogelijk en ook helemaal niet gewenst. Liefde kwam van God en van hem alleen.
En je moest elke dag opnieuw zijn liefde verdienen, door gehoorzaamheid en deemoed. Ongehoorzaamheid was zonde. En zonden moesten uit het hoofd van de kleine meisjes verdreven worden. Ook dat gebeurde strikt volgens plan.
Voor vergrijpen kreeg je strafpunten. Aan het eind van de week werd er afgerekend. Het aantal strafpunten maal twee betekende het aantal stokslagen.
De stof van het habijt voelde ruw aan als de kleine Marga zich naar hulp zoekend aan een zuster vastklampte, uit angst voor de straf. Maar het kleine hoofd werd onbarmhartig naar beneden gedrukt; knielend moest ze de straf in ontvangst nemen. 'doe boete, toon berouw voor je zonden!' klonk de harde stem van de kloosterzuster.
'Ik smeekte tot God als tot een vader, gewoon omdat ik verder niemand had, omdat ik verder geen naam wist die ik had kunnen aanroepen' vertelt Marga met haperende stem.
De pijn van de slagen verdoofde haar zintuigen. Ze had willen gillen, om genade smeken en weglopen, maar ze mocht hoogstens zachtjes jammeren. Want klagen of zelfs schreeuwen betekende verzet. En verzet betekende afwending van God, de minachting van zijn wil. En dat was zonde. En zonden werden bestraft... Dus huilde Marga zachtjes voor zich uit en smeekte God om hulp; de God in wiens naam ze tegelijk de slagen kreeg.
Daarna moest ze bedanken voor de straf, nog steeds knielend en door de tranen en de pijn nauwelijks in staat te spreken.
's Avonds lag ze op haar smalle bed in de slaapzaal van het tehuis. Gebleekt linnen. De lucht van goedkope zeep. Het kraken van de linoleumvloer. De nachtzuster liep heen en weer, heen en weer, de hele nacht. Scheen met een felle lamp op de bedden van de meisjes om ongepaste handelingen te voorkomen. Je moest je handen boven de dekens houden.

Marga werd ouder. Ze droomde niet meer over haar ouders, maar over een man. Groot en sterk moest hij zijn. Hij moest haar beschermen, haar verdedigen tegen de rest van de wereld. Liefdevol en teder stelde zij zich hem voor. Hij moest haar troosten en de jaren zonder liefde, zonder warmte en tederheid weer goedmaken.
Ze dacht dat ze een ding zeker wist, toen, zedig ingepakt in gebleekt linnen: slagen en onderdrukking mochten nooit meer in haar leven voorkomen. Nooit, nooit meer...

En nu knielt ze weer neer om haar straf te ontvangen, vrijwillig, voor haar man. De strafpunten zijn gebleven, net als de vastgestelde dagen voor de afrekening.
'Nu,' zegt ze, 'nu is het mijn vrije beslissing. Nu wil ik het. Toen was ik overgeleverd, nu lever ik mezelf over. Tijdens de strafscènes ben ik weer het kleine meisje van toen, maar tegelijkertijd ben ik ook de volwassen vrouw die dat wil.'

Haar man wist aan het begin van hun huwelijk niets van haar neigingen, net zo min als zij zelf. Ze merkte alleen dat het haar aan iets ontbrak, ofschoon het leven haar alles bood wat haar gelukkig had moeten maken. De ontevredenheid groeide, de geprikkeldheid.
Tot het haar man te bont werd. Tot hij - half schertsend - de dreiging uitsprak haar met de middelen van haar kindertijd tot rede te brengen.
Ze was ontzet, wees het idee af, was verontwaardigd. 'Maar de gedachte liet me niet meer los. Steeds sterker werd ik me ervan bewust dat het precies was wat ik wilde. Ik was stom verbaasd. Mateloos. Hoe kon ik zulke verlangens hebben, hoe kon ik opgewonden raken van iets waaronder ik jaren gelden had? Ik schaamde me voor mezelf. Ik was een paar maal zelfs zover, dat ik vrijwillig in therapie wilde gaan. Ik vond mijn verlangen ziek, pervers.'
Marga kon met niemand over haar verlangens praten. 'Ik was heel erg bang dat mensen tegen me zouden zeggen dat er iets aan mij niet klopte. Want zo voelde ik het zelf ook precies: er klopt iets niet aan me. Ik had geen enkel idee van het sadomasochisme, van de seksuele lust aan de onderwerping, aan pijn of zoiets. Hoe zou ik er iets over hebben kunnen weten?'
Maar haar masochistische fantasieën werden steeds sterker. 'Ik stelde me voor dat hij me zou slaan, met een stok. Deze scène werkte ik dan steeds verder uit, en op het moment dat het afgelopen leek te zijn, merkte ik dat ik in gedachten precies de scène uit mijn kindertijd wenste. Maar dan met hem. En vrijwillig. In mijn voorstelling speelde liefde een grote rol, ent als vertrouwen, en zeker ook seksuele bevrediging.'
Ze werd steeds zekerder van haar eigen masochisme. Maar alleen zijn zelf. Bijna een jaar lang bleef het haar geheim.
'Mijn aanleg was zoiets pijnlijks voor me. Ik wist zeker dat mijn man volkomen ontzet zou zijn en me zou verlaten als ik hem mijn wensen zou openbaren. Toch heb ik steeds weer toespelingen gemaakt, over mijn kinderjaren en over de strafdagen verteld en gehoopt op die manier het netelige punt aan te kunnen roeren. Maar hij vermoedde natuurlijk dat ik zo vaak daarover praatte, omdat ik er nog altijd onder leed, en troostte me vol liefde...'
Op een keer in het weekeinde tenslotte - de kinderen waren niet thuis - zette Marga alles op een kaart, 'met hulp van een paar Martini's en een strafboek', zoals ze zegt, 'Hij begreep het godzijdank snel. En wat belangrijker was: hij had er zelf zin in.'

Marga heeft het gewone burgerlijke leventje nodig, na afloop, als het strafritueel voorbij is, de jaloezieën opgetrokken zijn en de kinderen weer thuis zijn. 'Dat zijn wel mijn twee polen, mijn basisbehoeften: gezin, vertrouwen, zekerheid aan de ene kant, onderwerping, angst, pijn, lust, overgave aan de andere kant.'
Ze is gelukkig met haar leven, met haar liefde, met haar man. 'We hebben een prima relatie en een opwindend seksleven. Ik voel me ook in geen enkel opzicht onderdrukt. Mijn man acht me hoog; hoe zou hij dat beter kunnen bewijzen dan door mijn behoeften serieus te nemen en ze te vervullen? Je hoort heel vaak het verwijt dat een masochistische vrouw de mannen erg gelegen komt. Ze zou hun zogezegd de legitimatie geven terug te keren in de aloude macho rol. Dat is onzin. Het is moeilijk met mij als masochistische vrouw samen te leven. Het betekent dat je de leiding moet nemen, het vraagt om gevoeligheid en een grote mate van medeleven. Want ik wil zeker niet liefdeloos in elkaar geslagen worden. Hij moet weten te balanceren tussen enerzijds mijn kinderlijk verlangen naar autoriteit en anderzijds mijn vrouwelijke seksualiteit en partner -zijn in het overige leven. Dat verlangt van een man van vandaag een totaal andere manier van denken: hij moet plotseling weer in praktijk brengen - tenminste binnen bepaalde grenzen - wat hij tot voor kort nog als onderdrukking en discriminatie moest beschouwen.'
Marga beëindigt uitgeput haar verhaal. Haar relaas klonk zeer overtuigd. Ik vraag haar of ze ook of afwijzing en onbegrip stootte.
'Ik heb ondertussen al een paar keer geprobeerd met goede vriendinnen erover te praten. Maar dat heb ik snel weer opgegeven. Je hoeft er niets van te verwachten. De andere vrouwen werden regelrecht bang voor me, toen ze van mijn geaardheid hoorden. Intussen is het mijn, nee, het is ons beste geheim geworden, alleen al vanwege de kinderen.'
Ze voedt haar kinderen modern, vrij en liberaal op. Ze zijn nog nooit geslagen, en ze zullen ook nooit een pak slaag krijgen. Niet van hun vader en ook niet van Marga.
'Ik vind dat er niets erger en verwerpelijker is dan een weerloos mens te onderdrukken. Iets heel anders is mijn vrijwillige beslissing me te laten slaan. De lust die ik daarbij voel is van mij. Ik ben blij dat ik die tot uiting kan brengen, en niemand op deze wereld kan me wijsmaken dat dat verkeerd is.'

De deur gaat open, de heer des huizes komt thuis. Marga en hij omarmen elkaar, kijken elkaar liefdevol aan. Tussen beiden is een ongelooflijke spanning merkbaar.
Ik laat mijn blik nog eenmaal door de lichte, vriendelijke woonkamer dwalen, die op zaterdag een paar uur lang weer een donkere strafkamer moet worden.
Over welke stoel zou ze moeten gaan liggen?

6 Engel tegen haar wil


Het verhaal van Sabine

Jaloezie en hoop komen tegelijk in mij op na het bezoek aan Marga. Jaloers ben ik op de sadomasochistisch getinte en tegelijk zo liefdevolle relatie die Marga met haar man heeft. Hoop geeft haar verhaal me niet minder: als anderen een dergelijke relatie kunnen hebben, waarom ik dan niet?
Deze hoop kenmerkt ook Sabine. Bij haar slaat de hoop echter in toenemende mate in vertwijfeling om.

Vertwijfeling is deze jonge vrouw zo op het eerste gezicht niet aan te zien. Want Sabine, zesentwintig, studente aan de kunstacademie, heeft alles waarvan manen dromen. Uiterlijk althans. Een fragiele en toch goed geproportioneerde, engelachtige gestalte met lange blonde haren en blauwe ogen, die elk mannenhart sneller zouden moeten laten kloppen.
'De mannenharten kloppen ook wel, maar de mannen helaas niet,' verzucht ze.
'Mijn uiterlijk', vervolgt ze, 'hindert me eerder bij het zoeken naar de ware. Want iedereen associeert meteen: engelachtige gestalte - kindvrouw - behoefte aan bescherming. Ze geloven niet dat ik helemaal niet beschermd wil worden, of tenminste niet alleen, maar dat ik ook gekweld wil worden, vernederd en geslagen.'
Een hulpeloze blik uit grote blauwe kinderogen, en ik begrijp de mannen die deze gestalte willen beschermen, die geloven dat ze elk geweld van haar weg moeten houden, al het kwaad, de hardheid en kilte van deze wereld. Het lijkt bijna onmogelijk je voor te stellen hoe deze gepersonifieerde onschuld wellustig onder de zweep kronkelt, hoe ze zelfs geketend voor een man knielt...
Maar dat is precies wat ze wil. En niets anders.
Ze heft koppig het hoofd: 'zo ben ik nu eenmaal!'
Dat ze zo is, weet ze pas sinds een jaar of drie. Het besef ervan was verrassend, en tamelijk heftig.

Drieëntwintig jaar oud was Sabine toen, en net op weg naar de volwassenheid. Vol verwachting. Vol spanning.
Ze was in die tijd een beetje bangelijk, plotseling op zichzelf aangewezen, overgeleverd aan het leven, zonder de moederlijke bescherming, de zekerheid en de geborgenheid van een welvarend ouderlijk huis.
Achter haar lag een modelleventje van drieëntwintig jaar.

De kindertijd: zon, lachen, vrede, vreugde. Geen onvertogen woord. 'Ik werd in de watten gelegd, woonde in een glazen huisje.'
Vader was bijna nooit thuis: zaken, zaken. Lonende zaken. De huizen werden steeds groter, de auto's steeds sneller, Sabines kleding duurder, haar kamers luxueuzer. Haar vader lachte altijd als hij er was. 'Hij was altijd in een goed humeur en nam oneindig veel tijd voor me. Ik kreeg alles van hem wat ik maar wilde en hij liet alles staan en liggen als ik met hem wilde spelen.'
Sabine was de enige dochter. De trots van haar ouders. Tennis, ballet, viool en paardrijden.
Over de harde, kille werkelijkheid, over ongeluk, strijd, leed en ziekte hoorde het meisje nooit iets. In plaats daarvan werd ze afgeschermd. Met succes: ze leefde gelukkig en zorgeloos van dag tot dag en ontwikkelde een overeenkomstige voorstelling van haar toekomstig leven.

Het zorgeloze bestaan zette zich ook voort toen ze een leuke tiener werd. 'Ik verkeerde alleen in de betere kringen. Privé-school, geselecteerde vrienden, literatuur, klassieke muziek.'
Het eerste vriendje, de zoon van een buurman, voegde zich onopvallend en perfect in het totale beeld van het glazen- huisjesbestaan van haar puberteit. Hun beider ouders waren reuze blij over de keuze van hun kroost. In de zomer maakten ze een zeiltocht met hun eigen jacht. Sabines moeder legde knipogend een doosje schuimtabletten in de lade van haar nachtkaste.
De eerste keer: in de mahoniehouten kajuit van de zeilboot van haar vader. De gebeurtenis, die geen gebeurtenis was, paste in het beeld; tederheid, geduld, respect.
'Mijn hele leven was als een vrolijk klaterende beek. Altijd in hetzelfde ritme. Niets verstoorde, niets onderbrak het.'
De scheiding van de eerst man in haar leven was geen drama. De tweede, iets ouder, schikte zich niet minder goed in haar leven.
Zo leefde Sabine haar zorgeloze leventje, omhuld door een sluier van vriendelijkheid en warmte.
Bij haar eindexamen haalde ze heel mooie cijfers. Niemand zou iets anders verwacht hebben. Het paste gewoon in haar levensritme. Ook haar keuze voor de kunstacademie verraste niemand. Ze wilde galeriehoudster worden, maar dan met een solide opleiding. Sabine kreeg gelijk een studieplaats.
Het begin van de studie betekende echter ook afscheid. Afscheid van de ouderlijke woning, van de zonnige, zorgeloze tijden in het glazen huisje. De academie was driehonderd kilometer ver in een grote stad.
Natuurlijk werden kosten noch moeiten gespaard om het doorsnijden van de band voor Sabine gemakkelijker te maken. Een nieuwe Volkswagen Golf stond voor de deur: ze moest flexibel zijn, onafhankelijk. Ook een kleine eigen woning in de buurt van de academie was vanzelfsprekend. En de maandelijkse toelagen zouden de rest doen.
Vol verwachting reed Sabine weg in haar nieuwe auto. Haar ouders wuifden lachend in de achteruitkijkspiegel: nog eenmaal zon, vrede, vreugde. Het avontuur kon beginnen.

Ontnuchtering.
De genadeloosheid en de kilte van de realiteit van het leven buiten het glazen huisje, de anonimiteit en de hectische sfeer van de grote stad verpletterden Sabine. 'Ik was plotseling niets meer. Naamloos, hulpeloos, zonder bescherming.'
Ze zwierf door de straten en langs allerlei mensen. Vluchtige kennissen. Voor de eerste keer in haar leven werd ze niet op haar wenken bediend, werd ze uitgelachen en afgewezen.
Het ergste voor haar was de onverschilligheid van haar medemensen. Zij, die jarenlang in het middelpunt van het leven van haar ouders had gestaan, die altijd geliefd, steeds begeerd en altijd eigenlijk iets bijzonders was geweest, moest plotseling meemaken dat mensen ongeïnteresseerd aan haar voorbij gingen. Hier in de stad was ze maar een doorsnee meisje, een druppel in de zee, onbeduidend.
Voor de eerste keer voelde Sabine zich alleen. Ze reageerde panisch. Aan de woning had ze maar weinig steun, de auto gebruikte ze niet, en ook de pakjes die haar ouders regelmatig stuurden gaven haar geen emotionele zekerheid.
'Ik voelde me als in een maalstroom van onoverzienbare gevaren, als op glad ijs, alsof ik elk moment uit zou kunnen glijden of naar beneden vallen. Ik had geen vaste grond onder de voeten, geen zekerheden.'
Het huis werd haar vesting. Sabine ging alleen naar buiten voor de colleges van de academie.
et leek alsof de roze bril waardoor ze het leven tot dan toe bekeken had, was afgerukt. Alles leek nu vreemd voor haar. Tot diegenen die in deze vreemde wereld groot geworden waren, vond ze haar weg niet. Ze knoopte geen contacten aan op de academie.
Toen op een dag haar vriend uit allang vervlogen meisjesjaren op bezoek kwam, moest ze vaststellen dat ze elkaar niets meer te zeggen hadden. Hij leek voor Sabine een ongeloofwaardige getuige van een wereld die ver buiten elke werkelijkheid lag.
Sabine sloot zich af. Boeken, boeken en nog eens boeken. De bibliotheek werd haar tweede huis.

In de bibliotheek leert ze op een dag Ingrid kennen.
Ingrid is in de veertig, aantrekkelijk, moedig, een vrouw die midden in het leven staat, zelfbewust, geslaagd. Ingrid kent de stad, het leven en de wereld. Ze weet wat ze wil. Ze krijgt wat ze wil.
En ze wil Sabine.
Die is eerst alleen maar blij over haar nieuwe vriendschap en over de moederlijke steun die Ingrid haar verschaft. Er komt weer een zweem van warmte en zorgeloosheid in Sabines leven. Ze leunt achterover en geniet van haar jeugd, die schijnbaar weer opleeft.
Ingrid neemt het roer over. Twee kleine woningen zijn onhandig protesteert ze; een gemeenschappelijke ruimte is veel beter. De kleine auto is overbodig, de gezinswagen van Ingrid is genoeg voor allebei. Ze moet haar blonde haar los dragen, haar kleren nonchalanter...
Sabine gehoorzaamt, dankbaar. 'Ik deed wat Ingrid wilde, ik at wat zij kookte, droeg wat zij uitzocht, was overtuigd van wat zij zei.'
Het contact met haar ouders verbreekt ze, ook op aanwijzing van Ingrid.
Sabine voelt zich veilig en geborgen. Ze negeert de deels wantrouwende, deels hatelijke blikken van haar medestudenten als Ingrid al ongeduldig op de claxon drukt, op het moment dat het college nog maar net afgelopen is. Naïviteit? Argeloosheid? Of is het gewoonweg alleen gemakzucht die Sabine steeds verder in Ingrids vangnetten drijft?
Ze weet het niet. Ze is alleen maar opgelucht, eindelijk niet meer zo alleen.

Maar plotseling wil Ingrid meer. Tederheid. Sabine deinst terug, ontzet. 'Dat had ik nooit zo gewild; ik zou ook nooit op het idee gekomen zijn dat ze zoiets van plan kon zijn.'
Sabine voelt zich steeds sterker bedreigd. Uitgerekend door de vrouw van wie ze zekerheid en bijstand hoopt te krijgen en tot dan toe ook gekregen heeft.
Het onvermijdelijke gebeurt. En al snel is er geen avond meer waarop Ingrid niet bij Sabine in bed klimt. Als op de vlucht verlaat Sabine haar bed, soms ook haar kamer, eenmaal zelfs de woning.
'We spraken er met geen woord over. Maar de volgende avond gebeurde hetzelfde weer.'

Op een avond is de maat vol: Sabine wil niet meer. Ze wil haar rust, wil haar evenwicht terug, wil eindelijk weer eens ongestoord naar bed kunnen gaan. Zelfs de eenzaamheid neemt ze daarvoor op de koop toe. Ze wil een eigen woning.
In een vlaag van moed en vastbeslotenheid deelt ze dit aan Ingrid mee.
Die luistert naar haar, heel rustig en aandachtig.
Als Sabine haar heftige voordracht tot een einde gebracht heeft, lacht ze. een bedrieglijk lachen. Bliksemsnel pakt ze Sabine vast en slaat haar in het gezicht. Ze snauwt de jongere vrouw toe: 'Hier gebeurt er wat ik bepaald, begrepen mijn engel? Je blijft hier, bij mij, en met die grillen is het over! Vanaf nu bestaat er voor jou nog maar een ding: onderwerping.'
Sabine slikt als ze dit vertelt. Dan gaat ze haperend verder: 'Ik weet dat ik weg had moeten gaan, ik had me zo nodig met geweld moeten losrukken, maar er was iets dat me weerhield. Niet alleen angst. Er was nog iets anders. Die uitdrukking in haar ogen, die enorme uitstraling vannacht fascineerde me ongelooflijk. Ik bleef.'

Ruim een jaar bestaat er voor sabine maar een ding: Ingrid. Ingrids wil, haar tederheid, haarliefde, haar slagen.
Ze moet haar studie opgeven, elk contact met de buitenwereld verbreken. Ze wordt in het nieuw gestoken, in overeenstemming met het doel: lederen ondergoed, jarretels. Er zijn ook ketenen en zwepen.
Ingrid leeft zich uit. Haar erotische fantasie lijkt grenzeloos, haar lust niet te stillen. 'Er ging geen avond voorbij of ze maakte van mijn diensten gebruik,' vertelt Sabine. Zo nu en dan bekruipen de twijfels Sabine en ook schaamte. Dit gebeurt meestal overdag, als ze alleen thuis achterblijft, ingesloten door Ingrid.
'Maar ik had geen werkelijk alternatief. De beslissing was: Ingrid of de eenzaamheid.'
Dus blijft ze.
En lijdt.
En geniet.
'Ik had gevoelens die gewoon waanzinnig waren. Als ze me geslagen had en dan teder streelde, dan waren al mijn twijfels verdwenen. Voor de eerste maal had ik werkelijk erotische gevoelens. Voor de eerste maal vond ik lichamelijke bevrediging.'
Soms gaan ze uit. Naar chique restaurants of net zo chique feestjes. Sabine moet zich dan in stijl kleden: onder haarjurk is ze naakt, om haar hals draagt ze een hondenhalsband. Dat laat geen twijfel bestaan over haar lot en de status van Ingrid.
Ingrid bestelt, voor beiden. Sabine kijkt deemoedig naar de grond. Afwijzing wordt bestraft, direct en consequent.
Een paar maal knielt Sabine op het tapijt van een duur etablissement om in stilte haar straf te ontvangen. Ze kunnen rekenen op de aandacht van de overige aanwezigen. Sabine schaamt zich. En Ingrid geniet.
Ingrid krijgt er steeds meer plezier in Sabine voor het oog van andere mensen te vernederen. Bijna dagelijks nodigt ze mensen uit in de gemeenschappelijke woning om een publiek te hebben waaraan ze Sabine kan laten zien. Meestal zijn het vrouwen, Domina's of zij die dat willen zijn, allemaal lesbisch.
Natuurlijk bewonderen ze Ingrid mateloos, haar superioriteit, haar kracht. Soms sidderen ze bijna een beetje met Sabine mee, als Ingrid wat al te hard op haar slavin in slaat en haar tot steeds vernederender handelingen dwingt.
Een toneelstuk met Ingrid als onbetwiste ster en regisseuse tegelijk.

Van genegenheid was geen spoor meer.
'Eigenlijk hadden we helemaal geen liefdesverhouding meer. Zelfs onze vriendschap bestond niet meer, hoe die er ook ooit uitgezien mocht hebben. Ze voerde alleen nog maar een show met me op. Ik was alleen nog maar een instrument van haar geldingsdrang. Ik, als persoon, speelde voor haar totaal geen rol meer. Dat deed me verschrikkelijk pijn. Ik voelde me in deze tijd heel alleen, ook als ik met haar alleen was, zelfs als ze me streelde. Het begon allemaal steeds meer op een groteske film te lijken. Elke scène was gericht op het publiek, ook als er helemaal niemand bij aanwezig was. '
Toch lukte het haar nog niet zich van Ingrid los te maken. 'Ik voelde me intussen eenzamer en verlatener met haar dan ik me ooit tevoren gevoeld had, ook in de tijd dat ik werkelijk alleen was. En toch had ik nog altijd niet de kracht om weg te gaan. Het lukte haar steeds weer mij gewillig te maken. Ze had zoiets - het is ongelooflijk moeilijk te beschrijven - een uitdrukking, die het me volstrekt onmogelijk maakte me aan haar wil te onttrekken.'

Op een avond las Sabine Het verhaal van O. Ingrid had haar het boek in handen gedrukt. 'Zodat je weet wat ik nog allemaal met je van plan ben...'
Sabina las het boek meteen een paar keer, met tranen in haar ogen. 'Ik weet dat het belachelijk klinkt, volkomen pathetisch, maar het verhaal greep me heel erg aan. Ik vond de liefdesverhouding van O met Rene zo fascinerend, en nog meer natuurlijk haar latere grote liefde voor Stephen. Plotseling brak er iets in me. Ik lag op bed en huilde de longen uit mijn lijf. Ik wilde ook zo bemind worden als O. Ik wilde ook getuchtigd en onderworpen worden als zij, maar door een man, van wie ik houd. En die van mij houdt.'
Het verhaal van O had een bijna therapeutische werking op Sabine. Ineens had ze haar zelfbewustzijn en haar moed terug. Ze verliet Ingrid hals over kop en trok naar een andere stad.
Ze wilde een nieuw leven beginnen.
Weer was Sabine alleen. Weer was alles vreemd voor haar. En haar vooruitzichten waren wel wat slechter dan bij de eerste nieuwe start: geen huis, geen studieplaats, geen auto, geen ondersteuning door haar ouders.
Toch sloeg Sabine zich erdoorheen. 'Ik had zomaar opeens een enorme energie. Ik wist nu wat ik wilde, en ik had me vast voorgenomen dat ik ook zou krijgen wat ik wilde. Voorlopig was het heel belangrijk dat ik vaste grond onder de voeten zou krijgen. Een fundament zogezegd, waarop ik me dan kon buigen en onderwerpen, zo gauw de ware zou komen.'
Het fundament had ze snel voor zichzelf in orde. al gauw beschikte ze over een bescheiden, maar zelf gefinancierde woning, een baan en uitzicht op een studieplaats voor het komende jaar.
Sabine slaakte een zucht ver verlichting: ze had het voor elkaar gekregen.

De grote geestelijke instorting kwam volledig onverwacht.
'Heel onverwacht. Ik was gelukkig geweest en had me fantastisch gevoeld zolang ik het doel voor ogen had om aan een huis en een baan te komen. Dat was ook allemaal heel go gelukt. Maar met de rust kwam ook de grote paniek. Ik voelde me alleen, en eerlijk gezegd ontbrak het me ook aan bevrediging, de seksuele vervulling. Tenslotte had die seks een dik jaar centraal in mijn leven gestaan. En nu opeens: doodse stilte. Dat maakte me erg onrustig.'
Sabine zocht niet naar een willekeurige seksuele belevenis, niet naar een willekeurige man. Ze wilde de ware.
'Hoe de ware nu precies zou zijn, wist ik zelf niet. Eigenlijk stelde ik me hem voor zoals Ingrid helemaal aan het begin was: zelfverzekerd, dominant en superieur, maar ook vol warmte en tederheid. Wat ik zocht, was een man die van me zou houden en mijn hele persoonlijkheid serieus zou nemen, zowel mijn behoefte me te onderwerpen als mijn aanspraak op geluk.'

Sabine zocht een droomman. Zonder plan. Ze zwierf langs kroegen, spelde de contactadvertenties en schreef brieven.
De ware was er nooit bij.
'Dat was heel ontnuchterend en teleurstellend. Er waren er genoeg die mij wilden. En er waren er veel bij die op het eerste gezicht alles hadden waarop ik hoopte. Een paar deden ook werkelijk hun best mij gelukkig te maken. En toch ging het niet. Het zijn vaak maar kleinigheden geweest waardoor een verhouding al vanaf het begin misliep, een valse nuance in een gesprek bijvoorbeeld, en dan liep het al fout.'
Sabine heeft haar illusies allang verloren. 'Ik geloof dat het de meest gecompliceerde liefdesvorm is die er maar bestaat. Er kan zoveel fout lopen, er is zoveel wat er niet bij past. De meeste ontmoetingen liepen volgens twee verschillende basispatronen. Ofwel de mannen waren dolenthousiast en deden alle mogelijke moeite om me gelukkig te maken, en dan ging het niet omdat ze gewoon teveel moeite deden, zich teveel bekommerden om mijn bevrediging. Ofwel ze stortten zich zonder mededogen en bruut op me, ten koste van alles, en dan ging het echt niet. Ik heb tot nu toe geen man ontmoet die beide eigenschappen op een geloofwaardige manier in zich verenigde en ze allebei kon uitleven: warmte en sterkte, tederheid en dominantie.'
Toch heeft ze de hoop nooit opgegeven. 'Ik verlang zo naar die ene man. Er is in mij een waanzinnige begeerte naar hem. Ik loop vaak door de straten en denk: eens moet hij toch komen, me gewoonweg bij de hand nemen en me leiden, vol liefde, maar beslist...'
tot nu toe is hij niet gekomen.

Sabine kan het verlangen, de onvervulde lust soms niet meer verdragen. 'Een paar keer was ik al zover om Ingrid op te bellen.'
Toch deed ze dat niet. Maar ze heeft wel een paar andere vrouwen opgebeld: Domina's die in de krant adverteerden.
Het waren teleurstellende belevenissen, maar dat had ze eigenlijk ook wel verwacht. 'Kil, zakelijk en haastig gedoe.'
Wezenlijke dominantie heeft ze bij die vrouwen niet aangetroffen.
Een paar maal heeft Sabine haar geluk beproefd in 'normale' relaties. Het resultaat: 'Vreselijk. Voor allebei. Het wezenlijke ontbrak de hele tijd, vooral in seksueel opzicht. Erna lag ik naast hem en vroeg ik me vertwijfeld af: tja, en nu? Er bleef een leegte over die me werkelijk pijn deed. Nee, zo gaat het niet. en eigenlijk zie ik ook helemaal geen reden de gevoelens in mij te verdringen die voor mij het leven en de liefde pas werkelijk opwindend maken.'
Dus blijft Sabine wachten: op hem, de ware.
Want ooit moet hij toch komen, haar gewoonweg bij de hand nemen...

Rijkelijk ontnuchterd verlaat ik Sabine. Mooie vooruitzichten zijn dat! Als het zelfs deze engelachtige gestalte niet lukt de 'ware' te vinden, hoe moet het mij dan lukken? Temeer daar we ons over deze ware precies dezelfde voorstellingen maken.
Ik zie mezelf in gedachten jarenlang door de straten zwerven, net als Sabine ervan dromend dat hij ooit toch nog komt, mij bij de hand neemt...
En terwijl ik me aan deze wensdromen overgeef word ik ouder en ouder...
Waarom is het voor een masochistische vrouw toch zo moeilijk een geschikte partner te vinden? Waarom is voor ons masochisten alles zo ingewikkeld?
Maar het is Marga toch gelukt in haar leven, haar lust, haar geaardheid in harmonie te brengen. Zij is gelukkig. Dat is er tenminste een.
'Vergeet niet dat zij haar ritueel heeft,' fluistert een boosaardige stem in mij. Het vervullen van een ritueel is beduidend eenvoudiger dan iets volledig onbestemds na te jagen.
Ze heeft natuurlijk gelijk, deze boosaardige stem die uit mijn binnenste spreekt: ik heb geen scène die ik kan naspelen, waarvoor ik alleen de passende rolbezetting nodig heb. Ik heb niets anders dan een vaag vermoeden. Ik weet niet wat lukt, ik merk alleen heel snel als iets niet lukt. En het meeste lukt niet.
Net als Sabine dreig ik ook te falen door de tegenstrijdigheid van mijn behoeften. Hij moet hard zijn, maar toch ook lief en zachtaardig. hij moet me onderwerpen, maar alsjeblieft alleen volgens mijn voorstellingen. Hij moet weten dat als ik 'nee' schreeuw, in werkelijkheid 'ja' schreeuw, maar hij moet ook weten dat ik soms nee zeg en ook werkelijk nee bedoel.
Verder nog wensen? Een heleboel!
Hij moet in alles superieur zijn, niet alleen in bed. Hij moet mijn masochistische geaardheid als fundament voor onze verhouding beschouwen, niet alleen maar als een mogelijke variant in de erotiek tussen ons. Toch moet hij respect voor me hebben, van me houden, me mijn vrijheid laten.
Ik ben een geëmancipeerde vrouw, en ik wil als zodanig geacht worden - en onderworpen. Hij moet weten wanneer ik waarvan te veel heb en wanneer waarvan te weinig. En bovendien moet hij ook wel eens zwak zijn. Een werkelijk superieure man hoeft niet overal en altijd zijn sterkte te demonstreren. Hij moet weten wanneer ik kind ben en wanneer slavin, wanneer partner, wanneer vrouw en wanneer alleen gewoon geliefde.
Daarnaast moet hij een man zijn die ik bewonderen kan. Anders kan ik namelijk niet van hem houden. Hij moet vast geworteld zijn, maar niet vastgelopen zijn. Hij moet een sociale positie bereikt hebben die het hem mogelijk maakt zich volledig aan mij en onze liefde te wijden. En dit moet voorhem dan het belangrijkste zijn. Toch mag er voor hem niet alleen dit ene zijn. Want anders wordt hij weer ongeloofwaardig. En dan kan ik ook niet van hem houden. En als ik niet van hem houd, dan kan ik me ook niet aan hem onderwerpen...
Zo simpel is dat.
Zo iemand moet toch te vinden zijn, ergens. Hoewel: 'te vinden' is alweer fout, dan kan alweer niet. Ik wil hem niet vinden, maar door hem gevonden worden.
Misschien zou ik mijn behoeften de wereld in moeten schreeuwen en op elke muur schrijve. Maar dat gaat ook al niet. Ik kan hem toch niet vertellen: 'Kom op, onderwerp me maar, maar alsjeblief op die en die manier...'
'De ware' te vinden: een uitzichtloze onderneming?

Ik vlucht de dichtstbijzijnde kroeg in en wil net beginnen me zinloos vol te laten lopen, als de eerste mannelijke bewonderaar al aan komt sluipen. Hij kent me van college, fluistert hij zachtjes in mijn oor. Of ik soms zin heb met hem naar een concert te gaan? Waarom ook niet!
Terwijl ik naast hem loop, kijkt hij me verlegen van opzij aan, ontwijkt mijn blik, alsof hij zich nu al schaamt voor zijn bedoelingen.
Het concert is vervelend, het eten erna niet beter, en de jongen wordt steeds onzekerder. Dan waagt hij een vertwijfelde poging: 'Zeg, heb je misschien zin om naar mij toe te gaan... ik bedoel... Niet dat wat je denkt... Maar ik heb een goede fles wijn in de koelkast staan...'
Die vragende ogen, die onderdanige blik, dat 'niet wat je denkt'... Ik ontsteek in een kille woede. Ik denk aan Sabine, aan haar onvervulde dromen, aan mezelf en mijn niet minder onvervulde wensen en zou deze softe slapjanus, die zich voor elke vraag ook nog verontschuldigt, wel in zijn gezicht willen slaan.
'Wees toch eindelijk eens een man!' zou ik willen schreeuwen. Waarom kan hij niet gewoonweg zeggen: 'Pak je tas, we gaan naar mij toe!' Niet ruw, niet brutaal, niet scherp. Gewoon normaal. Rustig en beslist.
'Slappe zak!' schreeuw ik mijn volledig perplexe aanbidder verbitterd toe en maak me uit de voeten. 'Grote nul!'
Ik geloof nauwelijks dat hij ooit zal begrijpen waardoor ik zo kwaad geworden zou kunnen zijn, terwijl hij toch alles geprobeerd heeft om vol medeleven en met grote terughoudendheid een zachtaardige band tussenons twee op te bouwen...
Ik stap woedend naar huis, gooi me op mijn bed en wens mezelf toe dat ik een van degenen was wier knieën week worden als ze zo vol respect worden behandeld .
Felicitaties aan de vrouwenbeweging. Jullie hebben ze fantastisch op de grond gekregen, de mannen. Rolwisseling! De man van vandaag stribbelt niet meer tegen. Verontschuldigen moet hij zich voor zijn wensen, voor zijn lust. Komt hij daadwerkelijk in de buurt van een vrouw, dan in elk geval beschroomd, onzeker, terughoudend en altijd vol begrip.
Deze mannen doen me denken aan die vrouwen die juist deze rol niet langer voor zichzelf konden verdragen en - met succes - ertegen ten strijde trokken. En deze strijd heb ik ook nog ondersteund! Ik ben heel eenvoudig veel te onzelfzuchtig.
Want hoe staat het nu met mij? Wat gebeurt er met mijn wensen? Ben ik eindelijk geëmancipeerd en nu kan ik niet meer tot uiting brengen waarin ik zin heb.

7 Onderworpen macht

Onderworpen macht
Het verhaal van Cora

Een villa aan het water. Het ruikt naar geld en luxe.
Cora, de derde vrouw die ik bezoek, beantwoordt volledig aan de verwachtingen die de ambiance wekt.
Haar voornaam past uitstekend bij haar groene kattenogen, haar zwarte haardos, slanke figuur en rechte houding.
Ik kan me haar goed als Domina voorstellen: in zwart leer gehuld, een zweep in de hand. Maar als onderdanige slavin? Is hier misschien sprake van een verwisseling?
'Nee, nee,' stelt ze me lachend gerust en gaat me voor door het huis, dan de keldertrap af en tenslotte door een lange gang. Aan het eind van de gang opent ze tenslotte een zware ijzeren deur.
De adem wordt me bijna benomen: voor mij strekt zich een middeleeuwse folterkelder uit. Niets ontbreekt: kettingen, zwepen, kruisen, kooien, strafbokken, strekbanken, fakkels aan de muren.
Een moment denk ik zwaar te dromen. Maar deze folterruimte is net zo reëel als de aantrekkelijke veertigjarige vrouw, die mijn verbluftheid met een lachje beantwoordt: 'Dit hier is mijn wereld. Mijn paradijs. Ik weet dat dat voor buitenstaanders heel macaber moet klinken...'
Ze strijkt liefdevol met haar hand over een zweep met negen riemen. 'Hier lijd ik dus en ben ik gelukkig... heel gelukkig,' legt ze uit, dromerig voor zich uit starend. Maar het was een lange weg hiernaartoe, een heel lange weg. En soms geloofde ik er niet eens meer in dat ik ooit zo zou kunnen leven als ik wilde.'
Cora, de naam is gegraveerd in het ijzeren schild dat de uiteinden van haar halsketting verbindt.
Cora is de naam die ze zichzelf gegeven heeft, als slavin.
Alleen hier heet ze Cora, in deze kelder, en alleen als ze slavin is, gehoorzame lustdienares, hoer, of welke rol haar gebieder haar ook maar toegedacht heeft.
Het is Cora's bestemming zich absoluut en zonder voorbehoud te onderwerpen. Aan de foltering, aan de pijn, aan de zweep en iedere man die hiermee weet om te gaan. Cora bestaat om te lijden. En om te dienen.
Cora heet in het burgerbestaan Vera. En Vera's bestemming is een heel andere. 'Ik ben sinds mijn kindertijd op succes voorbereid. Het was tenslotte vanaf mijn geboorte duidelijk dat ik later de ondernemingen van mijn ouders zou erven. En ik voldeed ook braaf aan alle verwachtingen: eindexamen, studie economie, doctoraal enzovoort. Al in mijn kindertijd lag de wereld, of op zijn minst mijn omgeving, aan mijn voeten, zo begaafd, succesvol en leuk was ik. Later toen ik een volwassen vrouw was geworden, was dat niet anders. Door de mannen werd ik altijd buitengewoon hoffelijk en met groot respect behandeld. Tenslotte was ik de dochter van de chef en later gelijk bedrijfleider. Daarbij kwam ook nog mijn lengte,' zucht ze. (Ze is minstens een meter tachtig lang.)

De wens om slavin te zijn had Vera 'eigenlijk altijd al', zegt ze. 'Je had van die verhalen over slavinnen in het Romeinse Rijk of ook over Indiase tempeldienaressen. Zoiets stond me erg aan. Op een gegeven moment begon ik verhalen te verzinnen en schreef ze op.'
Zo ontstonden de 'Vertellingen van Cora, een Romeinse slavin'. Meer dan zeshonderd bladzijden, in een onstuimig meisjeshandschrift op papier gezet.
De Romeinse slavin Cora woont in een paleis, omgeven door andere slavinnen. Ze hebben allemaal de taak hun meester geluk en bevrediging te schenken. Cora is de hoofdslavin; dat betekent dat ze de enige is die ook zijn bed mag delen en zich mag verheugen in zijn seksuele aandacht.
De meester, een adellijke Romeinse veldheer, geselt en foltert zijn hoofdslavin op alle denkbare manieren. Cora ondergaat de kwellingen deemoedig en vol trots. Elke kwelling verheft haar verder boven de andere slavinnen. Zijn slagen zijn niets anders dan een onderscheiding, een geschenk.
In de loop van het verhaal vallen de overige slavinnen uit de handeling weg, en de meester-slavin-relatie verandert steeds meer in een liefdesverhouding. Cora wordt de echtgenote van de meester en krijgt zelfs een kind. Overdag leidt ze een burgerlijk leven, maar 's avonds wordt ze weer de onderdanige slavin.
Vera alias Cora glimlacht. 'Onbewust heb ik in deze verhalen steeds sterker geanticipeerd op de relatie die ik zelf ooit wilde hebben, en nu heb.'

De weg naar de vervulling van haar bestemming was echter lang. Haar eerste liefdeservaringen hadden helemaal niets weg van datgene wat Cora wenste.
'Mijn eerste ervaringen met mannen waren volstrekt rampzalig. Ik had het dubbel zo zwaar vanwege de naam van mijn vader en mijn eigen succes in het werk. Ik verachtte mannen die in mijn aanwezigheid van bewondering en onzekerheid begonnen te blozen, zelfs begonnen te stotteren of zich juist begonnen aan te stellen. Het was zo vervelend. En dan de onzekerheid: bedoelt hij werkelijk jou of je geld, je status?'
De liefdeaffaires die ze had, verliepen allemaal volgens hetzelfde patroon. 'De mannen vervielen in grote bewondering, voelden zich dan als snel minderwaardig, en aan het eind moest ik in de moederrol kruipen om ze weer moed in te spreken, moest ik me klein maken om hen groter te laten lijken. Ik moest me dus volledig in strijd met mijn geaardheid gedragen. Na een poosje heb ik dat opgegeven.'
Ze moest tot het inzicht komen dat ze van de gebruikelijke relaties niet hoefde te verwachten wat ze wilde. Maar haar dromen opgeven, afzien van haar gevoelens, daar kon geen sprake van zijn. Ze hooft zich nooit een seconde voor haar gevoelens geschaamd.

'Ik heb dit huis na de dood van mijn vader gekocht en stukje bij beetje deze kelder ingericht. Dat heb ik met veel plezier gedaan. Als voorbeeld dienden de schetsen uit mijn meisjesjaren, waarmee ik Cora's vertellingen geïllustreerd had. Het heeft lang geduurd voor alles zo was als ik het hebben wilde, maar op een dag was deze kelder hier een getrouwe kopie van de tekeningen.'
Het ontbrak Cora/Vera nu eigenlijk alleen nog maar aan het belangrijkste: een meester. 'Ik heb erg veel tijd besteed aan zoeken. Het was me duidelijk dat ik hem waarschijnlijk niet door een advertentie zou vinden, en gewoon op straat zou ik hem zeker ook niet tegenkomen. Ik zette mezelf dus niet onder druk, hoewel ik natuurlijk niets liever gewenst had dan van vandaag op morgen de geschikte man te vinden. Maar dat was nu eenmaal niet te verwachten.'
Vera, heel praktisch en koel berekenend: 'Mijn seksueel en geestelijk heil was te belangrijk voor me om het met nog meer banale verhoudingen en de daarmee gepaard gaande teleurstellingen te belasten. Aan de andere kant had ik mijn seksuele behoeften, die bevredigd wilden worden. Er bleef dus maar een ding over...
Vera ging mannen kopen.

Tweemaal in de week komt zo'n man bij haar thuis. Steeds een ander. Vera overhandigt hem de envelop met het geld. Gezamenlijk dalen ze de keldertrap af. En dan verandert Vera in Cora, de gekochte dienaar in een meester. Cora schreeuwt om genade, terwijl ze tevoren - als Vera - er juist voor heeft betaald dat die niet verleend wordt.
Voor een vastgestelde en betaalde tijd is Vera Cora; in de folterkelder, die ze zelf heeft ingericht. Ze is een willoos object. Ze heeft geen rechten en geen eigen mening. De mannen die haar tot slavin laten worden, zijn vreemde, anonieme gestalten, die ze daarna nooit meer ziet. En zo moet het ook, want alleen in de anonimiteit, in een vluchtig geheel, lukt het haar zich volledig aan haar lust en seksuele bestemming over te geven.
'Ik heb van die tijd genoten, ik vond zelfs een heel merkwaardige bevrediging in de vluchtigheid van deze ontmoetingen, misschien ook in de eenzaamheid van die dagen, want tenslotte zijn alle slavinnen eenzaam. Het was voor mij heel belangrijk dat ik niemand van die mannen kende, geen naam wist, niets. Dan waren er geen verwachtingen en dus ook geen teleurstellingen. Alles was gereduceerd tot een oppervlakkige gebeurtenis: pijn, onderwerping, slagen, vernedering. Dat heeft zo zijn heel eigen charme. Zeker, het was niet het grote geluk. Maar het was beslist een aanvaardbare tijdelijke oplossing. Ik moest me in de omstandigheden schikken. Dat is denk ik de prijs die een vrouw die zo'n ongewone neiging heeft, moet betalen.'

Vera's moeder stierf toen ze veertig was. Haar dochter werd als enige erfgenaam plotseling eigenaar van drie grote reclamebureaus. Twee jaar lang investeerde ze, herstructureerde ze, waagde - en won: de bureaus groeiden, belangrijke klanten werden binnengehaald.
Vera leunde achterover, bevredigd. Cora leunde 's avonds over de middeleeuwse strafbok, telde mee met de zweepslagen. Ook zij werd bevredigd.
In het kader van de uitbreiding van haar onderneming werden nieuwe medewerkers aangesteld: tekstschrijvers, werktekenaars, fotografen. Op de dag van hun aanstelling werd er een bedrijfsfeest gehouden, in de chicste gelegenheid van de stad.
'Het was zoals gewoonlijk. Er had zich een zwerm van vleiende medewerkers om me heen gevormd. Ik verveelde me en hoopte dat de avond snel voorbij was. Maar opeens ving ik een blik op, ergens uit de menigte. Het was een heel andere blik: helemaal niet bewonderend, eerder geringschattend. En hij trotseerde mijn blik.'
De man die haar zo zonder respect getaxeerd had, stapte op haar af. Een nieuwe fotograaf, zonder grote staat van dienst en nauwelijks zo groot als zij zelf. 'Hij zie heel gelaten: "We gaan weg", en ik ging mee.'

Sinds die dag gaat ze overal heen waar hij maar wil. ze doet wat hij beveelt, draagt wat hij mooi vindt.
'Het is een vreselijk spannend spel. Overdag op het werk ben ik immers zijn meerdere, zijn werkgever. En dat laat ik hem merken ook. Hij moet bij alle besluiten om toestemming vragen, moet mijn kritiek slikken, mijn grillen verdragen. En 's avonds... Natuurlijk drijf ik dit spel heel vaak op de spits, dat wil zeggen, ik zet hem heel bewust op zijn plaats, ook in het bijzijn van andere medewerkers, die niet weten dat we samen iets hebben. Hij moet dan alles van mij slikken. Maar zijn blik, zijn lachje vol begrip geeft me de zekerheid: de avond zal komen, de afrekening... Het is heerlijk, die vervulling. Dat wil zeggen: het is mijn vervulling.'
Ze weet dat deze vervulling mede door de omstandigheden bepaald is. 'Ik geloof niet dat ik alleen Cora zou kunnen zijn, altijd de deemoedig aan hem overgeleverde slavin, als er niet die totaal tegenovergestelde verhouding op het werk was. Misschien heb ik deze tegenstelling juist nodig om van beide rollen zo intensief te kunnen genieten. En wel zonder de angst van verlies. Over de mogelijkheid dat alles op een dag voorbij kan zijn, denk ik helemaal niet na. Ik ben gelukkig, verschrikkelijk gelukkig zelfs'

Vera geeft toe aan haar geaardheid, aan haar wens naar onderwerping en vernedering. En toch gebeurt dat alleen in het verborgene. Haar slavenbestaan, dat toch een niet minder belangrijk deel van haar leven vormt dan haar bestaan als ondernemer, speelt zich in een wereld af die streng gescheiden is van de buitenwereld. Stoort deze verborgenheid haar niet?
'Nee,' antwoordt ze op mijn vraag, 'integendeel. Ik geloof dat juist in de verborgenheid een zekere opwinding lift. Ze verbindt de beide partners veel sterker dan een conventionele relatie. Natuurlijk zou ik mijn geaardheid volop aan iedereen kenbaar kunnen maken. Natuurlijk zou ik me net zo goed heel officieel tot slavin kunnen laten benoemen en me overeenkomstig gedragen. Maar dat heeft iets van goedkope provocatie. En bovendien zou dat niet rijmen met mijn wens om als geëmancipeerde vrouw en succesvol ondernemer erkend te worden. Onze maatschappij is nog lang niet zoveer dat ze de beslissing kan accepteren dat je als gewillige slavin een man dient, als uitdrukking van en vrij, geëmancipeerd bestaan als vrouw. Ik zie toch hoe ik door mijn optreden in het openbaar en mijn sociale status ingedeeld word. Ik ben Vera, de succesvolle, dynamische en geëmancipeerde vrouw, die alle touwtjes in handen heeft. Punt uit. Niemand zou het toch kunnen verwerken als ik plotseling zou bekennen dat ik me veel liever onderwerp. Ik zou snel als psychotisch gediskwalificeerd worden. Vermoedelijk zouden ze mijn geaardheid op een of andere traumatische jeugdervaring terugvoeren, en daarmee zou dan de orde weer hersteld zijn. Maar ik zie graag af van zulke psychologische verklaren van de koude grond, vooral in deze materie, waarvan het wezenlijke is dat ze buiten alle verklaringen en regels bestaat. Ik houd er niet van dat juist het geheimzinnige aan de erotiek vernietigd wordt doordat je met iedereen en bij elke gelegenheid over je intieme leven spreekt. Ik wil juist afdalen in een geheime, donkere wereld, waarin alleen hij en ik toegang hebben. Ik wil het en heb het nodig.'
Heel beslist zegt ze dat, meer Vera dan Cora, en ze strijkt dromerig over een geknoopte zweep.

8 Leven in twee werelden

Leven in twee werelden
Het verhaal van Ulrike

Ulrike, zesenveertig jaar oud, leer ik in een afgelegen hotel aan de rand van een grote stad in Westfalen kennen, nadat onze afspraak diverse malen verschoven is en ze de plaats van ontmoeting herhaaldelijk veranderd heeft. Een valse bril draagt ze, en een valse naam. Ze hecht aan anonimiteit. Daarop heeft ze tenslotte haar bestaan gebouwd: sinds meer dan twintig jaar leidt ze een dubbelleven.

Ulrikes jeugd verliep heel conventioneel. Haar ouderlijk huis was burgerlijk, door puriteinse principes gekenmerkt. Het meisje paste zich aan: haar schooltijd en de eerste vriendschappen verliepen volgens de moralistische richtlijnen van haar ouders.
Ulrike, zo zegt ze nu zelf, was een 'doorsnee-kind van doorsnee-schoonheid, met een doorsnee- intelligentie en met een doorsnee-jeugd'.

Tegenwoordig is Ulrike allesbehalve een doorsnee-vrouw. Ze is een meesteres in het omschakelen tussen twee totaal verschillende werelden.
De ene wereld: haar zelfverkozen slavenbestaan. Een bestaan waarin ze zich volledig overgeeft, 'alleen nog maar object wil zijn, haar heer en meester ten dienste staat'.
Waren er in haar kindertijd al aanwijzingen voor een masochistische houding?
Ja, toch wel, een paar belevenissen in haar jeugd schieten haar na enig nadenken te binnen.

Vechtpartijen op het schoolplein. Maar het gaat haar er niet om te winnen. Dat weet ze tegenwoordig, als ze terugkijkt. 'als ik verloor, dan had ik een veel groter gevoel van triomf.'
De overwinnaar knielt boven op haar, houdt haar lichaam in bedwang. Oefent macht over haar uit. Ze kronkelt zich onder hem, is hulpeloos. en toch: ze geniet stiekem van de pijn die het gewicht van het lichaam van de overwinnaar bij haar veroorzaakt. Ze geniet van de vernedering, de schande. En de aanmoediging van de anderen, de medescholieren die een kring om de vechtenden op het schoolplein gevormd hebben: 'Kom op, neem haar te pakken!' - 'Uittrekken, alles uittrekken, trek al haar kleren uit!' - 'Wurg haar, maak haar van kant!'
Ulrikes ogen glinsteren als ze dit vertelt, in het vale licht van de verduisterde hotelkamer.
'Ik keek hem altijd recht in zijn ogen, mijn overwinnaar. Hij genoot van mijn angst. en ik genoot van zijn macht. De ogen van de machtige, van de rechter over goed en kwaad, de ogen van degene die op dat ogenblik mijn leven in zijn hand had. En de spanning. Wat gaat hij met me doen?;
Al te genadige overwinnaars, die het bij een 'kietelkuur' laten, wekken bij haar slechts teleurstelling op. Daarna is ze onrustig, zoekt snel het volgende gevecht. Zoekt verder, steeds verder...
In een pak slaag toont ze als kind geen interesse. Integendeel zelfs: 'Ik was opgelucht dat ik geen slaag kreeg. De buurkinderen kregen vaak op hun donder, ook wel met een rietje of een leren riem. Ik was echt blij dat me dat bespaard bleef.'
Ondertussen vindt ze het fascinerend rovertje te spelen. Ulrike is een roverskind, altijd. Ze wordt gevangen genomen en met de andere rovers in de kelder van een bouwvallig huurhuis opgesloten. De rovers achter slot en grendel: het eind van het spel.

Een centrale gebeurtenis in haar jeugd is haar erg goed bijgebleven.
'Op een dag, toen we als rovers weer eens gevangen genomen waren, riep een moeder ons plotseling. Iedereen stormde naar buiten, want we mochten daar beneden natuurlijk niet spelen; het huis was onbewoonbaar verklaard wegens instortingsgevaar.'
Iedereen vlucht, de deur naar de begane grond valt dicht en het licht is verdwenen.
Ulrike is alleen. In het donker.
Een nachtmerrie voor ieder kind. Alleen, vergeten in het enge donker van een leeg huis.
'Eigenlijk een nachtmerrie. Maar ik vond het prettig. Op een eigenaardige manier beviel het me hulpeloos, overgeleverd te zijn.'
Een vreemde spanning overvalt haar. Net zoals bij de vechtpartijen op het schoolplein: haar lot ligt in handen van anderen, ze oefenen de macht uit over haar lichaam, over haar leven.
De redding kwam veel te snel. Teleurstelling. Zoals bij schoolgevechten. En daarna weer de onrust, die haar verder en verder drijft...

Eerste liefdeservaringen. Het gebruikelijke: een paar kusjes, omhelzingen. Geslachtsverkeer voor het huwelijk was ondenkbaar. Uiteindelijk kwam Rudolf. Ulrike nam deze relatie serieuzer dan alle andere. Waarom wist niemand precies.
De verloving vond ik familiekring plaats en een half jaar later trouwden ze. Op de foto's straalt Ulrike. Maar de grote gevoelens ontbraken.
'Ik dacht gewoon dat dat normaal was.'
Ze was wel benieuwd naar geweest naar de huwelijksnacht, de eerste seksuele ervaring. Haar moeder en peettante instrueerden haar in zusterlijke verbondenheid toen ze naar boven ging, naar de slaapkamer, waar de kersverse echtgenoot wachtte: 'Laat het maar snel gebeuren, doe liefst je ogen dicht. Weet je, voor een vrouw is het alleen een offer...'
En dat was het dan ook werkelijk voor Ulrike: een offer. Op deze teleurstelling was ze echter goed voorbereid. 'Ik had niet het gevoel dat deze werkelijkheid voor mij niet voldoende was, dat ik misschien iets anders wilde, dat ik een bijzondere geaardheid bezat. De werkelijkheid van alledag was teleurstellend, dat wist iedereen, dat was gewoon zo. Dus was het normaal dat ik teleurgesteld was. Mijn teleurstelling, de ontevredenheid en het onbevredigd zijn herleidde ik dus tot de algemene ontevredenheid van de vrouw. Het is nu eenmaal het lot van de vrouw, zo dacht ik, teleurgesteld te zijn, onbevredigd te blijven, en ook onrustig.'
Rudolf was aan het begin van hun huwelijk erg op seksuele bevrediging gespitst, echter alleen op die van hem zelf. 'Om de dag kwam hij op mijn helft van het echtelijke bed, ging op me liggen, ogen dicht, kont omhoog - en het was alweer gebeurd.'
De innerlijke leegte was erger dan de vernedering en kleinering door een egoïstische man. 'Ergens beviel de vernedering me zelfs; in bed liggen en ermee rekening te moeten houden: als hij zin heeft, dan pakt hij gewoon wat hij wil, zonder zich om mij te bekommeren.'
Ulrike werd zwanger. Maar in de vierde maand kreeg ze een miskraam. Ze lag lang in het ziekenhuis. Rudolf zorgde liefdevol voor haar, was heel attent. Na haar thuiskomst liet hij haar seksueel met rust.
Voorbij was de tijd van bang en toch blijde verwachting: misschien pakt hij gewoon wat hij wil.
Het leven ging verder: overzichtelijk, rustig, als een aaneenschakeling van dagelijkse rituelen.

Op een avond, op de terugweg van een bezoek aan haar moeder, overkwam Ulrike iets verschrikkelijks.
'Ik liep door een rustige, nauwelijks verlichte zijstraat naar huis. Plotseling naderden er twee mannen, een van voren, een van achteren. Ik werd natuurlijk verschrikkelijk bang. Ik schreeuwde, wilde wegrennen. Tevergeefs. Ze trokken me de bosjes in; de een trok me de kleren van het lijf terwijl de ander me vasthield.'
Ze ligt naakt op de grond, in een vaste omklemming. Een van de mannen maakt zijn broekriem los, trekt zijn broek uit...
'Op dat moment had ik het te pakken, anders kan ik het niet omschrijven. Mijn angst was weg. Ik was zo opgewonden als nooit tevoren in mijn leven. Seksueel, bedoel ik...'
Ulrike werd om beurten door beide mannen verkracht, in verscheidene posities, en ook tot vernederende handelingen aan de beide mannen gedwongen. 'Ik moest bijvoorbeeld de penis van de een diep in mijn mond nemen, terwijl de ander me van achteren nam.'
Ergens diep in de nacht is alles voorbij.
Ulrike sleept zich naar huis, afgebeuld, bloedend, smerig, bezoedeld - en gelukkig.
'Ik wilde het liefst in deze toestand verstarren. Ik ging eerst eens op een bank zitten en genoot heel intensief van wat ik zojuist beleefd had: de pijn, de vernedering. Ik wist dat dit het was. Alleen dit.'
Voor schaamte en ontzetting is bij haar geen plaats; daarvoor is het geluksgevoel te sterk, de bevrediging te intensief.
In de daaropvolgende week leeft ze helemaal op. 'De hele tijd riep ik in gedachten de gebeurtenis, de beelden weer op, elk woord, elk moment, en steeds weer kwam dit gevoel terug...'
Ulrikes onrust verdween voor korte tijd. Haar huwelijksleven werd voor korte tijd hartstochtelijker. Negen maanden later kwam dochter Claudia ter wereld. Twee jaar later zoon Stefan.
Maar de onrust kwam terug. Het echtelijke seksleven zakte in. 'Eenmaal in de maand was genoeg voor Rudolf.'

Voor Ulrike was dat niet genoeg. De hartstocht, de sterkte en de macht van haar driften, de onrust dwingen haar voor zichzelf tot een bekentenis: ze heeft het nodig.
Wat ze precies nodig heeft, weet ze zelf niet. Het is iets met pijn en onderwerping. Het woord 'masochisme' is haar vreemd, ook nu nog.
'Aan een advertentie of zo durfde ik helemaal niet te denken. Ik was werkelijk zo naïef te geloven dat iedereen die de advertentie zou lezen, gelijk zou weten dat die van mij was.'
Maar op een gegeven moment, als de onrust te sterk wordt, als de lust het van de angst wint, rijdt ze naar de dichtstbijzijnde stad, veertig kilometer ver, om naar een seksshop te gaan.
'Er waren alleen mannen, ik was de enige vrouw.' Met een hoogrood gezicht schiet ze de zaak door, grijpt naar het eerste het beste tijdschrift, gooit het geld op de toonbank en rent naar buiten.

Het tijdschrift, een onschuldig blaadje met contactadvertenties, bevat niets wat Ulrikes fantasieën bijzonder opwindt: standaard seks, zij het met wisselende partners. Maar toch staan er een paar advertenties van mannen in die aanbieden tegen gepaste betaling alle wensen van een vrouw te vervullen.
Ulrike belt een van deze mannen op.
'Ik vond het nogal pijnlijk vanwege het geld. En ik wist zelf nog niet eens precies wat ik wilde.'
Hij 'verkracht' haar, boeit haar, slaat haar met een zweep. 'Lichamelijk was het geweldig. Maar de ernst ontbrak aan het geheel. Ik moest de hele tijd denken: hij doet dat nu, omdat ik het hem gezegd heb, omdat ik hem ervoor betaal...'


En toch: de gebeurtenis geeft haar moed. Er volgt een tweede bezoek aan de seksshop. Deze keer neemt ze de tijd. In het contactmagazine voor 'kenners, die van iets bijzonders houden', vindt ze advertenties die haar aanspreken: advertenties van heersers en meesters, die 'iedere vrouw tot slavin africhten, tot een willoos object'.
Ulrike staat onder hoogspanning. Ze schrijft op drie aanbiedingen.
En wacht. Bang. Opgewonden.
Thuis gaat alles zijn gangetje. De kinderen zijn overdag bij haar schoonmoeder, zelf werkt ze sinds een tijdje halve dagen als secretaresse in heen handelonderneming. Daar laat ze ook de antwoorden naar toe sturen, als reclamefolder vermomd.

Als snel heeft ze een ontmoeting met een van de adverteerders: een 'heerser, die weet wat slavinnen nodig hebben'.
Ulrike rijdt met hem naar zijn huis. Een tegengeluid geïsoleerde woonkamer. Hij komt gelijk ter zake. Aan overbodig geleuter heeft hij geen boodschap.
'Hij ging zo hard tekeer, dat hij mijn huid bijna aan flarden sloeg.'
Dan strijkt hij er haastig en bijna onwillekeurig een desinfecterende zalf op. De volgende alstublieft.
Ulrike is geschokt, en toch lichamelijk bevredigd. 'Aan deze gebeurtenis dank ik het besef dat ik pijn nodig heb, echt zware lichamelijke pijn.'
Haar rug brandt wekenlang als vuur. Ook nog als Rudolf de volgende keer voor de maandelijkse voltrekking van het echtelijke verkeer op haar rolt. 'Het was een te gek gevoel.' En ook Rudolf is blij over de hartstocht van zijn vrouw.

Als 'genadeloze Dominus' prees de tweede man zichzelf in zijn advertentie aan.
De ontmoeting met hem eindigt al voor zijn hotel.
'Hij wilde precies weten wat ik wanneer, waar en in welke mate wilde hebben. Hoe kon dat nou! Ik weet dat niet en wil het ook helemaal niet weten. En ik zou het al helemaal niet willen bepalen. Ik had geen angst en geen spanning in me. Ik kan toch geen gebruiksaanwijzing leveren en dan weer in de rol van de onderworpene kruipen!'

Naar de ontmoeting met een derde adverteerder gaat ze eigenlijk tegen haar zin en al tamelijk gedesillusioneerd.
Een penthouse in een exclusieve flat in het centrum van de stad. Als Ulrike met de lift naar boven gaat, klopt het hart haar plotseling in de keel, zonder bijzondere reden.
De deur naar de woning staat open. Aarzelend betreedt ze het appartement.
Geen levende ziel, geen geluid. 'Ik was in verwarring, het liefst had ik me omgedraaid. Maar iets hield me gevangen.'
Dan staat hij plotseling voor haar. Hij staat er gewoon en zegt geen woord.
'Op dat moment was alles beslist, was mijn lot bezegeld. Ik wist dat deze man sterker was dan ik, tegen hem kon ik niet op. Ik wist dat ik aangekomen was, dat ik was waar ik altijd heen gewild had. Ik was direct volledig aan hem overgeleverd.'
De man, die ze met 'Sir' moest aanpreken, drukt ter begroeting haar hoofd naar beneden, trekt haar aan haar haren op de knieën. 'Begroet me zoals het mij toekomt, jij ellendig slavenvarken!' beveelt hij met gruwelijke monotone, koude stem.
Ulrike is helemaal weg. 'Ik kon wel huilen van puur geluk.'
Maar voorlopig huilt ze eerst van pijn. Gewillig voert ze zijn bevelen uit. Knielend likt ze zijn voeten, dan zijn benen, ten slotte neemt ze zijn koninklijke lid in haar mond.
Hierbij is ze te opgewonden, te wild, te onstuimig. En daarvoor moet ze boeten. Hij laat haar aan een ketting door het enorme appartement kruipen en de grond kussen.
Tussendoor dient hij haar zweepslagen toe, en bepaald geen symbolische. 'Ik werd voor de eerste keer werkelijk met een zweep geslagen. Het waren geen beschroomde aaien, en het was ook geen bruut erop los slaan, maar slag voor slag een goed gedoseerde pijn.'
Haar naam interesseert hem net zo weinig als haar verdere leven. 'Je bent een verdomd slavenvarken, meer niet, begrepen!'
Ulrike begrijpt het en knikt enthousiast: dat en niets anders wil ze zijn.
Maar een ding zou nog mooier kunnen zijn, zou de bekroning zijn: zijn slavin te worden.
Maar daar wil hij eerst eens rustig over denken. Deze gunst moet ze eerst verdienen, door overtuigde gehoorzaamheid, door het bewijzen van haar totale onderworpenheid.
Ulrike gaat deze avond als in een warme deken gehuld, als op de wolken zwevend naar huis. 'Ik zou van louter gelukzaligheid hebben kunnen huilen.'
De onrust is voorbij. Ze heeft haar doel bereikt. Ze heeft hem gevonden. Ze heeft haar geluk gevonden.
Cadeau krijgt ze niets, bespaard blijft haar net zo weinig in de in de eerste weken van haar proeftijd als slavin. Maar dat boeit haar juist nog meer.
Haar meester, haar heer en gebieder laat niets onbeproefd, geen kwelling, geen pijn, geen vernedering uit het brede arsenaal van dressuur- en foltermogelijkheden.
Ulrike lijdt, en geniet. Van de behandeling met hete was net zo goed als van het met naalden doorsteken van haar tepels en haar schaamlippen. 'Ik stond op het punt om flauw te vallen, maar de vreselijke pijn dwong me ertoe stil te blijven, me volledig over te geven.'
Ulrike is trots op de tekens van Hem, op de lichamelijke bewijzen van haar bestaan als slavin. En ze is ervan overtuigd dat H, zoals haar meester zichzelf noemt, werkelijk van haar houdt, want tenslotte wijdt hij zich - ook al is het nog zo pijnlijk - aan elke millimeter van haarlichaam, terwijl Rudolf, haar man, 'sinds jaren niet meer naar mijn borsten gekeken heeft, ze hoogstens door mijn nachthemd heen wild kneedt, kort voor hij zover is'.
Met H is alles anders, onvergelijkbaar intensief, en ondanks alles liefdevol. Daaraan veranderen de constante verbale en reële vernederingen niets. Want ze wee: 'Ik ben een stuk oud vuil, een stuk vlees, waardeloos, vervangbaar, zuiver een object van zijn begeerte.'

Ulrike beschouwt het als de 'mooiste dag in mijn leven': de dag waarop ze het slavenexamen doet en ZIJN slavin wordt.
Want nu is ze opgenomen in de staf van zijn uitverkoren dienaressen en lustobjecten. Ulrike is niet de enige, want H beschikt over vijf vaste dienaressen, die allemaal in de voortdurende vrees leven verstoten of verkocht te worden.
Ook Ulrike leeft met deze angst. 'Ik moet er dagelijks rekening mee houden dat hij me niet meer wil, dat hij me beu wordt.'
Dat hij nog anderen heeft, dat ze maar een van velen is, stoort haar niet. Integendeel, dat hort erbij. Hoe zou ik zijn wil kunnen bekritiseren, mij teweer stellen tegen hem en zijn beslissingen? Hij doet wat hij wil, en ik doe wat hij zegt.'

Driemaal per week doet ze alles wat hij zegt. 's Middags, bij hem in het penthouse. Al meer dan twintig jaar.
Verder blijft Ulrike wie ze was: echtgenote, moeder, en sinds jaren ook een steeds succesvoller zakenvrouw.
'Dat met H geeft me zoveel energie, maakt me ergens onkwetsbaar. Hoe zou ik ook op zakelijk gebied vals respect kunnen hebben of bang kunnen zijn voor iets of iemand, nu ik toch in mijn tweede bestaan als slavin gewend ben, werkelijk alles te verdragen? Dit officiële leven is voor mij een spel, een belachelijk gemakkelijk spel. Ik ben volkomen ongevoelig voor vernederingen of machtsspelletjes van welke soort dan ook. Dat zal wel het geheim zijn van mijn snelle maatschappelijke carrière.'
Ook haar rol als moeder vormt voor har geen probleem: ze houdt van haar kinderen, besteed veel tijd aan hen.
'Als slavin moest ik leren wachten, mezelf en mijn behoeften helemaal opzij zetten. De rol als moeder vereist niets anders: afwachten, er altijd zijn voor de kinderen, niets eisen, maar alles geven. Ik ben ervan overtuigd dat ik alleen daarom zo'n goede, begripvolle moeder ben geworden, omdat ik deze eigenschappen met de hulp van H volmaakt heb ontwikkeld.'
Ze heeft de discrepantie tussen haar officiële leven en haar bestaan als slavin nodig. Maar: van haar gezin zou ze in het uiterste geval kunnen afzien, van H niet.
'Een echtgenoot als Rudolf vind ik op elke straathoek, de kinderen zijn volwassen, een vergelijkbare baan zou ik ook wel weer kunnen krijgen. Maar een dergelijke vervulling, zoals H me die geeft, zou ik waarschijnlijk nooit meer vinden.'

Of ze deze vervulling vindt, is ter beoordeling van haar meester.
'Er zijn dagen dat hij mij niet wil zien. Of zich in ieder geval niet met mij wil bezighouden. Dan verlangt hij bijvoorbeeld dat ik zijn woning opruim, terwijl hij een andere slavin onder handen neemt.'
Dat doet pijn en is daarom herlijk.
Soms, als het H goeddunkt, leent hij haar ook uit. Tenslotte zijn heersers altijd bereid tot hulp aan elkaar, en niet iedereen heeft het geluk er meteen vijf gewillige slavinnen op na te houden.
Ulrike heeft er niets op tegen.

Ulrike heeft er ook niets op tegen, eens per kwartaal in de slavenclub 'Justine' voorgeleid te worden.
Daar wordt ze eerst naakt of in gepaste leren kleding geketend, aan een houten kruis gehangen of aan een paal gebonden en ter aanschouwing vrijgegeven, zoals andere slavinnen naast haar.
Nadat ze door de aanwezige heersers of ook wel Domina's grondig in ogenschouw is genomen, is het tijd voor de gehoorzaamheidstest. Iedere heerser en iedere heerseres kunnen hierbij meebepalen welke prestaties een slavin moet verrichten en in welke vorm. Grenzen zijn er zo goed als niet. Alle soorten liefdesdiensten worden gevraagd, ook op het buitengewoon vernederende wijze aanbieden van haar lichaam onder extreme verbale vernederingen en beledigingen.
Daarna wordt gevoeligheid voor pijn getest. Ook hierbij worden er geen grenzen gesteld aan de wensen van de aanwezige heren en Domina's. De slavinnen krijgen zweepslagen, worden geschopt, in pijnlijke standen vastgebonden en uitgerekt, met was en heet ijzer, naalden en klisteerspuiten behandeld. Wee degene die al te snel in klaaglijke geluiden uitbarst! Daarover kan iedereen vrijelijk beschikken; wie dat treft, is zonder meester en werkelijk alleen nog een object zonder uitzicht op vertrouwen of zelfs mededogen van de kant van de eigen meester.
Om tot slavin zonder meester verklaard te worden, daarvoor zijn ze allemaal bang. Hoewel 'dat ook ergens wel heel opwindend is' zoals Ulrike toegeeft. 'Deze slavin wordt dan van meester naar meester geduwd of zelfs van Domina naar Domina, niet alleen bij deze gelegenheid, maar voor altijd. Net zolang tot ze zich zo bevredigend gedragen heeft, dat een of andere meester zich over haar ontfermt en haar weer tot zijn vaste slavin maakt.'
De beste slavin, dat wil zeggen de gewilligste en die met de minste taboes, die het langst de pijn nederig gedragen heeft, krijgt een prijs. die neemt natuurlijk niet zijzelf, maar haar heer en leraar in ontvangst.
H heeft heel veel prijzen in zijn woning staan. Drie daarvan bracht Ulrike voor hem in. Want taboes kent ze niet.
Bijna niet. 'Met seks met dieren en kinderen heb ik niets. Maar H ook niet. Dus weiger ik ook niet gehoorzaam te zijn'.

Niet weigeren gehoorzaam te zijn, H niet kwaad te maken, dat is belangrijk voor haar. Niet alleen uit vrees voor straf, maar veel meer uit angst voor ontslag. Want Ulrike wordt niet jonger. En H is veeleisend, ook in esthetisch opzicht.
Het is nauwelijks te geloven hoeveel gewillige, knappe slavinnen van jeugdige leeftijd er zijn. Advertenties bijvoorbeeld van hem, H, hebben steeds een regelrechte stortvloed van smeekbeden en de meest onderworpen vleierijen om opname in de slavenstand tot gevoel. H kan dus kieskeurig zijn. Ulrike niet.
'Over een paar jaar mag ik alleen nog maar bedienen. Dat gebeurt nu al steeds vaker.'
'Bedienen' betekent: Ulrike houdt zich met hem bezig, met zijn lichaam. Ze wordt steeds meer het actieve deel van de relatie. Hij maakt zich nauwelijks nog druk om haar lichaam, heel anders dan in het begin.
'Dat doet natuurlijk pijn. In het begin bevredigde het me zo geweldig en maakte het me ook zo eindeloos gelukkig, dat hij zoveel lust ondervond door het uitdenken van steeds nieuwe martelingen voor mijn lichaam. Hij hield zich echtuitvoerig en intensief met mijn lichaam bezig. Hij wilde het bekijken als het zich verzette, als het sidderde, zich onder de slagen kronkelde, zich weer ontspande. Tegenwoordig trekt dat hem nauwelijks meer aan. Tegenwoordig moet ik ervoor werken, het afsmeken, dat hij zich daar weer eens een keertje toe verwaardigt. Hij slaapt ook nauwelijks nog met mijn, wat me natuurlijk ook erg veel pijn doet. Maar ik heb nog altijd de mogelijkheid om deze gunsten te vragen en ze door onderworpenheid te verdienen. Hoe het ook zij: het is mijn lot. Een slavin heeft maar te nemen wat ze krijgt. Ik wilde en wil het niet anders.

Met Rudolf, haar man, slaapt ze ondanks de afnemende belangstelling die H voor haar koestert, niet vaker; sinds een paar jaar zelfs nog maar eens in de twee maanden. Ook hij wordt ouder; de stress van zijn werk belast hem zwaar en beperkt zijn lichamelijke prestaties. Toch ziet Ulrike haar toekomst gelaten tegemoet. 'Het voornaamste is dat H me niet helemaal verstoot'.
Ze heeft geen vastgestelde plannen voor haar toekomstige leven. 'Dat past een slavin ook helemaal niet.'

Ze wacht van maandag tot woensdag, van woensdag tot vrijdag en van vrijdag tot maandag. Dat zijn H-dagen. Middagen. Drie uur. Nooit langer. Soms ook korter, als H genoeg van haar heeft.
Een paar wensen heeft ze, en die zijn allemaal verbonden met H en haar bestaan als slavin.
'Ik verlang er naar me een tijd lang in volstrekte duisternis te bevinden, naakt, geketend. Een paar gemaskerde mannen halen me op. Een van hen is H, maar ik weet niet welke. Ze slaan me en sluiten me weer op. Ik weet nooit wanneer ze terugkomen, of ze ooit nog wel terugkomen. Maar ze komen altijd terug, verkrachten me, dwingen liefdesdiensten van me af en brengen me dan weer terug in mijn eenzame duisternis. Ik verlang er ook naar dat ze me zo hard behandelen, dat ik niet weet of ik deze behandeling zal overleven. Ik zou graag de grenzen willen verkennen.'
Ook de doodsangst?
In de nabijheid daarvan kwam ze al een keer, toen H haar wat al te lang met elektrische schokken pijnigde. Of haar hoofd iets te lang onder ijskoud of heet water hield.
'Op zo'n moment breekt er iets in je. Het is de totale zelfovergave. Een roes!'

Haar echtgenoot beklaagt zich ondertussen bij zijn collega's op het werk over zijn preutse vrouw.
Het echtelijke verkeer staat dan opeen steeds lager pitje. En als het ere al eens van komt, dan altijd volgens hetzelfde patroon, sinds twintig jaar: altijd in het donker en altijd hetzelfde standje.
Van Ulrikes wonden en littekens heeft hij nooit iets gemerkt. Een keer werd hij wantrouwig, toen Ulrike een paar dagen niet meer kon lopen: H had haar voetzolen wat te lang met een hete ijzeren staaf gemarteld.

De littekens aan haar voetzolen zijn haar grootste trots en worden door haar vol overgave verzorgd. Ze zijn het teken van haar slavin-zijn, ZIJN teken.
Mee heeft ze niet nodig, meer verlangt ze niet van hem.
'H,' zegt ze met de blik naar beneden, 'H is de grote liefde van mijn leven, de vervulling, het oneindige geluk.'

Weer thuis na het gesprek met Ulrike, liet ik alles nog eens de revue passeren: vier gesprekken met vrouwen die masochistisch zijn, zoals ik. Vier vrouwen die voor hun masochisme uitkwamen en het in de praktijk brachten of dat tenminste probeerden.
Ik bleef achter. Ik was op een bepaalde manier opgelucht, omdat ik kennelijk toch niet alleen stond met mijn geaardheid. Ergens was ik echter ook treurig, omdat ik gewoon nog niet het grote geluk had gevonden zoals Cora of tenminste een beetje zoals Ulrike.
In geen van de vier vrouwen had ik mezelf helemaal herkend, hoewel er hier en daar wel parallellen waren. Maar uiteindelijk ontbrak er voor mij iets in elk van de vier levens- en liefdesverhalen.
Er was iets dat me stoorde bij alle vier de gevallen, zelfs al scheen de vervulling nog zo volledig...
De woorden van Vera, die zo graag Cora is, schoten me te binnen: compromissen sluiten, je aanpassen. Maar ik wilde geen compromissen. Ik wilde van niets afzien. Ik wilde precies datgene wat ik wilde.
Alleen: ik wist nog steeds niet wat ik eigenlijk wilde.

In de tijd na de gesprekken met Marga, Sabine, Vera en Ulrike bleef ik alleen. Ik was rustig, dacht veel na, was in mezelf gekeerd. 's Avonds lag ik in bed, alleen.
Alleen mijn boeken hielden me gezelschap. Ik las en las. Voor een korte tijd werd ik Justine. Een paar nachten lang was ik O. Meer bleef er voor mij niet over...
Eenzame dagen. Eenzame nachten. Nachten vol verlangen en onvervulde hartstocht.


'Dat heb je toch nodig, slavin!'
Over het leed een masochist te zijn

Aan het eind van een van de vier zijden van de kruisgang bereikten we in het donker eindelijk een trap. De monnik beval me naar boven te gaan en volgde me.
Hij bemerkte de onwil in mijn binnenste. 'Ellendig loeder!' voegde hij me toe. Zijn voorkomendheid was plotseling verdwenen. 'Je gelooft toch niet dat je nu nog terug kunt? Je zult nog wel merken dat het voor jou misschien beter geweest was in de handen van een dievenbende te vallen dan van vier monniken!'
Hij had dat nog niet gezegd of mijn ogen moesten verschrikkelijke dingen zien. De deur werd geopend, en ik ontwaarde drie monniken en drie jonge meisjes die rond een tafel zaten. Allemaal boden ze een verbijsterend ontuchtige aanblik. Twee van de meisjes waren volkomen naakt, en de derde was zich aan het uitkleden. Ook de monniken bevonden zich in een uiterst frivole toestand.
De monnik die me hierheen gebracht had, begroette zijn drie vrienden en wees toen op mij. 'Hier is degene die ons nog ontbrak. Sta me toe dat ik jullie een echte rariteit presenteer. Dit meisje draagt het onmiskenbare kenmerk van haar maagdelijkheid.'
Zijn even duidelijke als aanstootgevende gebaar veroorzaakte een schallend gelach.
In zo'n gezelschap zou ik dus van nu af aan moeten leven! En ik had nog wel gedacht op deze plek alle deugden van de wereld aan te treffen.
Ze gaven me te verstaan dat het verstandigst was me net zoals mijn metgezellen te gedragen en zonder tegenspraak te gehoorzamen.
'Het moet je duidelijk zijn,' zei Raphael, de monnik, 'dat je er op deze afgelegen plaats helemaal niets aan hebt als je je probeert t verzetten tegen onze wensen. Je hebt al zoveel ongeluk meegemaakt. Maar het grootste ongeluk dat een deugdzaam meisje kan meemaken, zul je pas op deze plaats meemaken. Maar je moet bedenken: op deze leeftijd nog maagd te zijn is tegennatuurlijk. Deze toestand kan niet tot in de eeuwigheid voortduren. Kijk toch eens naar je metgezellen! Ook zij verweerden zich eerst, toen we hun bevalen dienstbaar aan ons te zijn. Maar ten langen leste hebben ze ons gehoorzaamd, omdat ze erkenden dat elke weerstand hun slechts op mishandelingen zou komen te staan. En als je verstandig bent, denk jij er precies zo over. Hoe zou jij je ook kunnen verweren in jouw toestand? Wie zou je te hulp kunnen roepen? Toch niet soms de god die je zo ijverig aanroept, maar die jouw geloofwaardigheid alleen gebruikt heeft om jou in de val te lokken? Er is dus, zoals je ziet, geen macht in de hemel of op de aarde die je zou kunnen helpen in het bezit van je maagdelijkheid te blijven, waaraan je zoveel waarde hecht. En niemand of niets zal ons kunnen verhinderen je op elke denkbare wijze tot het voorwerp van onze ontuchtige losbandigheden te maken. Kleed je dus nu uit! Verdien onze welwillendheid door je volledig te onderwerpen. Want je moet rekening houden met de hardste en smadelijkste behandeling, als je ons niet gehoorzaamt!'
Ik viel voor Raphael op mijn knieën en smeekte hem mijn hulpeloosheid niet te misbruiken. Met tranen probeerde ik zijn medelijden op te wekken. Ik wist nog niet dat tranen een heel bijzondere opwinding veroorzaken.
Raphael liet zich niet vermurwen. 'Pak dat loeder!' riep hij.
'Kleed haar direct voor onze ogen uit, en maak haar duidelijk dat mensen als wij geen medelijden hebben. *

* Uit: Markies de Sade, Justine

Als Mario komt, besluit ik: hij moet het zijn. Ik ben het wachten zat, het alleen zijn moe geworden. Ik wil eindelijk een keer leven, eindelijk een keer liefhebben, en vooral: eindelijk een keer lijden!
Misschien, zo zeg ik tot mezelf, heb ik altijd gewoon veel te hoge eisen gesteld. Misschien was ik er veel te veel op gefixeerd alleen precies datgene te krijgen wat ik in mijn dromen ooit bedacht had.
Maar dromen zijn maar dromen. Ik wil eindelijk ervaren hoe het in de werkelijkheid is. Als masochistische vrouw, als slavin.
Liever compromissen dan volledige onthouding, denk ik. En al te groot hoeven mijn compromissen misschien helemaal niet te zijn, zo lijkt het voorlopig, als ik Mario leer kennen.
Ik ontmoet hem toevallig, dus niet via een advertentie, en als we elkaar leren kennen, zijn er van mijn kant totaal geen voorstellingen of aanspraken. Een onschuldige voordracht over het milieu met aansluitend discussie brengt ons bij elkaar.
Maria is een twee meter lange reus, met een baard, een stevig postuur en een sonore stem. Hij straalt warmte uit, geborgenheid, en rust. Ja, en ergens ook...
We gaan een paar keer samen uit. Uit eten, naar de bioscoop en andere onschuldige genoegens. Eigenlijk wijst niets erop dat er tussen ons een liefdesrelatie zou kunnen ontstaan, en al helemaal niet dat het zo'n relatie zou kunnen worden als ik voor mezelf wenste.
Maar dan zijn er mijn dromen, mijn fantasieën en mijn grote, jarenlang opgestapelde hunkering en ook hartstocht: ik wil het nu eindelijk!
Wat is het toch gemakkelijk ineen doorsnee-mens dominantie en heerserseigenschappen te menen aan te treffen! Elke blik, elk woord kun je op deze manier duiden, als je het wilt. En ik wilde het zo.
Hij moest het gewoon zijn. en de uiterlijke kenmerken waren er in het algemeen niet mee in tegenspraak: hij was wat ouder dan ik, groter en had een goede baan. En dan die rust!

Na een paar weken waag ik de eerste stap. Door speelse aanduidingen spreek ik over mijn wens naar onderwerping, mijn lust aan de pijn.
Al had ik het gewild, veel duidelijker kon ik niet worden. Ik weet immers zelf nog niet veel meer over mezelf en mijn emoties. Ik kan mezelf niet beschrijven, mezelf niet in een hokje stoppen. Mijn wensen zijn gericht op iets met pijn, slagen en onderwerping; men noemt dat wel masochistisch, wat ik ben, en dat ben ik ooit te weten gekomen dank zij mijn uitstapjes in de literatuur erover. Maar daar is alles mee gezegd. Meer wil ik niet.
Mario is in elk geval enthousiast als ik hem duidelijk maak waar ik heen wil.
Precies dat, precies zo'n vrouw heeft hij zijn hele leven gezocht.
Daarmee staat hij niet alleen. Ik heb nog geen man ontmoet, onverschillig van welke leeftijd en uit welke sociale klasse, die zich na mijn bekentenis dat ik masochistisch ben, niet dolblij ter beschikking heeft gesteld. Werkelijk: geen een. Masochisten gezocht...
Mario wil me laten zien hoe de vork in de steel zit. Teder maar consequent.
Wat hij zegt, klinkt goed.
Ik krijg vertrouwen in hem en ben vol spanning: nu begint het eindelijk! Mijn onderwerping, mijn leven als slavin begint. Ik geniet van het gevoel niet meer aan hem te kunnen ontsnappen. Hoewel dat natuurlijk niet helemaal klopt: ik zou op elk moment kunnen vertrekken. Maar ik geniet van het idee: ik zou hem nooit ofte nimmer kunnen ontkomen.
Hij stelt een slavernij contract op, dat ik moet ondertekenen. Daarin verplicht ik mij, hem volledig - op elk tijdstip, op elke manier, voor al zijn wensen - ter beschikking te staan en zijn bevelen op te volgen. Het contract is hard geformuleerd, de waarden waarmee hij mij daarin beschrijft, bevallen me niet, maar ik denk: misschien hoort dat gewoon tot mijn onderwerping eraan. Ik moet gewoon leren ertegen te kunnen met zulke woorden vernederd te worden.
Dat zegt Mario ook. en hij zegt dat hij van me houdt. Ik geloof hem. Hij zal niets doen wat ik niet prettig vind, althans niets wat werkelijk tegen mijn hart ingaat. Ook dat geloof ik van hem. Temeer omdat hij voorlopig nog liefdevol en teder is. Ik voel me goed en geborgen bij hem, ik vertrouw hem volledig.

Wat Mario zei, klonk goed. wat hij deed, was minder goed. Maar dat registreerde ik pas veel later. Veel te laat.
Was het naïviteit? Of gewoon alleen maar het onvervulde verlangen naar de geschikte man, naar een leven als slavin, waar door ik het bij hem uithield, weken, maanden, jaren lang? Had ik gelijk aan het begin al moeten merken dat eigenlijk niets in zijn persoon beantwoordde aan wat ik nodig had en zocht?
Wat me misleidde, was zijn gestalte, was zijn postuur en zijn stem, was de uitdrukking in zijn ogen, die ik als liefdevol en toch ondoorgrondelijke ervoer. Was het in werkelijkheid kilte die uit zijn ogen sprak?
Wat me misleidde, was ook de beslistheid waarmee hij me na onze eerste nacht meedeelde dat ik bij hem moest blijven en mijn huis en vrienden moest opgeven. Of was het in werkelijkheid helemaal geen beslistheid, maar pure angst die hem ertoe bracht mij te isoleren van alles wat mijn verleden vormde?
Zijn blik was duidelijk en beslist, omdat ik wilde dat die duidelijk en beslist was. Zijn hand was sterk, omdat ik een sterke hand nodig had. Zijn bevelen waren goed, omdat ik eindelijk bevelen wilde opvolgen.
Maar dat begreep ik toentertijd niet. Ik geloofde aangekomen te zijn op de plaats waar ik altijd heen gewild had.

Mario en ik waren het erover eens: ik moest een gewillige, onderworpen slavin zijn, de dienares van mijn heer en meester.
Zo had ik het toch gewild, of niet? 'Ja,' zei ik vol overtuiging.
Het bestaan van een slavin kan heel uiteenlopende verschijningsvormen hebben. Het kan liefdevol geconstrueerd zijn, subtiel en meelevend op de desbetreffende persoon toegesneden zijn, fantasievol ingevuld worden en zo tot een bevrediging voor beiden worden. Het kan echter ook gereduceerd worden tot het puur functionele. En zich in dienst van een meester stellenkan passiviteit betekenen, pure overgave. Maar het kan ook het tegendeel betekenen, namelijk activiteit en dienstbaarheid in elke denkbare vorm.
Het laatste had Mario met mij op het oog.
En tot zo'n slavin maakte hij me dan ook, doelbewust en consequent.
Jammer genoeg was dat helemaal niet het slavinnenbestaan wat ik nodig had om gelukkig te worden.
Maar dat wist ik, zoals gezegd, op dat tijdstip nog niet. En Mario interesseerde het niet.

Mijn gedaantewisseling tot slavin voltrok zich onder zijn gewetensvolle, bijna perfecte regie.
Ik wachtte hem 's avonds op in hoge laarzen, in een leren korset en netkousen met jarretels. Om mijn hals en aan mijn polsen droeg ik ketenen of ten minste leren manchetten, waaraan op elk tijdstip ketenen bevestigd konden worden. Een leren string-tanga toonde duidelijk wat niet verhuld mocht worden. Ik was steeds zwaar opgemaakt, droeg mijn haar hoog opgestoken en had mijn vingernagels rood gelakt.
Zo had hij zich zijn slavin in zijn fantasieën en dromen altijd voorgesteld. En zo zag ik er al snel na de ondertekening van mijn slavencontract uit.
Getrouw aan mijn bestemming knielde ik voor hem neer, zodra hij 's avonds het huis betreden had. Hij kwam er niet eens toe rustig zijn jas uit te doen. Ik deed zijn broekriem los, trok zijn ritssluiting naar beneden, trok zijn broek omlaag...
En dan volgde wat mij als slavin de hoogste lust zou moeten geven, maar me nooit werkelijk lust verschafte: het lid van mijn meester in mijn mond.
'Jij geil loeder,' kreunde hij.
Ik slikte mijn weerzin tegelijk met het sperma van mijn meester door.
Slavin zijn, dat had ik tenslotte toch gewild, of niet soms?

Ik probeerde de zaak goed te praten. Mijn weerzin verklaarde ik als een heel normale reactie, die ik nog moest overwinnen. Want het kwam toch nergens anders op neer als je slavin was: de eigen gevoelens telden niet, het enige wat van betekenis was, waren de lusten van de heer en meester. Ik was nu met de werkelijkheid geconfronteerd, en die zeg er gewoon niet zo uit als ik me in mijn dromen had voorgesteld. Wat had ik dan verwacht? Moest hij dan altijd datgene doen wat ik op dat moment wenste? Ik wist toch heel zeker dat dat de grootste fout geweest zou zijn die hij had kunnen begaan: te doen wat ik wilde. Nee, dat wilde ik ook niet echt!
Ik wilde me schikken. Ik wilde doen wat hij verlangde. En ik wilde het zo goed doen als voor mij maar mogelijk was.

Het lukte me blijkbaar mijn meester tevreden te stellen. Want enige tijd later werd ik tot likslavin bevorderd. Deze positie gaf met het recht mijn gebieder elke ochtend zachtjes met mijn tong te wekken en hem op deze wijze te reinigen, om hem zo een bad te bespraken. En het recht om 's avonds op dezelfde manier elke speelt, elke porie van zijn meesterlijke lijf te verwennen.
Ik hapte naar lucht onder zijn gewicht, als hij mij zijn gebiedende achterste in het gezicht drukte.
'Goed likken, slavenvarken, helemaal met je tong erin, jij hoerenkut...!'
De smaak van de meester was bitter en ranzig.
Ik voelde weerzin. Het beviel me allemaal niet. Helemaal niet.
'Het is normaal,' zei ik tot mezelf, 'dat ik me ertegen verzet. Maar ik moet hem gehoorzamen.'
Mijn borsten bond hij met snoeren af, hij rustte me uit met buikflessen en fotografeerde me vervolgens. Hij schoor me en liet ringen aan mijn schaamlippen bevestigen. Hij sprak met andere gebieders over de nieuwste behandelingsmethoden met hete was en elektroshocks.
Hij werd voor mij steeds enger. Maar ik bleef.
Ik had het tenslotte gewild, of niet soms?

Soms dost hij mij uit als een hoer, maakt kettingen aan me vast en rijdt met mij naar bepaalde plaatsen in de stad of in het bos, die aan insiders bekend zijn. Daar stopt hij. Daar staan ze al. Gluurders en hoerenlopers, en ze wachten wat de nacht hen brengen zal.
'Kijk maar goed naar haar, die hoerenkut! Ze is er dol op om jullie eens flink af te zuigen!' Zo prijst Mario me aan.
Ik krimp ineen. Elke keer als hij dat woord zegt: hoer. Ik haat het. Ik haat ook mijn uiterlijk, deze manier van gehoorzamen. Begerig grijnzende monden, graaiende handen, stijve penissen, in mijn mond, in mijn lichaam.
Mario, mijn meester, is tevreden. 'Nou, heb ik mijn lustdienaresje niet goed opgevoel? Ze volgt me als een hondje. Ze slikt alles tot de laatste druppel door.'
Ik slik.
Dat heb je toch nodig, of niet soms?

Strelen is voor een slavin taboe. Ze wordt niet gestreeld, ze mag niet strelen.
Voor mijn eigen bevrediging ben ik op mezelf aangewezen. En toch mag dat alleen onder zijn strenge blik gebeuren.
Overbodig gefoezel aan zijn eigen lichaam kan hij niet verdragen. Ter zake! Mario, de gebieder: gereduceerd tot een lichaamsdeel. En dat hoort in mijn mond, tussen mijn borsten, diep in mijn buik, van achteren, van voren, van opzij. 'Dat krijg je slavenhoer, daar alleen heb je recht op.'
Soms lik ik niet begerig genoeg. Soms kom ik in spijkerbroek op hem af in plaats van in jarretels. Soms wil ik zijn mond kussen, niet alleen zijn penis.
Voor deze ongehoorzaamheid krijg ik zweepslagen. Wreed, ruw en overal: op mijn borsten, mijn buik, op mijn rug en tussen mijn benen.
'Dat gebeurt er met een ongehoorzame slavenkut!' brult hij en grijpt tussen mijn benen om te testen 'of je al flink nat bent'.
Want van zoiets word ik toch geil, of niet soms?
En daarna is het eindelijk weer eens tijd voor zijn gebiedende lid. Maar nog niet helemaal. Eerst moet ik bedelen: 'Alsjeblieft, alsjeblieft, neuk me! Ik ben zo geil. Ik ben toch je geile slavenvarken.'
Gekreun. Steeds luider. Dat wil Mario horen.
Kreunen, daar gaat het om. Of het nu uit echte lust is of alleen gespeeld, dat kan hem niet schelen.
Het gekreun heeft hij nodig om klaar te komen, voor zijn bevrediging.
Dus kreun ik. Want daarvoor ben ik immers op de wereld, om de wellust van mijn meester te verhogen, of niet soms?
Ik stoot lustkreten uit, klein en scherp, ik kronkel woest en schreeuw steeds luider. Lustkreten die geen lustkreten zijn.
Maar ik wilde slavin zijn, dus is dat hier mijn bestemming, is dat hier mijn hoogste lust, *de* bevrediging. Ja, juist omdat het moeilijk is om het allemaal te verdragen. Alleen zo wordt mijn deemoed, mijn gehoorzaamheid bewezen.

Deemoed. Ik denk aan Jackson. Vele, vele jaren na mijn ontmoetingen met Jackson, eindelijk tot slavin geworden, lig ik 's nachts weer mijn meisjesdromen te dromen. Jackson was liefdevol, hard en rechtvaardig. Jackson; het ging hem om *mij*. En toch was ik aan hem onderworpen, of juist daarom. Mario beschouwt het als een verlies van zijn macht en autoriteit als hij teder met mij is of zich zelfs een moment lang om mij en mijn lust bekommert: zoiets heeft een meester tenslotte niet nodig. Is dat werkelijke autoriteit? Is dat macht? Moet een slavin een man als Mario verdragen en daarbij bevrediging vinden?
Maar hoe staat het met Jackson? Is er geen kans op dat mijn dromen over hem werkelijkheid worden?
Het zal er wel op uitdraaien. Zoiets als Jackson bestaat helemaal niet. Dat moet ik toch begrijpen. Mijn gesprekken met de vrouwen toonden het al heel duidelijk aan: je moet je aanpassen, je mag ten hoogste een ritueel vervullen. Alleen Sabine had nog dromen, waarvan sommige erg op de mijne leken, maar die had ook al geen man.
En zo onderwerp ik me aan de realiteit en aan hem, Mario, mijn meester, aan zijn bevelen, aanzijn macht.

Twee jaar lang dien ik. Dag na dag. En in het bijzonder 's nachts.
Mijn gebaren veranderen, mijn gezichtsuitdrukking, mijn taalgebruik. Mario dringt me de uitstraling op die ik hebben moet, die hm bevalt: ik beweeg me als een straathoer. Ik ben een slavin, een lustdienares, een hoer; hoe wil je het vandaag hebben?
Twee jaar, waarin ik niet gestreeld werd.
Maar dat is nu eenmaal het lot van een slavin.
Twee jaar, waarin ik kreun, kuch, schreeuw, kronkel van lust; twee jaar toneelspel voor de meester.
Mario bevalt het. Zijn eisen zijn beperkt en gemakkelijk te vervullen. Ik word steeds leger. Maar een slavin moet leeg zijn, zodat ze alles kan opnemen wat van haar gebieder vandaan komt.
Dat wil ik toch, of niet soms?

Huilend gaf ik me aan de ontzetting over mijn toestand over, toen plotseling de deur van mijn kerker openging. Het was Dalville. Zwijgend kwam hij binnen, zette de kaars, waarmee hij zichzelf onderweg bijgelicht had, op de grond en stortte zich als een beest op me. Op brute wijze onderwierp hij mij aan zijn geile begeerte en bevredigde zijn wellust. Toen pakte hij zijn lamp op, zonder een woord te zeggen, verliet mijn kerker en deed de deur weer stevig op slot.
De volgende dag liet Dalville zich geen enkele keer zien. Maar tegen middernacht kwam hij weer en behandelde me net zoals de vorige avond.
Ik schraapte al mijn moed bijeen en smeekte hem mijn lot te verzachten.
'Waarom zou ik?' antwoordde hij. 'Je verwacht toch niet dat ik je beloon voor het feit dat ik me met je vermaken kan? Moet ik je soms op mijn knieën om je gunsten vragen, opdat jij dan van mij allerlei tegenprestaties kunt verlangen? Nee, ik hoef je nergens om te vragen. Ik neem gewoon wat ik wil. Ik maak alleen van mijn recht over jou gebruik. Dat ik je gebruik, heeft niets met liefde te maken. Ik gebruik een vrouw alleen op grond van mijn behoeften, zoals je een po gebruikt als je daartoe de behoefte hebt. Als ik een vrouw door mijn geld of mijn aanzien volgens mijn wensen gewillig maak, hoef ik toch geen tederheid te gebruiken? Dat ik krijg wat ik wil hebben, heb ik alleen aan mezelf te danken, en van een vrouw verlang ik alleen dat ze zich aan me onderwerpt. Ik zie daarom geen reden om haar bepaalde gevoelens te schenken...' *

* Uit: Markies de Sade, Justine.

Na twee jaar dienen staat de volgende bevordering op stapel. Ik zal tot toiletslavin verheven worden. Dat wil zeggen dat ik genieten mag van de champagne van mij meester. En wel zo vaak als hij die wil lozen. 'Doe je slavenmondje maar lekker open!'
Ik slik.
Hij lacht.
'Daar heb je op gewacht, nietwaar, mijn begerige slokop?'
Nee! Nee! Nee!
Pas nu, eindelijk, word ik wakker.
Nee, dat heb ik absoluut niet gewild! en ik zal het ook nooit willen.
Maar ik wilde toch slavin zijn, wilde me toch onderwerpen?!
Maar niet zo, niet op deze manier. Heel anders.
Ik wilde werkelijke kracht, geen gevoelloze kwellingen. Ik wilde uit eigen beweging deemoedig zijn, z]niet tot een hoer afgericht worden. Maar vooral: ik wilde liefde!

Mario's ontzette blik, als ik wegga. Hij verwijt me dat ik hem met valse voorwendsels in deze relatie gelokt heb. 'Je bent helemaal geen slavin! Een paar zachte klapjes, ja, maar o wee als het menens wordt.' Hij hoont: 'Wensdromen onder de dekens.' Ik zou de werkelijkheid niet kunnen verdragen.
Misschien heeft hij gelijk. Waarschijnlijk zelfs. Wensdromen, die tegen de realiteit niet bestand zijn. Maar hoe het ook zij: weg van hier, alleen maar weg van hier! Weg uit deze koude, liefdeloze atmosfeer. Ik ben geen hoer, ik ben geen lustdienares! Ik wil geen meester.
Ik ben helemaal in de war. Al weer. Ik was het al toen ik nog niet eens wist wat mijn fantasieën betekenden. En nu, nu ik alles een naam geven kan, nu ik met vrouwen heb gesproken die op mij lijken, en nu ik twee jaar lang het leven van een slavin geleid heb, ben ik het meer dan ooit.
Ergens gaat er iets verkeerd. Met mijn gevoelens, met mijn wensen. Maar vooral met de praktische invulling van mijn wensen.
Ik zoek alweer mijn toevlucht in de wereld van de boeken. Boeken over het masochisme natuurlijk.

9 Men neme een masochist...

Men neme een masochist...
De ontoereikendheid van psychologische theorieën

Men neme een masochist, een sadist, een zweep, en dan...
Nee, zo heel eenvoudig is het nu ook weer niet. Het is zelfs heel, heel moeilijk, heel gecompliceerd. Hoe gecompliceerd het is, weet je pas na het lezen van boeken van gerenommeerde filosofen, die zich met het fenomeen masochisme hebben beziggehouden.

Waarom is een mens masochistisch? Waarom een vrouw? Is ze werkelijk - misschien vanwege haar anatomie - tot het masochisme voorbestemd, of wordt ze pas door de man daartoe gedreven? Of vindt de vrouwelijke lust aan het lijden in werkelijkheid haar oorsprong in een psychotische verwarring?
Theorieën zijn er genoeg.
De waarheid kent iedere vrouw die het aangaat alleen voor zichzelf. Maar eigenlijk is dat ook helemaal niet zo belangrijk. Belangrijk is alleen dat je je behoeften erkent er voor uitkomt en ze ontplooit.
In elk geval wil ik zelf mijn masochisme, mijn bijzondere geaardheid, eigenlijk helemaal niet verklaren, niet analyseren.
'Verklaar me de liefde!' Een dergelijke eis kan alleen retorisch bedoeld zijn. Liefde - in welke vorm dan ook - kan niet verklaard worden, en al helemaal niet algemeen geldend. Liefde kan niet geanalyseerd worden. En het masochisme, niets anders dan een liefdesvorm, al net zo min.
En toch: theoretiseren is zonder twijfel toegestaan, zolang de theorie geen dogma wordt. Het is ergens bijna ontroerend hoeveel mensen zich in de loop der jaren met de vraag beziggehouden hebben waarom de mens is zoals hij is. Enkelen van hen komen op deze plek aan het woord, om hun psychologische theorieën over het thema, dat mij tot een buitenstaander maakt, te ontvouwen.
Sigmund Freud, de oervader van de psychoanalyse en doorvorser van al het onbewuste, stelt vast: vrouwelijkheid en masochisme horen bij elkaar. Punt uit.
Waarom?
'Anatomie is lot', legt hij uit, en vrouwen zijn op grond van hun anatomie voor het masochisme voorbestemd, alleen al door hun natuurlijke passiviteit. En een passievere houding dan de masochistische is er tenslotte nauwelijks.
Freud vindt drie theoretische aanknopingspunten om het masochisme te verklaren.

De eerste freudiaanse leerstelling: het masochisme is een naar binnen, dus tegen de eigen persoon gericht sadisme.
Elke kinderlijke seksualiteit bereikt op een bepaalde trede van de ontwikkeling een sadistische fase. Dit kinderlijke sadisme richt zich normaal gesproken op de buitenwereld. Sommige mensen echter richten dit sadisme - meestal op grond van verdringing, bijvoorbeeld een Oedipuscomplex - tegen zichzelf.
Door deze verdringing blijft de volwassen mens in een seksuele ontwikkelingsfase van de vroege jeugd steken. Pas als het hem lukt om zijn verleden frank en vrij tegemoet te treden, kan hij misschien een deel van zijn angst en het tegen hem zelf gerichte sadisme kwijtraken.
Volgens Freud geld voor masochistische neigingen hetzelfde als voor alle 'perverse neigingen', namelijk dat ze 'wortelen in de kinderjaren, ieder kind heeft de aanleg ervoor en voelt zich ertoe aangetrokken, in overeenstemming met de onrijpheid ervan. De perverse seksualiteit is niets anders dan de vergrote, tot haar afzonderlijke emoties ontlede infantiele seksualiteit...'
En 'het opmerkelijkste verschijnsel van deze perversie ligt daarin, dat haar actieve en passieve vorm bij dezelfde persoon in gelijke mate aangetroffen wordt. Wie er genot aan beleeft anderen in een seksuele relatie pijn te doen, is ook in staat om de pijn die bij hem uit de seksuele omgang kan ontstaan, als lust te beleven.'
Een sadist is dus ook altijd tegelijkertijd een masochist. Ook als de actieve zijde en de passieve zijde van mens tot mens op heel verschillende manieren tot uitdrukking kunnen komen.

De tweede freudiaanse leerstelling met betrekking tot het masochisme kan worden afgeleid uit de theorie van het lustprincipe.
Volgens Freud worden alle mensen geleid door het lustprincipe, dus ook de masochisten.
Maar terwijl de gezonde, niet pervers aangelegde mensen ernaar streven om lust te ervaren door mooie, dat wil zeggen positieve gevoelens, handelt de masochist als het ware in strijd met het lustprincipe.
In het werk 'Aan gene zijde van het lustprincipe' stelt hij daarover: 'De pijn verkrijgt bij de masochist een functie, want het is niet aannemelijk dat de pijn op dezelfde wijze als andere onlustgevoelens op de seksuele opwinding inwerkt en een door lust gekenmerkte toestand schept.' Dat de pijn bij de masochist een functie krijgt, verklaart Freud uit de zogenaamde doodsdrift. 'Het doel van alle leven is de dood.'
De masochist wil dit doel sneller bereiken dan de gezonde mens. Hij streeft ernaar op te lossen, om niets te worden. De masochist wil zichzelf vernietigen: hij wenst vernietigd te worden.

De derde freudiaanse leerstelling: het masochisme komt voort uit een onbewust schuldgevoel.
Een verdrongen gebeurtenis in de kinderjaren, waaraan de masochist zich schuldig voelt, gebiedt hem te lijden. Hij ziet de pijnen en kwellingen als straf, als zelfopgelegde boetedoening. Het maakt daarbij helemaal niets uit wie die bestraffing op zich neemt. 'De masochist houdt zijn wang altijd in de richting waarin hij het vooruitzicht heeft een pak slaag te krijgen...'
Freud raadt een analyse aan, die het schuldgevoel zal verklaren.

Ergens brengt Freud me niet verder. Tot nu toe heb ik bij mezelf sadistische neigingen noch doodsdrift bespeurd. En waarom zou ik in analyse moeten gaan, zolang ik me goed voel met mijn masochisme?
Maar goed, Freud geeft toe dat er rond het thema masochisme nog veel te overdenken, te onderzoeken en te verklaren valt. Had hij mij maar eens iets gevraagd...
Maar kan ik eigenlijk als vrouwelijke masochist een analyticus ernstig nemen die alleen mannen analyseerde?
Daarom moet er nu een vrouw aan het woord komen.

Karen Horney, ook psychoanalyticus, richt zich voornamelijk op het vrouwelijke geslacht.
'Masochistische vrouwen hebben de neiging zich afhankelijk te maken,' legt ze uit, 'en deze afhankelijkheid schijnt een levensvoorwaarde, want een zodanig aangelegde vrouw gelooft dat ze zonder de voortdurende nabijheid, bereidheid en liefde van een ander helemaal niet kan bestaan.'
Een masochistische vrouw is, als ik mevrouw Horney goed begrijp, een vrouw die zich zo aan een man vastklampt, dat ze de grenzen die de relatie voor hem heeft, niet meer kan waarnemen. Ze voert een voortdurende strijd om bewijzen voor de liefde van de ander.
Relaties die op deze vorm van afhankelijkheid berusten, worden gekenmerkt door de vijandige houding van de vrouw tegenover haar partner. De reden is dat de vrouw van de partner verwachtingen heeft waaraan hij helemaal niet kan voldoen. Omdat het haar, de masochistische vrouw, aan energie, initiatief en moed ontbreekt, verwacht ze dat de partner haar dit allemaal kan geven, en daarin wordt ze natuurlijk teleurgesteld,
Haar vijandigheid, haar woede tegenover de partner, kan zo'n vrouw niet tot uitdrukking brengen. Zo ontwikkelt ze, tenminste naar de voorstellingen van Karen Horney, een zekere verbittering tegenover de ander. Dit verscherpt het conflict waarin ze zich bevindt: aan de ene kant heeft ze de ander nodig, aan de andere kant haat ze hem.
Het conflict wordt verder verscherpt doordat ze zelfs de geringste afstand tussen haar en haar partner niet kan verdragen. Ze gelooft dat ze op alle wensen van haar partner onvoorwaardelijk moet ingaan, om hem maar niet te verliezen. Uiteindelijk, ' zegt Horney, 'leeft zo'n vrouw in een voortdurend conflict tussen afhankelijkheid en vijandigheid.'
Een masochistische vrouw kan dus, als men deze redenering volgt, van niemand houden. En ze gelooft ook niet dat haar partner of wie dan ook werkelijk van haar zou kunnen houden.
Haar overgave is niet meer dan een kinderlijk vastklampen. 'In feite wil zo'n vrouw alleen maar kind zijn, en dit' aldus Karen Horney, 'is een neurotische wens.'
En neuroses, dat is immers bekend, berusten op verdrongen jeugdervaringen, en die moeten in een analyse onderzocht worden...

Verdrongen jeugdervaringen, neuroses, vijandigheid, zelfs haat tegenover de partner...
Na het lezen van Karen Horney zou ik bijna bang voor mezelf worden.
Maar laten we het nog niet opgeven. We vragen het een andere vrouw.

De theorie van Helene Deutsch, ook analytica, is weer te geven in een korte formule: 'De vrouw beleeft de geslachtsdaad als een masochistische handeling.'
Maar eigenlijk is deze geslachtsdaad alleen het voorspel. Werkelijk tot een hoogtepunt komt de vrouw pas negen maanden later. Want de geboorte is een 'orgie van masochistische lust' (het staat er werkelijk!).
'En zo laat zich de vraag beantwoorden wanneer een meisje tot vrouw wordt: zo gauw ze zich tot het masochisme wendt.' (Dan werd ik wel vroeg vrouw!)
Er bestaat nog een vergroting van de lust voor de masochistische vrouw: het moederschap. Seksuele en voortplantingsdriften zijn nu door een 'masochistische brug' verbonden, en in de relatie met haar kind vind het masochisme van de vrouw de sterkste uitdrukking...
Maar hoe het ook zij, of iemand nu het geluk van het moederschap gegund is of niet: 'De aantrekkingskracht van het lijden is voor vrouwen heel wat sterker dan voormannen.'
Aldus Helene Deutsch in 1944.

Mijn verwarring groeit. Langzaam komen er twijfels op: misschien ben ik helemaal geen masochiste, want bij mij is alles toch anders, heel anders...
Of heb ik alleen de boeken van de verkeerde analytici gelezen?
Laten we daarom nog een theoretica de kans geven.

Marie Bonaparte komt in haar in 1953 verschenen boek over seksualiteit, dat zich onder andere bezig houdt met het vrouwelijke masochisme, tot de stelling: 'Het masochisme is vrouwelijk', en wel in al zijn verschijningsvormen. (Had ik bij Freud niet al zoiets gelezen...?)
Dacht ik het niet: alle vrouwen zijn masochisten.
In elk geval beweert Marie Bonaparte dat iedere vrouw haar leven lang haar (verborgen) masochisme voortdurend bewijst, of ze het nu wil of niet. Het begint met de wens in de vroege jeugd door de vader misbruikt en geslagen te worden, zet zich voort in het verlangen door hem gecastreerd te worden en eindigt met de hoop van de volwassen vrouw door de man, die nu de vader vervangt, verkracht en vernederd te worden.
'Juist bij de geslachtsdaad bewijst iedere vrouw ongewild haar masochistische neigingen, doordat ze de bewegingen van de coïtus in ontvangst neemt, die in werkelijkheid overeenkomen met slagen, en daarbij lust voelt.'
Aha, alles is duidelijk: ik ben volkomen normaal, volstrekt vrouwelijk. Alleen mijn seksegenoten zijn zich van hun masochisme nog niet bewust geworden, hebben het misschien verdrongen. Is een analyse misschien een idee?

Mijn hulpeloosheid wordt steeds groter: als zelfs de vrouwen onder de analytici me niet eens een bruikbaar theoretisch uitgangspunt kunnen leveren...
Laten we het daarom nog maar eens met een man proberen. Hij heeft zich weliswaar slechts zijdelings met het thema masochisme beziggehouden, maar toch geldt hij als een autoriteit bij dergelijke problemen.

Erich Fromm ziet de oorsprong van mijn masochistische geaardheid heel ergens anders dan zijn hiervoor geciteerde collega's.
Laten we eens kijken naar de theorie die hij in zijn boek 'De angst voor de vrijheid' ontwikkelt. 'Het kleine kind is door de navelstreng met de moeder verbonden. Als het geboren wordt, moet de navelstreng doorgeknipt worden, en dat geldt natuurlijk ook in overdrachtelijke zin: de primaire, dus de eerste banden, die een kind veiligheid, geborgenheid en de zekerheid van verbondenheid gaven, moeten doorgesneden worden, opdat het kind zelfstandig en vrij kan worden.'
Het verlies van de primaire banden betekent niet alleen vrijheid, maar ook eenzaamheid. In een vreemde wereld losgelaten, die 'overweldigend sterk en machtig, vaak ook bedreigend en gevaarlijk is,' ontwikkelt het kind 'een gevoel van onmacht en angst'.
Na het verkrijgen van de vreeswekkende vrijheid heeft het kind twee mogelijkheden. ten eerste: het kan een spontane band met de wereld aangaan, door liefde en werk, en zijn gevoelens, zijn zintuigen en zijn intellect vrij en ongedwongen ontwikkelen. Als het hem lukt deze positieve vrijheid te verkrijgen, kan het weer met zijn medemensen, de natuur en zichzelf een worden, zonder zijn zelfstandigheid te verliezen.
Maar het kind kan ook, en dat is de tweede mogelijkheid, van zijn vrijheid afzien. Dit gaat gepaard met de ontwikkeling van vluchtmechanismen. Een van de vluchtmogelijkheden is het masochisme.
'De masochistische mens probeert de oude primaire binding door nieuwe, secundaire te vervangen, en wel doordat hij zijn persoonlijkheid laat versmelten met iemand of iets buiten zichzelf, doordat hij zich aan een autoriteit onderwerpt.'
Dat zelfde geldt voor de sadist. 'In beide gevallen gaat het om een vlucht voor de eenzaamheid.' Aha! Mijn jeugdervaringen schieten me pardoes te binnen. Ik heb me dus aan mijn denkbeeldige vader, aan de Black Moon-sekteleider en later aan Jackson alleen daarom onderworpen, omdat ik de losmaking van mijn moeder niet verdroeg? Maar waarom zou ik dan zo graag door mijn moeder geslagen zijn?
Maar misschien zie ik het allemaal veel te subjectief. Verder dus met Fromm:
'Masochistisch gedrag uit zich het vaakst als gevoel van minderwaardigheid, onmacht en onbeduidendheid. In analyses blijkt dat zulke mensen zich weliswaar over hun gevoelens beklagen, maar zich onderbewust graag minderwaardig en onbeduidend zouden willen voelen.'
Maar ik beklaag me toch helemaal niet! Absoluut niet. En ik wil me ook helemaal niet onbeduidend voelen! In geen enkel opzicht. Ik heb veel meer het gevoel juist beduidender te worden, hoe meer ik me aan een werkelijk geliefd en sterk mens onderwerp. Ik wil niet gekleineerd orden of zelfs nietig zijn. Ik wil dat ik voor deze mens het belangrijkste, beste en waardevolste ben. Wat nu, mijnheer Fromm?
'Een mens voor wie het onverdraaglijk is in vrijheid te leven, kan niet zonder meer neurotisch genoemd worden.' (Aha, godzijdank!)
'Zijn liefde en zijn bewonderende, bereidwillige houding tegenover onderwerping worden automatisch door macht opgewekt, onverschillig of deze macht van een persoon of een instelling uitgaat. De macht fascineert hem om de macht zelf.'
Maar ik heb er helemaal geen zin in me aan instanties te onderwerpen, ook al zijn ze nog zomachtig. en de macht als macht interesseert me weinig, en angst voor de vrijheid heb ik ook niet. Integendeel, die heb ik nodig, omdat ik me juist alleen vanuit de vrijheid kan onderwerpen, en in ieder geval...

Om eerlijk te zijn: ik ben in de war. Misschien ben ik uiteindelijk helemaal niet masochistisch?
Ik heb me in elk geval in geen van deze o zo verstandig geformuleerde stellingen herken, ook al zouden ze over mij moeten gaan. Niet omdat ik ze niet voor waar wil aannemen, maar omdat werkelijk geen van de verklaringen op mij en mijn wensen betrekking heeft.
En zoals gezegd: ik wil er voor geen goud van afkomen, van deze lust naar de onderwerping, van mijn wens naar pijn, naar liefde, naar sterkte...
Teleurgesteld door de psychologische theorieën ga ik op zoek naar literaire voorbeelden voor een vrouw met masochistische neigingen.
Ik werk me door stapels erotische literatuur en wat ervoor door zou willen gaan.
Geen resultaat.
Op het laatst rest me feitelijk alleen een greep te doen naar het beproefde standaardwerk...

10 De vrijheid zich te onderwerpen

De vrijheid zich te onderwerpen
Het verhaal van O

Het verhaal van O is als een meesterwerk van sadomasochisme wereldberoemd geworden. Een openbaring naar men zegt voor iedere masochist. En dat lijkt te kloppen: ik kwam geen masochistische vrouw tegen die niet huizenhoog opgaf van dit verhaal, zo gauw als het ter sprake kwam.
Waarom?
Om heel eerlijk te zijn: ik begrijp dat eigenlijk ook niet helemaal.
Wat roept ze dan op, deze vertelling van een zekere Pauline Reage (het vermoeden bestaat dat achter dit pseudoniem in werkelijkheid een man schuilgaat), die zoveel oprechte bijval krijgt en al heel lang zonder concurrentie de eerste plaats inneemt onder de verplichte lectuur van een goed masochist?

O is een volkomen normale vrouw, althans voorlopig: niet bijzonder onderdanig, zelfs een voor de toenmalige omstandigheden zeer geëmancipeerde vrouw, best knap en succesvol in haar werk.
O wordt pas 'O' door Rene, haar geliefde. Hij is een knappe, maar heel verlegen jongeman, die meer dan alleen liefde van haar verlangt. Hij wil haar onderwerping. Hij bepaalt dat ze hem toebehoort en hem gehoorzaamt. En hij heeft geen kettingen of zwepen nodig om zijn wil door te voeren.
Want O maakt zich vrijwillig tot zijn slavin, uit liefde. Voor mij is dit een van de belangrijkste passages in het werk, omdat die de werkelijk masochistische trekken van O toont: ze wil zich onderwerpen.
O's toekomst wordt beslist als Rene op een dag met haar in een merkwaardige taxi wegrijdt. Tijdens de rit, waarvan ze het doel niet kent, moet O haar jarretels losmaken, haar kousen uittrekken en tenslotte ook haar slipje.
Uiteindelijk stopt de auto in een fraaie laan voor een klein paleis. Rene zegt tegen haar dat ze aangekomen zijn, knoopt haar blouse los, snijdt met een zakmes de bandjes van haar beha door en neemt haar die af. Onder de blouse, die hij weer dichtgemaakt heeft, zijn haar borsten nu vrij en naakt, zoals haar hele lichaam van haar taille tot haar knieën vrij en naakt is.
En dan komt er een moment dat opwindend is voor iedere devote, masochistische vrouw. 'Luister,' zegt hij, 'het is zover. Ik laat je nu alleen. Je stapt uit en belt aan, je volgt de persoon die opendoet en je doet alles wat ze van je verlangen. Als je niet gehoorzaamt, zullen ze je dwingen te gehoorzamen. Je tas? Nee, je hebt geen tas meer nodig. Je bent alleen maar een meisje dat ik aflever. Ga!'
En O gaat, gehoorzaam, deemoedig, zonder een woord, zonder nog een blik op hem te werpen. Het huis waarin O zich moet begeven, heeft slechts een bestemming: daarin worden vrouwen gebruikt, gewillig gemaakt, en dat met alle maar denkbare methoden.
'De leren zweep die de man aan zijn broekriem droeg, bestond uit zes riemen met knopen aan het eind, die er heel stevig uitzagen, wat ook het geval was, zoals ze kon voelen, want ze beroerden daarmee haar schoot en spreidden haar dijen, opdat ze beter kon voelen hoe vochtig en koud de snoeren voelden op de zachte huid van haar binnenzijde.'
O krijgt met de zweep, wordt verkracht en gefolterd. Ze moet bepaalde voorschriften opvolgen, die haar gedweeheid tot uitdrukking moeten brengen. Ze mag bijvoorbeeld alleen kleren dagen die het iedere aanwezige man en later ook de geliefde mogelijk maken haar te allen tijde te nemen. Ze mag haar benen nooit sluiten, haar lippen moeten steeds half geopend zijn en ze mag nooit de mannen in het gezicht kijken, nee, haar blik mag zich slechts tot het mannelijke geslachtsdeel opheffen, niet verder, omdat ver niets voor O van belang is.
Na een paar weken is O dan zover: ze is dan zo gewillig geworden als haar geliefde Rene het wilde, en mag met hem naar huis rijden. Daar leeft ze haar moderne leven verder. Ze gehoorzaamt Rene en ze houdt van hem.
Op een dag voert haar geliefde haar naar een nieuwe, veel strengere meester: Sir Stephen. Hij is veel harder en consequenter dan Rene was. Hij dient O zweepslagen toe en verlangt haar onvoorwaardelijke gehoorzaamheid. Hij verleidt haar en vernedert haar, laat haar schaamlippen met zijn initialen brandmerken. O behoort nu hemelaal aan Sir Stephen, ze houdt nu van hem in plaats van Rene.
Uit de liefde ontwikkelt zich een extreme geestelijke afhankelijkheid. O is volkomen aan Sir Stephen ga toebehoren: zozeer, dat ze met plezier doet wat hij ook maar van haar verlangt, dat ze er bijvoorbeeld van geniet als ze zijn wens mag vervullen haar met een andere vrouw in bed te observeren. O is de willoze slavin van Sir Stephen geworden, en is daar heel gelukkig bij.
Het verhaal van O eindigt op verschillende manieren. In de oorspronkelijke versie keert ze terug naar het huis waarin ze tot slavin werd opgeleid.
Het tweede slot is heel wat dramatischer: O vraagt om haar dood, als ze merkt dat Sir Stephen haar zal verlaten. Hij geeft zijn toestemming.

Tot zover het verhaal van O.
Zeker, het verhaal van haar onderwerping en haar opleiding tot de perfecte slavin kent enige momenten die iedere masochist in vervoering brengen. Veel interessanter dan de kwelling- en verkrachtingsscènes vind ik echter een ander element van het werk.
Ik doel op het feit dat het hele verhaal uitsluitend om de behoeften van O draait. Ze wordt weliswaar vernederd, krijgt met de zweep en wordt verkracht, maar bij al deze tuchtigingen zijn de mannen uiteindelijk alleen maar figuranten. Ze hebben eigenlijk alleen de functie O in overeenstemming met haar masochistische neiging en haar narcistische geldingsdrang datgene te geven wat ze nodig heeft. De mannen, zowel de dienaars als de meesters, vormen slechts de passende achtergrond voor de persoon om wie het uitsluitend gaat: O.
Het verhaal van O maakt aanschouwelijk hoezeer het slagen van zo'n liefdesvorm of ook van alleen een daad van seksuele onderwerping uiteindelijk afhangt van degene die schijnbaar alle touwtjes uit handen geeft, passief is, zich onderwerpt.
Inderdaad onderwerpt O zich, maar ze doet het steeds vanuit haar vrijheid, pas als ze een situatie aantreft c.q. geschapen heeft die met haar wil overeenkomt.
Stel je dit verhaal zonder O voor; dat gaat niet. O is de enige figuur die niet uitwisselbaar is. Uit haar persoonlijkheid, uit haar onderworpenheid, uit haar wijze van onderwerping, uit haar liefde, uit haar pijn bestaat de handeling.
De uitvoerende macht, haar dienaars, ja zelfs haar minnaars zijn ondertussen uitwisselbaar.
Een figuur als Rene kun je overal aantreffen; een lieve, maar wat softe jongeling zonder eigen wil. Het bevalt hem, zoals O geslagen wordt, maar hij slaat haar niet zelf. En hij kruipt in zijn schulp, wat het duidelijkst blijkt als Sir Stephen opduikt en O voor zich opeist.
Ook Sir Stephen, O's grote liefde, wordt niet als een geweldige persoon beschreven. Net als Rene blijft hij een schim, de wazige gestalte van een man die slechts een functie te vervullen heeft. Wat hem erbovenuit laat steken is slechts het feit dat O van hem houdt.

O, de onderworpene, is de werkelijk sterke figuur van het verhaal. Ze bepaalt de loop van het geheel. Daarmee realiseert dit verhaal tot op zekere hoogte de behoeften van iedere masochistische vrouw, haar wens het middelpunt te zijn, de belangrijkste, juist doordat ze zich overgeeft, zich onderwerpt.
Een paradox? Dat lijkt misschien zo. In elk geval wordt in het verhaal van O een zeer opwindende tegenspraak in de masochistische geest van de vrouw blootgelegd: pas op het ogenblik dat O van het recht over zichzelf te beschikken, van het recht op persoonlijke lustgevoelens bevrijd wordt, pas op het ogenblik dat ze haar identiteit verliest, vindt ze een werkelijk nieuwe identiteit.
'Eindelijk kan ik me veilig voelen, sterk, trots en zuiver, vervuld van een grote innerlijke rust. Eindelijk vind ik mezelf, omdat ik mezelf verloren heb. Eindelijk ben ik O geworden.'
In de verwoording van deze tegenspraak zou de bekoring kunnen liggen die Het verhaal van O uitoefent.

11 Het probleem een masochist te zijn

Over het probleem een masochist te zijn
Omwegen

Alle knappe theorieën over het vrouwelijke masochisme en ook Het verhaal van O - hoe gevoelig dat bepaalde elementen van het masochistische bestaan ook tot uitdrukking brengt - konden me geen hulp bieden bij de oplossing van mijn persoonlijke problemen.
Na de teleurstelling met Mario werd ik pas echt voorzichtig. Er was door de jaren met hem te veel in mij verwond, te veel was kapot gegaan. Ik had mezelf te lang bedrogen in deze relatie, waar van ik eens geloofd had die mij de vervulling van mijn zo lang verdrongen wensen zou brengen.
De eerste tijd na het einde van mijn Mario- diensttijd trok ik me helemaal in mezelf terug. Ik waagde geen experimenten meer op het gebied van het slavenbestaan.
Ik was bang na die drie jaar. Werkelijk bang. Op een bepaalde manier leek me dat heel raar: jarenlang had ik de wens gehad me te onderwerpen, en toen deze wens dan eindelijk vervuld werd, sloeg de vernedering heel diepe wonden.
Bestond er soms 'goede' en 'slechte' vernedering? Nee, dat kon ik niet geloven. Ik was gewoon laf. Ik was bang voor de werkelijkheid.
Ik kwam tot de conclusie dat ik mezelf wat wijsgemaakt had: ik ben helemaal geen masochist, maar gewoon een doorsnee-vrouw, met een paar eigenaardige fantasieën misschien, maar verder: geheel normaal.

Uit dit vermeende besef van mijn normaal-zijn trok ik de praktische consequentie. Ik probeerde als normale vrouw te leven en lief te hebben.
Een paar onschuldige affaires met normaal voelende mannen.
Ik was in staat te genieten van de tederheid die ze me gaven.
Ik was flink beschadigd door Mario en zijn mishandelingen, zijn geestelijke wreedheden. Dat merkte ik bij de weinige liefdesavonturen die na hem kwamen.

De eerste keer dat een man me uitgebreid streelde, teder mijn naam zei en me lang kuste, brak ik in tranen uit. Hij werd onzeker. Ik stamelde iets over een of andere lamlendige onderdrukking, vertelde halve waarheden.
'Zo iemand moeten ze ophangen!' bracht de zachte jongeling in mijn bed hortend uit. 'Mijn god, dat zijn toch geen mensen meer.' Hij streelde me nog tederder in zijn medelijden.
Ik genoot. Ik zoog zijn tederheid op, diep in mijn verwonde ziel.
Op het gebied van tederheid had ik heel wat in te halen.

Mijn ziel was nauwelijks genoeg gebalsemd, mijn lust voldoende gestild, of ik kreeg twijfels.
Is dat nu werkelijk wat je nodig hebt? vroeg ik me af na een bijzonder tedere, liefdevolle en gewoonlijk ook hartstochtelijke ervaring. Is dat je toekomstige leven? Ziet je vervulling er zo uit?
Ja, ja, ja! zo prentte ik mezelf stevig in. Je bent toch normaal, dus zal het geluk van de normale wereld ook jouw geluk zijn.

Ik raakte bevriend met een normale, nette, gemiddelde, tedere jongen en dacht al snel aan trouwen.
Weg met al die verzinsels. Voorgoed.
We woonden samen, in een stijlvol ingerichte woning, hadden dezelfde interesses en dezelfde vrienden.
Ons seksuele leven was in orde. Hij hield rekening met me, mijn bevrediging was voor hem net zo belangrijk als zijn eigen. Hij sprak over kinderen. Wij spraken over kinderen.
Onze ouders waren blij. Er viel een enorme last van de schouders van mijn moeder, en ook mijn vader dwong zich tot een glimlach: ze heeft nog net haar evenwicht hervonden; de wilde jaren zijn voorbij.

Mijn moeder breide de eerste babykleertjes. De datum van het huwelijk stond vast, de eerste uitnodigingen ware al geschreven. Het was kort voor Kerstmis.
Ik liep door feestelijk versierde straten, door de geur van appelflappen en kaneelkoek: inkopen doen voor de uitzet.

De verkoopster van het warenhuis raadde me linnen beddengoed aan: 'Dat gaat een leven lang mee.'
Een leven lang...
Een leven lang naast hem. Nacht na nacht.
Linnen. Het herinnerde me plotseling aan iets. Van ver, van heel ver kwam de herinnering; linnen, beddengoed, wit linnen beddengoed... Marga. Haar jeugd in het tehuis. Gebleekt linnen.
Mijn god, Marga. En ik, die in die tijd op zoek was naar mezelf. Op zoek naar de vervulling als masochistische vrouw. Hoe lang was dat geleden?
'Linnen is er in alle kleuren, u hoeft geen wit te nemen.' legde de verkoopster uit. 'Waarom geen roze of geel...'
Geel linnen. Dat zou goed bij de slaapkamermeubels passen, waar mijn ouders voor zorgden. Massief grenen. Een keer iets degelijks, het zou immers voor altijd zijn.
Marga had op zaterdag over de met koorden bespannen eiken fauteuil gelegen. Met ontbloot achterste. Stokslagen. Ze zal de fauteuil op de andere dagen van de week met een mengeling van liefde en spanning bekeken hebben, dat wist ik zeker. Ze heeft misschien naar sporen gezicht, in het hout, op de stof, naar sporen van har liefde. Sporen van haar pijn, sporen van haar lust.
In het gele linnen zouden geen sporen komen. In elk geval niet zulke sporen.
'U kunt het gerust op negentig graden in de machine wassen.'
Aan zoiets moest ik nu denken. Geen gedachten meer over sporen, over lust, over pijn...
Ik liet het gele linnen beddengoed inpakken.
'een goede koop. Het gaat een leven lang mee.'
Een leven lang. Deze zin bonkte in mijn hoofd. Ik zag mezelf onder het gele linnen liggen, een leven lang: als dertigjarig, als veertigjarige, als moeder van drie kinderen, met een slapende echtgenoot naast me, later als oma - steeds onder hetzelfde linnen.

Nog vier weken tot onze bruiloft. De voorbereidingen waren in volle gang.
Ik kon niet tegen de rust, merkte ik plotseling.
De tijd ging door. Langzaam maakte zich paniek van me meester.
Ik maakte ruzie om de tafelschikking bij het bruiloftsmaal en een andere kerk voor de huwelijksplechtigheid. Ik vocht tegen de uitnodiging van mij oudtante, wier politieke gezindheid me niet beviel, en tegen de uitgekozen trouwjurk, die ik plotseling niet meer aan wilde.
Ruzie omwille van de ruzie: ik wil dat schilderij niet op deze plek hebben! Die stomme gele lakens wil ik ook niet! Ik wil geen televisie in de slaapkamer! Ik kook niet in de magnetron! Ik wil een futo-matras, dat is gezonder. Als ze die meubels niet in massief grenen hebben, dan wil ik helemaal geen grenen in de slaapkamer. Ik wil ook die inbouwkeuken niet, dat is me veel te burgerlijk! Ik wil een schommelstoel! Ik wil een klein feest! Ik wil, ik wil, ik wil...

De uitbarsting kwam precies een week voor de trouwpartij.
Ik ging tekeer, raasde, schreeuwde. Schreeuwde tegen de man met wie ik over een week wilde trouwen.
Hij was verbijsterd. Dacht dat ik ziek was of dat het me te veel geworden was. Hij wilde een dokter halen.
'Een dokter,' hoonde ik, 'dacht ik het niet!' En ik schreeuwde hem in zijn gezicht: 'Een *man* heb ik nodig!'
Ik herkende de wilde zestienjarige in me, zoveel jaar later. Tekeergaan, razen, schreeuwen. Vechten om overwonnen te worden. Grenzen zoeken, grenzen verkennen. en er was niemand die ze me liet zien.
Onthutsing. Hij wendde zich af. Met zoiets kon hij niet overweg, wist zich geen raad.
Hij was normaal.
Maar ik niet. 'Ik ben niet normaal, begrijp je?' schreeuwde ik tegen hem. 'Ik ben een masochistische vrouw!'
Hij sperde zijn ogen open, verbijsterd, ontzet. 'Je weet niet wat je zegt!'
O jawel, dat wist ik wel, en ik wist ook dat het klopte wat ik wilde, dat het moeilijk zou worden en dat ik misschien mijn hele leven lang zou zoeken, misschien zelfs mijn hele leven lang tevergeefs.
Mijn hele leven. Beter een heel leven op zoek naar de ware dan een heel leven in de droevige wereld van het normale, in geel linnen gehuld. Ik was erg opgelucht die nacht, toen ik hem verliet. Ik wist nu dat ik mezelf niet verraden zou. Ik zou mezelf niet verkopen voor een beetje rust, voor een bedrieglijke zekerheid.
Ik wilde leven. Ik wilde liefhebben.
Ik wilde lijden.
Ook al zou deze weg voor mij nog zo moeilijk zijn.

Natuurlijk zou mijn weg moeilijk worden.
Ik was heel voorzichtig geworden. Ik wilde niets overhaasten.
Om iedereen die geen potentiële Dominus was, liep ik voorlopig met een grote boog heen.
Niettemin woedde het verlangen meer dan ooit in mij. Ik vroeg me af hoe het andere vrouwen na een scheiding vergaat. Ik hoorde en las over vrouwen die tijdlang bewust alleen leven, en dat kennelijk zonder negatieve gevolgen voor hun seksuele en psychische welbevinden. Goed, zo nu en dan een bekentenis dat ze zich eenzaam voelen. Maar meestal wordt dit gevoel graag als prijs betaald voor de persoonlijke vrijheid. En een nieuwe liefde is zo nodig snel gevonden.
Ook daarover verbaasde ik me erg. Waarop wordt een 'normale' vrouw verliefd?
'Op zijn mooie ogen...'
'Op zijn verzorgde handen...'
'Op zijn lieve mondje...'
Daar kon ik niet bij: er zijn duizenden lieve mondjes, ettelijke duizenden mooie, expressieve ogen, de meeste mannenhanden zijn verzorgd; wat moet het voor een 'normale' vrouw gemakkelijk zijn verliefd te worden!
Geen wonder dat de 'normale mensen' zoveel gemakkelijker van een relatie kunnen afzien en scheidingen zoveel gemakkelijker en beter doorstaan. Een vervanger is immers op elk gewenst tijstip te vinden.
En ik?
Bij zo iemand als ik is alles heel anders en veel, veel moeilijker...

Ik let niet op mannelijke ogen, handen of monden. Ik ga een kamer binnen, een café, stap in de metro en ga naar een feestje, en dan *voel* ik. Lang niet altijd, maar als ik het doe, dan met heel mijn lichaam. Puur lichamelijk voel ik de atmosfeer van macht en sterkte, van dominantie. Mijn reacties zijn als reflexen: mijn knieën knikken, mijn hart slaat snel en luid. Ik word onrustig. Ik zoek de bron van deze kracht, degene die deze sterkte uitstraalt. Het is een man. Bijna altijd.
Zijn uiterlijk registreer ik alleen terloops, zulke bijzaken zijn onbelangrijk. Zijn houding is interessant, zijn gebaren, zijn spreektrant, zijn blik.
Als ik hem zo op mij in laat werken, kan alles al meteen daarna afgelopen zij, en meestal is dat ook zo. Een aansteller met wilde gebaren, een onzekere blik, een te snelle of te luide stem - voorbij!
In een gunstig geval echter wordt het eerste gevoel sterker: hij heeft iets. Zoiets...
Luisteren. In zijn nabijheid komen. Onopvallend.
De volgende horde: ik mag in geen geval het initiatief nemen, ik mag in geen geval de aandacht op me vestigen. Want dat zou zeker het einde betekenen. Hij moet komen. En wel op de juiste wijze en op het juiste tijdstip. Kom hij te vroeg, dan is dat erger dan dat hij te laat komt. Toont hij me zijn interesse, dan kan hij meer kapot maken dan wanneer hij te laks is. Van de honderd mannen vallen er hier zevenennegentig af.
Of ze kijken helemaal niet naar me (wat dan tenminste nog een heel eigen charme heeft) of (en dat gebeurt het meest) ze komen op een verkeerde manier op me af. Te direct. Te onzeker. Te vastbesloten. Te nonchalant.
Heel vaak overvalt me in zo'n situatie toch weer de wens normaal te zijn. Want zelfs als tot op dit moment alles zou lukken, dan zou dat slechts het begin van een begin betekenen. Pas nu begint de hordeloop door de honderden onvoorzienbare hindernissen, die van het begin al het einde kunnen maken.
Hij is misschien zelfbewust en succesvol, maar hij slaat uit principe geen vrouw.
Of hij verlangt naar een zeer actieve partner.
Of hij is te teder.
Of hij is te ruw.
Of hij komt te snel ter zake.
Of veel te langzaam.
Hij praat er van tevoren teveel over.
Of hij praat er helemaal niet over.

Maar wie deze hordeloop heeft volbracht, die... is ook niet te benijden.
Want nu gebeurt er iets dat de meeste mannen graag willen, maar och ook weer niet: ik word verliefd. Maar dan op een manier die met elke normaal verliefdheid en loopje neemt.
Want de man die zo ver komt, die zo ver in mijn veiligheidssysteem doordring, die komt niet meer van me af, dat weet ik.
Ik geef me over, ik ga erop in, ik werp me direct in zijn armen, of beter; voor zijn voeten. En nu is het aan hem te bepalen wat hij met me doet.
Ik heb het wat dat betreft veel moeilijker dan andere vrouwen, namelijk met mezelf. Ik kom nauwelijks meer los van deze man. Zelfs als ik nu zou merken dat hij me niet zo wil nemen als ik door hem genomen wil worden: ik blijf.
Eigenlijk zou ik direct moeten verdwijnen, maar ik blijf en lijd, als geëmancipeerde, vrije en zelfbewuste vrouw. Ik blijf, omdat ik lijd.

Met Mario was dat een beetje zo geweest.
Ik begon hem te verachten, bijna zelfs te haten voor de manier waarop hij me vernederde, mijn persoonlijkheid, mijn gevoelens en mijn wensen verachtte.
Maar ik had het leef, de pijn en de onderwerping, de vernedering nodig en wilde die, en ik besloot te blijven en verder te lijden, heel lang.
Mijn gevoelens zijn wel heel merkwaardig. Heel verwarrend, heel tegenstrijdig, heel onbegrijpelijk.

12 De bestemming van de vrouw

De bestemming van de vrouw
Friedrich Nietzsche en de emancipatiebeweging

Op zeker moment werd Friedrich Nietzsche voor mij als masochistische vrouw een openbaring. En dat terwijl hij helemaal niets over masochistische vrouwen zegt.
Maar hij spreekt over vrouwen, over 'das Weib' en over hoe zij zich moet gedragen en wat zij is. Ik heb verder nooit een oordeel over vrouwen gevonden - noch bij mannen, noch bij vrouwen - dat in menig opzicht zo sterk op mij betrekking had, waaruit zo'n diep begrip sprak voor datgene wat ik zou willen zijn en hoe ik begrepen wil worden. Daarbij valt bij hem nooit het woord 'masochisme'.
Ik kwam bij toeval weer in aanraking met Nietzsche. Ik had hem op school als zwaar te verteren kost afgedaan en in de verste hoek van mijn boekenkast gezet. Ik vond hem stoffig, vervelend, moeilijk. Maar toen schoot me die zin weer te binnen, die aansporing die de verontwaardiging van iedere moraliste en feministe opwekt en die me tegelijk zo fascineerde: 'Ga je naar een vrouw, vergeet dan de zweep niet...'

Snel haalde ik Nietzsches geschriften weer uit de boekenkast. Voorla Voorbij goed en kwaad, en mijn hart ging open: met deze man zou ik graag samengeleefd hebben! Hoewel ik ook, die zo graag onderworpen wilde worden, bij zijn betogen over 'das Weib' een paar maal moest slikken. Zoals bij de volgende passage uit Voorbij goed en kwaad: 'De vrouw wil zelfstandig worden: en daartoe begint ze de mannen over de vrouw als zodanig voor te lichten. Dat behoort tot de ernstigste symptomen van de algemene verloedering van Europa. Want wat moeten deze onbeholpen pogingen van de vrouwelijke wetenschappelijkheid en zelfontbloting allemaal wel aan het licht brengen!'
Ik hoor de kreten van ontzetting van geëmancipeerde vrouwen: wat heeft dat te betekenen? Het wordt tenslotte de hoogste tijd de mannen eindelijk eens te zeggen wat we zijn en hoe we zijn en wat we willen. Nietzsche ziet dat - naar mijn mening - volledig anders. Niet alleen omdat hij verkondigt: 'De vrouw heeft zoveel reden tot schaamte: in de vrouw zit zoveel pedanterie, oppervlakkigheid, schoolmeesterachtigheid, kleinzielige aanmatiging, bekrompen ongeremdheid en onbescheidenheid verborgen - men lette alleen eens op haar omgang met kinderen! - die in wezen tot nu toe door de vrees voor de man het best teruggedrongen en ingetoomd werden.'

Nietzsches eigenlijke betoog is dat echter niet, en het is daarom ongerechtvaardigd dat men zich in elke feministische Nietzsche discussie uitgerekend over deze in feite terloopse opmerkingen kwaad maakt. Nietzsche meent bijvoorbeeld dat vrouwen een grote fout maken als ze proberen hun biologische wezen, hun gevoelens en hun lust te verklaren. Volgens Nietzsche beroven ze zich daarmee van de geheimzinnigheid die toch sinds mensenheugenis de bijzondere bekoring van vrouwen uitmaakt. Want: '...Er wordt nu al met medisch-wetenschappelijke verklaringen gedreigd over wat de vrouw eigenlijk precies van de man wil. Getuigt het niet van de allerslechtste smaak als de vrouw op het punt staat wetenschappelijk te worden? ...En men mag tenslotte bij alles wat vrouwen over de vrouw schrijven en gezond wantrouwen koesteren of de vrouw over zichzelf eigenlijk opheldering wil, en: kan willen. Hoeveel is de vrouw aan de waarheid gelegen?'

Dat bedoelt hij niet zoals vele kwade tongen het steeds weer beweren. Ik heb hem tenminste nooit zo begrepen. Hij bedoelt daarmee niet dat de waarheid nu zo'n onvoorwaardelijk belangrijke grote deugd is, die alleen aan het mannelijke geslacht voorbehouden blijft. Eerder bestempelt hij de leugen als kunst, de schijn als gave waartoe een man niet in staat kan zijn, omdat ze vreemd zijn aan zijn karakter:
'De grote kunst van de vrouw is de leugen, haar grootste zorg is de schijn en de schoonheid. Laten we het erkennen, wij mannen: wij eren en houden juist van deze kunst, juist van dit instinct van de vrouw: wij, die het moeilijk hebben en ons gaarne ter verlichting van onze lasten bij wezens voegen onder wier handen, blikken en tedere dwaasheden ons onze ernst en onze zwaarmoedigheid en diepzinnigheid bijna als dwaasheid voorkomen.'
Overigens twijfelt Nietzsche minder aan de bekwaamheid van de vrouw zich te wagen aan de wetenschap dan aan haar bekwaamheid eerlijk met andere vrouwen om te gaan. Hij voelt de grote concurrentie en vijandschap die onder vrouwen heerst aan:
'Tot slot stel ik de vraag: heeft ooit een vrouw zelf aan een vrouwenhoofd diepte, aan een vrouwenhart gerechtigheid toegestaan? En is het niet waar dat, in het algemeen, 'de vrouw' tot nut toe door de vrouw het meest geminacht werd, en helemaal niet door ons?'

Zelfs als er nog twijfels bestonden over Nietzsches houding tegenover het vrouwelijke geslacht, die wat mij betreft door zijn wat botte zinnen zelfs gerechtvaardigd schijnen, zijn verdere uitspraken doen mij steeds weer de rillingen over de rug lopen. Er is een bepaalde passage waarop ik bijna verliefd ben geworden, sinds ik die voor het eerst las:
'De vrouwen zijn door de mannen tot nu toe als vogels behandeld, die vanaf een of andere hoogte naar beneden, naar hen zijn afgedwaald: als iets dat fijner, kwetsbaarder, wilder, wonderbaarlijker, zoeter en bezielder is, maar tegelijk als iets dat men op moet sluiten, opdat het niet wegvliegt.'
Is het werkelijk alleen voor een masochistische vrouw mogelijk om deze woorden in hun ware betekenis te begrijpen? De achting voor het vrouwelijke geslacht wat uit deze regels zo duidelijk spreekt?
Of zou ik me door woorden laten verblinden? Beschouwt Nietzsche de vrouwen misschien als dieren? Als vogels, katachtige roofdieren, die men weliswaar graag bekijkt, maar die niet kunnen denken en zich niet verder kunnen ontwikkelen?
Ik weet dat deze twijfels voor de hand liggen. Maar ik heb mijn lievelingsfilosoof heel anders begrepen.

Nietzsche beschouwt het als gevaarlijk het 'onmetelijk diepe antagonisme' en de noodzaak van een eeuwige vijandelijke spanning tussen man en vrouw te ontkennen, te dromen oer gelijkte rechten, gelijke opvoeding, gelijke aanspraken en verplichtingen. Want:
'Een man die diepte heeft, zowel in zijn geest als in zijn begeerte, ook die diepte van welwillendheid, die tot strengheid en hardheid in staat is en gemakkelijk daarmee verwisseld wordt, kan over de vrouw alleen oriëntaals denken: hij moet de vrouw als bezit, als af te grendelen eigendom, als iets dat tot dienstbaarheid voorbestemd is en in zichzelf voltooid beschouwen.'
Een vrouw moet naar Nietzsches overtuigingen dus als het eigendom van de man beschouwd worden. Ik weet dat dat zwaar te verteren is, en er bestaat voor een vrouw waarschijnlijk geen grotere provocatie dan deze bewering van hem.
Dat geldt tenminste voor een normale vrouw, die haar geluk in de harmonie van een op gelijke rechten gebaseerde, kameraadschappelijke liefdesrelatie zoekt. Maar in hun gedachten kan ik me toch al niet verplaatsen, en zo komt het waarschijnlijk dat Nietzsches woorden voor mij een unieke openbaring zijn. Ik zou achter elke zin wel een dik uitroepteken kunnen zetten. Achter de volgende bijvoorbeeld:
'Het zwakke geslacht is in geen enkel tijdperk met zoveel achting door de mannen behandeld als in het onze: men wil meer, men leert eisen: de vrouw verliest haar schaamte. Laten we daar gelijk aan toevoegen dat ze ook haar smaak verliest. Ze verleert de man te *vrezen*: maar de vrouw die "verleert te vrezen", geeft haar vrouwelijke instincten prijs...'

Even afgezien van Nietzsche: wat zijn vrouwelijke instincten?
Schaamte, deemoed, passiviteit? Welke instincten vinden dan werkelijk in het wezen van een vrouw hun oorsprong en welke worden haar door de man opgedrongen? Daar bestaan interessante theorieën over.
Natuurlijk ligt het nogal voor de hand te vermoeden dat eigenschappen als passiviteit en deemoed helemaal geen instincten van de vrouw zijn, maar eigenschappen die haar door het mannelijke geslacht opgedrongen werden om zoveel mogelijk genoegen te geven.
Maar dat is slechts *een* theorie. Er is nog een andere, en die beweert dat de eigenschappen die tegenwoordig door de meerderheid van de vrouwen als werkelijke instincten beschouwd worden - eigenschappen als sterkte, kracht, het kunnen afzien van warmte - helemaal niet als zodanig te beschouwen zijn. Ze ontspringen namelijk in werkelijkheid aan het mannelijke dogma. De hele emancipatiegeschiedenis met al haar schijnbare verbeteringen voor de vrouw is in feite een ander bewijs voor de vrouwelijke gehoorzaamheid aan de man. De mannen wilden verlichting, aldus de theorie van de bewust (mannelijke en vrouwelijke) Zweedse wetenschappers. Verlichting van de plicht alleen voor het gezin te zorgen, verlichting van de seksuele activiteit, verlichting van de heerschappij over de wereld. En zoals het vrouwelijke geslacht eeuwenlang de passieve rol vervulde, zo maakt de vrouw zich tegenwoordig druk om ook aan de nieuwe eisen tegemoet te komen.
Nietzsche zag dit 'gevaar' al ettelijke jaren eerder: 'Dat de vrouw waagt te voorschijn te komen als het vreeswekkende aan de man niet meer bestaat, is te billijken en te begrijpen: moeilijker is te begrijpen dat de vrouw tegelijk daarmee ontaardt.'

Nietzsche zegt ook provocerende dingen over de gelijkwaardigheid van de vrouw in economische, sociale en juridische zin. Hij beschouwt die niet als een zinnig doel om voor te strijden, maar ziet daarin alleen een verdere stap van de vrouw op weg naar zelfverloochening, die alleen maar schadelijk kan zijn, zowel voor de vrouwen, de mannen, als hun relatie tot elkaar:
'Nu de industriële geest over de militaire en aristocratische geeft gezegevierd heeft, streeft de vrouw naar de economische en juridische zelfstandigheid... Maar terwijl zij op dat gebeid nieuwe rechten verovert, probeert gebieder te worden en de vooruitgang van de vrouw in haar vaandels schrijft, voltrekt zich met verschrikkelijke duidelijkheid het omgekeerde: de vrouw wijkt terug.'
Met 'terugwijken' lijkt Nietzsche datgene te bedoelen wat tegenwoordig in artikelen in sommige balden te lezen is: de emancipatie heeft het nodige bewerkstelligd, onrechtvaardigheden in menig opzicht uit de weg geruimd, maar de prijs die de vrouwen - en niet de mannen - daarvoor moesten betalen en tegenwoordig nog moeten betalen, is bepaald niet gering. De eigenlijke schuld daaraan geeft Nietzsche aan de zogenaamde 'domoren onder de mannen, de geleerde ezels van het mannelijke geslacht, die de vrouw aanraden zich van haar vrouwelijkheid te ontdoen en alle domheden na te doen waaraan de "man" in Europa, de Europese "manhaftigheid" lijdt'.
Ik geef toe: deze en soortgelijke beweringen maken het een feministe gemakkelijk tot critica van Nietzsche te worden. Zouden mannen voor Nietzsche misschien waardevoller zijn dan vrouwen? Is allen de man in staat 'Ubermensch' te zijn, te denken, in vrijheid te leven? Moet de vrouw als een vogel in een kooi opgesloten worden?
Nietzsches denken spreekt niet iedereen aan. Maar mij hebben zijn ideeën erg veel opgeleverd. Neem bijvoorbeeld zijn gedachten over de principiële verschillen tussen man en vrouw. Nietzsche beschouwt de vrouwelijke en de mannelijke natuur in de oorspronkelijke vorm, in de oorspronkelijke bedoeling als uitstekend op elkaar afgestemd, ziet die in haar natuurlijke staat als de allergrootste wederzijdse bekoring en is ervan overtuigd dat een ontwikkeling van de vrouw in emancipatoire zin deze natuurlijke aantrekkingskracht en daarmee de hele ordening van het leven zal vernietigen. Wat hij aan zag komen, was het 'verveeld raken van de vrouw'.

13 Masochisme, de zachte triomf

Masochisme, de zachte triomf
De theorie van Simone de Beauvoir

Ik ontdekte ook een vrouw die heel veel begrepen heeft van datgene wat mij anders maakt: Simone de Beauvoir.
De Grande Dame van de emancipatie ziet - luister en huiver - helemaal geen tegenspraak tussen mijn wens naar onderwerping en mijn emancipatoir bewustzijn:
'Allereerst moet opgemerkt worden dat het nog lang niet betekent dat iemand zich passief onderwerpt als hij aan pijn een erotische betekenis toekent. Vaak dient de pijn om het wezen van het individu op te wekken, dat door de heftige opwinding en lust zelf beneveld is. De pijn vormt een normaal bestanddeel van de erotische extase.'
Maar ze begrijpt nog heel veel meer. Veel ervan is belangrijk, en ik ben enigszins verrast. En ik ben ook heel verheugd dat juist zij, een leidende figuur van de emancipatie, in de onderwerping en in de pijn ook vrijheid en grenzeloosheid kan zien:
'In de erotiek gaat het om een zich losrukken van het eigen ik, een overvloed, een extase. Ook het lijden vernietigt de grenzen van het ik, het ontwikkelt zich tot een zich te buiten gaan, tot een toestand van de hoogste extase. Een liefkozing kan een marteling worden, een kwelling een genot.'
Absoluut waar! Het lijden, de pijn als middel om de eigen grenzen en patronen op te heffen. Maar deze opheffing vraagt een mens die daarmee om weet te gaan: anders zal de lijdende, doordat hij zijn grenzen opgeeft en overtreedt, plotseling in een duistere onstandvastigheid storten. Hij of zij moet worden opgevangen, bewust, liefdevol en veilig.
'Als het prestige van de geliefde om een of andere reden geleden heeft, moet hij erop letten dat zijn slagen en eisen geen haat opwekken. Ze hebben alleen effect als uitdrukking van de goddelijkheid van een vurige beminde. In dit geval voelt zij zich met enthousiasme de prooi van een vreemde vrijheid. Het verrassendste avontuur voor een levende ziel is in de wisselende en gebiedende wil van de ander op te gaan.'
Tja, meneer Fromm, dat heeft mevrouw de Beauvoir heel wat treffender geformuleerd dan u!

Volgens Simone de Beauvoir gaat deze stelling echter lang niet alleen voor masochistische vrouwen op. Ze ziet in de vrijwillige onderwerping van een vrije vrouw grote mogelijkheden tot ontplooiing en verrijking van haar seksualiteit en haar gevoelsrijkdom:
'Men wordt het beu altijd in hetzelfde vel te steken. Blinde gehoorzaamheid is de enige mogelijkheid tot radicale verandering die een menselijk wezen kan leren kennen. Dan wordt de vrouw tot slavin, tot koningin, tot bloem, tot ree, tot dienares, tot courtisane, tot muze, tot zuster, tot kind, al naar gelang de vluchtige dromen, de dwingende bevelen van de geliefde.'

De vernedering verzekert de vrouw echter niet alleen van seksuele lusten en de ontplooiing van haar persoonlijkheid. Vernedering is voor Simone de Beauvoir ook berekening: een vrouw die zich vernedert, groet daardoor. Een vrouw die passief wordt en zich onderwerpt, bepaalt tegelijk de handeling, omdat ze door haar passiviteit de ander tot activiteit dwingt: 'Door haar val naar de diepste vernedering verzekert de vrouw zich van de heerlijkste triomfen. Of het nu om God of een man gaat, ze leert dat ze almachtig wordt als ze bereid is tot de diepste vernedering. Ze verlustigt zich in een masochisme dat haar de grootste veroveringen belooft.'
En waar haalt de vrouw de wetenschap vandaan dat de diepste vernedering haar de hoogste triomf belooft? Volgens Simone de Beauvoir leren vrouwen dat al in hun vroegste jeugd. Vooral de sprookjes maken dat duidelijk:
'De heilige Blandine, bleek en bloedend tussen de leeuwenklauwen, Sneeuwwitje, die voor dood in een glazen kist ligt, de slapende Doornroosje, de in zwijm gevallen Atala; het is een hele schare van tedere heldinnen, die gepijnigd, geduldig, verward, knielend, vernederd aan haar jonge zusters de betoverende aanblik van de gekwelde, verlaten en berustende schoonheid bieden...'
Is de vrouw dus inderdaad tactisch verstandiger als ze haar eigen vernedering op het spel zet om daardoor de macht over de man en het wereldgebeuren te verkrijgen?
Ja, want een vrouw die zichzelf onderwerpt, kan niet meer vernederd worden. Ze heeft het absolute voordeel zich op een zelfgekozen wijze aan een zelfgekozen man te hebben onderworpen, en wordt daardoor als het ware onkwetsbaar.
Verneder een trotse slavin, en je zult gelach oogsten en je beschaamd uit de voeten maken!
De macht van de wereld ligt in de handen van de zwakkere.
Masochisme, de slimme list van de geemancipeerde vrouw?

14 Het zoete geluk van de overgave

Het zoete geluk van de overgave
Het verhaal van Lin

Sinds ze begonnen was van die tijdschriften te kopen, gleed haar blik telkens over de nieuwe afleveringen in het schap, en hoewel ze haar ogen gelijk afwendde, zag ze dat op veel omslagen foto's van vrouwen in zwarte lingerie stonden of geketende naakte vrouwen en een man die met een zweep over hen heen stond.
Ook in de films gebeurden dit soort dingen. Niet alleen in de films die in Emporium vertoond werden, de bioscoop waar zij en haar vriendinnen net naartoe durfden, omdat buiten in de vitrine ook dergelijke foto's hingen. Maar zelfs in heel normale films kwam het voor dat de held de heldin martelde omdat ze brutaal en onbeschoft was, net als zij. Hij stormde door de deur naar binnen, legde haar over zijn knie, en de heldin gilde doordringend, maar daarna smeekte ze hem, volgde hem met haar ogen en gehoorzaamde hem onderdanig, en je merkte dat ze voor eeuwig van hem zou houden. Ze noemden het verovering en overgave, en het ene kwam de man toe en het andere de vrouw, en dat wist iedereen.
Zulke beelden slopen steeds meer haar fantasieën binnen, als ze in bed lag en haar handen over haar lichaam streken. Het was eigenlijk onvermijdelijk.
Haar eerste pogingen met zichzelf waren onhandig, maar ongelooflijk opwindend. Ze kon helemaal niet anders dan moedig verder te gaan, ontzet over de dingen die ze met haar lichaam kon doen, en toch onverschrokken veder tastend.
En terwijl ze zichzelf zoekend streelde, werden haar gedachten onweerstaanbaar naar die gene getrokken waarvan ze pas jaren later wist dat het masochistische fantasieën genoemd werden.
Ze bestudeerde alles wat ze tegenkwam, en dat was heel wat. Verhandelingen over de behandeling van de vrouw in het oude China, de wetgeving in Engeland voor de twintigste eeuw of de gebruiken in islamitische landen gaven haar wekenlang stof tot nieuwe fantasieën. Shakespeares Het spel der vergissingen en theaterstukken van Grieken, Romeinen en Engelsen gunden haar een blik in werelden waar zulke dingen geoorloofd waren.
Bovendien waren er een hoop films als Gejaagd door de wind of oorlogsfilms of films met gemene kerels, bijvoorbeeld James Mason, die een mooie vrouw bedrogen.
Zelfs minder spectaculaire scènes voldeden om haar fantasie op hol te brengen.
Ze koos een bepaalde cultuur, een plaats, een tijd en vulde alle overige omstandigheden in. Centraal in het verhaal moest een machtsstrijd staan. Toen ze jaren later met pornografie in aanmerking kwam, vond ze die vervelend en stompzinnig, vergeleken met haar eigen gloedvolle fantasieën en de bijbehorende scènes, kostuums en verbitterde gevechten om de macht.
Na in gedachten honderdenuren het terrein van de mannelijke wreedheid tegenover vrouw verkend te hebben, wist ze dat vernedering een wezenlijk element van haar eigen opwinding was.
De vrouwen in haar fantasieën konden edel, dapper, roekloos, volhardend of ook hulpeloos en passief zijn, een ding hadden ze allemaal gemeen: ze waren verwikkeld in een machtsstrijd. Haar mannelijke personages echter waren aanmatigend, overtuigd van de mannelijke superioriteit en wreed, maar altijd enorm gefascineerd door de vrouw; haar te onderwerpen was voor hen het belangrijkste en elke inspanning waard. Omdat de man alle macht had, kon ze hem alleen uitdagen door weerstand te bieden.
Op het moment van de overgave, op het ogenblik van het orgasme veranderden alle vrees en alle haat die de vrouw ondervonden had, in liefde en dankbaarheid, en de vrouw wist dat de man hetzelfde moest zijn.
Op zulke momenten veranderde alle macht in harmonie...

Ze is alvast begonnen haar verhaal op te schrijven, zegt Lin.
Lin is half Aziatisch. Dat is ook te zien: kinderlijk figuur, glad gezicht, goudbruine huid, zwartglanzend haar.
Lin is bijna veertig, maar de meeste mensen schatten haar op hoogstens vijfentwintig. Het geluk een Aziatische moeder te hebben.
Ik heb Lin in de bioscoop leren kennen. Preciezer gezegd: ze speelde mee in een O-achtige seksfilm.
'Slavin Kim' heette ze in deze rolprent, die ongelooflijk slecht was. Ik zou de film ook zeker allang vergeten zijn, als ik niet juist hierdoor met Lin kennisgemaakt had.
Je moet zulke films een keer bekeken hebben om mijn kritiek erop te begrijpen. Het zijn vervelende en slecht gemaakte films. En voor een masochistische persoon ook volkomen ongeschikt. Echt bijna een manier om ervan af te komen!
Er lopen een paar naakte vrouwen in zwart leer en met kettingenrond en ook een paar mannen, die er hetzelfde uitzien, maar in plaats van kettingen zwepen in hun hand houden. Op barse toon (die zelden geloofwaardig klinkt) worden de slavinnen dan door hun 'meesters', die ze met 'Sir' moeten aanspreken (ook een stereotype), tot liefdesdiensten gedwongen. Het laatste gebeurt altijd volgens hetzelfde patroon: de slavinnen zuigen, likken en strelen, maar natuurlijk nooit goed genoeg en daarom krijgen ze met de zweep. En dat gebeurt geen enkele keer echt, maar alleen in de schijn.
In de heel beroerde films komen de geluiden van de slagen van een bandopname. Handeling en geluid komen dan vaak niet overeen, wat al met al een tamelijk komisch effect oplevert. Maar al te vaak maken ook de beelden pijnlijk duidelijk hoe weinig opgewonden de zogenaamde meesters ondanks de ijverige pogingen van hun onderdanige O's zijn. Vaak zie je de gezichten van de zogenaamde lustdienaressen veel te lang in close-up en zelden tonen ze een andere uitdrukking dan: wanneer is die onzin hier eindelijk voorbij?
Echt waar, aan deze goedkope films is geen lol te beleven. In de wat betere, laten we zeggen de gemiddeld slechte films van dit soort, zie je tenminste nog dat geprobeerd wordt zich in het masochistische gevoel in te leven. Toch mislukt die poging zelfs als men erg zijn best doet: nooit is er echte lust door pijn te zien, hoe goed de deelnemers ook toneel kunnen spelen. Masochisme kan nu eenmaal niet gespeeld worden.

In een film van de categorie 'gemiddeld slecht' speelde Lin dus mee. Het verhaal was zoals gezegd niet beter en niet slechter dan dat van veel andere films:
Een traditioneel huis op het platteland. Er rijdt een wagen voor, deuren gaan open, een niets vermoedende, licht verwarde, heel knappe en zeer jonge vrouw stapt uit en wordt naar het huis gebracht. Een landheer van gevorderde leeftijd ontvangt de mooie, nietsvermoedende vrouw. Hij heeft zich tot taak gesteld ongehoorzame meisjes en vrouwen tot volmaakte slavinnen op te leiden. Een paar mannelijke helpers, een paar afgerichte slavinnen, leer, zwepen, kettingen, dat was het: een regelrecht plagiaat van 'O'.
Maar dat was nog niet alles. Want Lin, ofwel de slavin Kim, was er ook nog. En dan was er haar gezichtsuitdrukking. Dat gelukzalige lachje, die uitdrukking van totale overgave op de momenten waarop ze met de zweep kreeg.

En klaarblijkelijk echt met de zweep. Want de striemen tekenden zich duidelijk op haar verder perfecte lichaam af. (Ook een teken van de wat betere kwaliteit van de film, want in de goedkopere films blijven alle lichaamsdelen van de getuchtigde slavinnen altijd spierwit.)
Lin voelde de zweepslagen dus. en dat liet ze merken. Je zag de pijn, het ogenblik van haar verbazing daarover, dan de bevrijding, de overgave, en haar gelukzalige lachen. De rillingen liepen me over de rug, alleen al vanwege dit lachje. Die uitdrukking! Lin leek zo verheven, zo volledig bevrijd en toch gelijktijd een met zichzelf op deze momenten van overgave en pijn. Haar gezichtsuitdrukking deed me denken aan het verrukte lachen van een zuigeling na de verzadiging door de moederborst. Overgave, warmte, bevrediging, gelukzaligheid. Verrukking.
Ik heb er geen idee meer van hoe de film eindigde, hoe hij heette. Maar ik was diep onder de indruk. Lins gezicht, haar blik, haar bewegingen kon ik lange tijd niet uit mijn gedachten zetten.

Het toeval wilde dat ik jaren later, toen ik in een slavenmagazine bladerde (je weet maar nooit...), Lin's foto ontdekte. Ik herkende haar direct.
De foto hoorde bij een advertentie. 'Slavin Lin' stond er in vette letters boven. Er volgde een korte tekst: 'Mijn meester wenst dat ik ook andere meesters ter wille ben. Daarom wens ik dat ook. Ik verwacht u deemoedig...'
Ik belde haar op.
Ik vertelde haar wie ik was, at ik deed en dat ik graag met haar wilde spreken.
Ze lachte toen ik haar over de film vertelde. Ze was heel vriendelijk aan de telefoon. Maar voor het gesprek dat ik met haar wilde voeren moest ze eerst haar meester om toestemming vragen.
Ik wachtte. Dagen. Komt er een telefoontje, een uitnodiging?
Niets.

Na twee weken kreeg ik een brief van 'Sir Stephen' en 'slavin Lin'. Om over mijn vraag naar een persoonlijk gesprek met slavin Lin te kunnen beslissen, zo stond er, had Sir Stephen nadere informatie over mij persoon en mijn bedoelingen nodig. Er was een vragenlijst bijgevoegd.
Deze vragenlijst zou elke sollicitatieprocedure eer aangedaan hebben. En ik moest ook solliciteren, schriftelijk en bij hem, Sir Stephen, persoonlijk. Hij zou dan een 'spoedige beslissing in deze kwestie in overweging nemen'. Pasfoto niet vergeten...
Ik volgde trouw alle bepalingen op, schreef op onderdanige toon en sloot mijn mooiste foto bij.
Dan: wachten. een week, twee, drie, vier weken...
Ik werd ongeduldig: dat is toch niet te geloven, hij laat me echt niet met haar spreken! Ik vroeg me af of ik soms zou opbellen, maar zag toen in dat Lin dan zou moeten boeten. Liever niet dus!
Na vijf weken gaf ik het op. Jammer, het zou me zo geïnteresseerd hebben wie ze is, hoe ze leeft, hoe ze bemint...
Na zeven weken lag er eindelijk een antwoord in de brievenbus. De envelop net als de eerste keer zonder afzender. Een paar zinnen op een kaart. Belangrijkste woord: 'toegestaan'. De afspraak was gemaakt. Datum, tijd. Het gesprek moest bij hen in de studio plaatsvinden. Ik moest alleen komen, mocht geen bandrecorder, fototoestel, pen of papier meenemen. En: het gesprek mocht niet langer dan twee uur duren.

Op de vastgestelde dag, 's middags, zit ik dan tegenover haar. Zonder bandrecorder, zonder pen en papier, maar in plaats daarvan met uiterst ontvankelijke hersencellen die alle hulpmiddelen moeten vervangen. Ik ben gespannen en opgewonden, houd steeds een blik op de klok gericht, waarvan de wijzers zich onheilspellend snel bewegen.
Twee uur hebben we voor een leven. Twee uur voor veertig jaar. Veel te weinig tijd.
Lin heeft zelf al bedacht dat er weinig tijd zou zijn. Daarom is ze ook begonnen haar verhaal op te schrijven. Ver is ze niet gekomen. Want eigenlijk mag ze het niet en kon ze alleen stiekem schrijven. Maar toch...
Hemkom ik voorlopig niet tegen. Een huisbediende of zoiets heeft de deur opengedaan en me naar boven in de studio gebracht. Na een tijdje is Lin door een andere deur binnengekomen.
De studio waar we ons bevinden, is reusachtig: een zaal van zeker honderd vierkante meter. En de ruimte maakt een nog veel grotere indruk door de spiegels, die aan alle muren en ook aan het plafond bevestigd zijn. Het huis is toch al indrukwekkend. In elk geval van binnen. Van buiten ziet het eruit als een doodgewoon rijtjeshuis.

Lin kijkt me stralend aan. Een uitdrukking van geluk, levensvreugde en volledige tevredenheid ligt in haar gezicht, in haar gebaren.
'Je ziet er heel gelukkig uit, Lin. Dat maakt op mij ergens een vreemde indruk hier, in deze omgeving, tegen deze achtergrond.'
De spiegelzaal waarin we zitten is als slavenverblijf ingericht. Aan het plafond hangen verschillende soorten hijsinstallaties, ijzeren ringen, katrollen, halsbanden. in het midden van de zaal staat een vierkant ijzeren bed; de spijlen aan het hoofd- en voeteneind zijn eveneens van kettingen en ringen voorzien. Aan de muur zie ik kruisen, bokken, een kleine kooi, ernaast een onvoorstelbaar groot aantal attributen. In een hoek staat een videorecorder, een groot beeldscherm, een camera, een aantal lampen.
Er vallen me verscheiden deuren op. Een leidt me naar een kleine kamer. 'Een rubberen natte cel,' legt Lin me uit, 'sommige meesters houden daarvan.'
Een andere deur leidt naar de kleedkamer: rubber, leer, zijde in honderden varianten, maten en kleuren. 'Daarmee begint het' zegt ze. 'De meesters bepalen welke kleding ik voorhen moet dragen tijdens hun bezoek.'
Op het momnet is ze gehuld in witte zijde. Dun genoeg om haar mooie lichaam uit te laten komen en haar honigkleurige huis erdoorheen te laten schemeren. 'Dat heeft Sir Stephen uitgezocht,' zegt ze. 'Sir Stephen, dat is mijn meester, dat is de man aan wie ik toebehoor.'
Nog een deur. Dat is de deur waardoor ze gekomen is aan het begin van mijn bezoek. Erachter ligt haar kamer. Ik schrik: de ruimte meet hoogstens zeven vierkante meter. Kale muren, een matras op de grond, een deken, verder niets. Geen raam.
Lin merkt mijn ontzetting op. 'Ik heb toch niets meer nodig.' zegt ze met vastbesloten stem, 'en meer mag ik nog niet hebben.'
Een blik op deklok doet me hevig schrikken: er zijn al twintig minuten voorbij. 'Vertel me je leven, Lin, heel uitvoerig. Vertel me echt alles, heel snel, goed?'
'Alles?'
'Ja, alles. Vanaf het begin. je jeugd, hebt begin, je eerst ervaringen, alles, alles...'

Lin straalt als ze begint te vertellen.
'Mijn kinderjaren waren niet bijzonder. Ik denk dat het een heel gewone tijd was. Wat ik me nog el herinner is de relatie die mijn ouders met elkaar hadden. Ze maakten altijd een heel verliefde indruk, ook nog na vele jaren huwelijk. Mijn moeder was heel mooi, vind ik, en ze verwende mijn vader ronduit. Ze was een typische Aziaat: altijd vriendelijk, altijd geduldig en altijd in de weer mijn vader gelukkig te maken. Ze waren ook allebei heel lief tegen me.'
'Dus je bent niet streng opgevoed? Lijfstraffen voor een kind waren in die tijd immers nog aan de orde van de dag.'
'Ja, dat klopt. Maar ikzelf werd nooit geslagen. Dat zou ook helemaal niet in de sfeer gepast hebben die in mijn ouderlijk huis heerste. Als ik iets verkeerd gedaan had of ongehoorzaam was geweest, dan waren ze daar heel bedroefd over en niet kwaad. Ze legden me dan uit wat ik verkeerd gedaan had. Maar heel vaak gebeurde dat niet, omdat er nauwelijks iets was dat ik niet mocht.'
'In je jeugd had je dus geen masochistische fantasieën of zo? Je wilde niet graag geslagen worden of zelfs jezelf slaan, zoals ik?'
Lin lacht. 'Nee. Ik was heel zachtaardig, en zo kleinzerig als maar kan. In mijn kinderfantasieën kwamen helemaal geen wreedheden voor. Als er in een film of een boek iemand geslagen werd, bladerde ik gelijk ontzet verder of keek ik een andere kant op.'
'Je eerste masochistische gedachten had je dus zeker pas toen je in de puberteit kwam. Weet je nog hoe je daarop kwam? Gebeurde er iets dat een diepe indruk op je maakte?'
Lin strijkt door haar haar. 'Oei, dat is al zo lang gelden. Hoe het kwam weet ik ook niet meer precies. In elk geval speelde bij mij eerste erotische gevoelens onderwerping steeds een belangrijke rol. Ik bedoel, toen ik ermee begon mezelf te bevredigen, ik was veertien denk ik, begon het plotseling. Ik raakte het meest opgewonden als ik me scènes voorstelde waarin ik aan het eind onderworpen was, geslagen of ook gefolterd werd. Dan was mijn seksuele climax het sterkst.'
'En je eerste heteroseksuele ervaring?'
'Laat me even nadenken. O ja, dat was een jongen van school. We waren allebei zestien. en ik was de drijvende kracht.'
'Jij hebt hem verleid?'
'Ja, en blijkbaar nogal knap. Ik nodigde hem uit voor een feestje dat helemaal geen feestje was en het ook nooit zou worden. Ik had hem namelijk uitgenodigd in een weekeinde, toen ik het huis voor me alleen had.'
'Waarom juist hem?'
'Hij was de grootste en de sterkste van de klas.'
'En hoe was het?'
'Gek. Echt heel gek. Hij was zo fors en ik zo klein. En toch moest ik het initiatief nemen. Ik moest hem alles laten zien, ook al wist ik zelf niet meer dan wat ik uit boeken en films geleerd had. Dus ik moest hem laten zien hoe je kust en waar hij me moest strelen. Ik heb hem echt overdonderd. Nou, en op een gegeven moment zijn we dan met elkaar naar bed gegaan. Hij ging op me liggen en klaar was Kees.'
'Je hebt dus niet geprobeerd je onderdanige fantasieën bij hem uit te lezen?'
'Nee, dat zou op niets uitgedraaid zijn. Stel je voor, ik moest hem laten zien hoe hij me moest kussen en strelen, en zelfs daarover was hij al volkomen verrast. Hoe zou die arme jongen gereageerd hebben als ik hem een zweep in de handen gedrukt had?'
'Wanneer ben je voor de eerste keer tot slavin gemaakt?'
'Pas later werd ik tot slavin gemaakt. Ik wist toen nog helemaal niet dat ik een slavin wilde zijn. Maar op een keer gebeurde het, een seksuele ervaring waarbij ik gedomineerd werd, en dat vond ik heel, heel prettig.'
'Hoe oud was je toen?'
'Ongeveer zeventien. Ik zat nog steeds op school. Ik bracht al heel wat middagen op de universiteit door, bij colleges, vrijwillig. Je moet weten dat ik een ontzettende streber was. In de mens leerde ik een jongen kennen die al boven de dertig was. De eerste middagen maakte we alleen ruzie. Ik wilde alles beter weten en hij wist alles beter. Op een dag ging ik met hem mee naar zijn kamer, en toen gebeurde het. Op een matras, wat knap ongemakkelijk was. We maakten nog steeds ruzie. Toen hij me wilde aanraken, duwde ik hem weg. Dat gebeurde een paar keer, tot hij me plotseling pakte en op de matras gooide.'
'Heeft hij je verkracht?'
'De meeste vrouwen zouden het zeker zo noemen. Maar ik niet. Want ik had het zelf gewild, ik had het regelrecht uitgelokt. Het was geen verkrachting, maar een teder liefdesspel was het zeker ook niet. Hij hield me vast en deelde me mee wat hij nu allemaal met me wilde doen. Dat beviel me wel. Het wond me vooral erg op dat hij zei mij bij elk verzet een nog hardere behandeling te geven. Desondanks was hij toch op een bepaalde manier lief tegen me gebleven. het was allemaal niet zo heel serieus.'
'Maar in deze vorm was de onderwerping niet voldoende, later althans. waarom? wat miste je? En wanneer werd het heel serieus?'
'Weet je dat niet?' vraagt Lin me ongelovig. 'Je hebt me toch in die film gezien!'
'Je bedoelt dat alles met die film pas goed begonnen is?'
'Jazeker. Ik was net achttien geworden, was gaan studeren en natuurlijk had ik geen cent. Toen las ik een advertentie in een krant, waarin een filmproductiemaatschappij 'vrouwelijke toneelspelers voor een erotische film van grote klasse met uitstekende betaling' zocht. Ik heb niet erg lang getwijfeld en heb me uiteindelijk daar gemeld. De regisseur was erg onder de indruk van mijn lichaam en heeft me kort de inhoud van de film verteld. Het sprak me allemaal niet bijzonder aan. Ik wist ook niet precies wat me te wachten stond. Ik wist alleen dat ik een slavin moest spelen en tweeduizend mark zou krijgen. Dat was voor mij in die tijd ontzettend veel geld, en dus stemde ik toe.'
'En hoe vond je die slavenrol? Blijkbaar heel prettig, of niet soms? De uitdrukking op je gezicht zie ik nog duidelijk voor me.'
'Dat nou net mijn gezicht je opgevallen is! Ik dacht dat iedereen alleen maar naar een bepaald lichaamsdeel keek.' Lin lacht. 'Ja, ik vond het prettig. Bij de repetities gebeurde er voorlopig nog helemaal niets. Maar toen we draaiden, werd het een van de mannen die me in de film moesten onderwerpen plotseling ernst en de regisseur liet hem begaan. Er was geen enkele scène meer gespeeld. Elke slag kwam aan. Was dat te zien?'
'Ja, je had echte striemen.'
'Het deed ook nogal pijn. Ik was gewoon helemaal vergeten dat we een film opnamen. Ik heb het gewoon gevoeld. De pijn die ze me met de zweep toebrachten, met de kettingen waaraan ze me door de ruimtes trokken... De regisseur was enthousiast over ons. En tegen mij zei hij: "Je bent de eerste echte slavin die ik voor de camera heb gehad. Blijf bij mij, meisje, en we gaan een hoop geld verdienen. Zo iemand als jij komt je niet veel tegen." Ik vroeg om bedenktijd. Maar ik dacht er vooral over na dat hij gezegd had dat ik een echte slavin was. Ik zat 's avonds voor de spiegel en zei steeds tegen mezelf: Lin, je bent een echte slavin!'
'Hoe voelde je je daarbij? Schaamde je je? Was je geschokt?'
'Nee, ik was utgesproken gelukkig. Ik voelde dat alles echt zo was. Het was me duidelijk dat het niet normaal was om slavin te zijn, dat ik in de ogen van anderen natuurlijk pervers was. Maar als je mijn gevoelens zo intensief hebt meebeleefd, zul je misschien begrijpen als ik zeg dat het voor mij gewoonweg zo klopte. Ik voelde me er goed en lekker bij. Ik was gelukkig. Ik was helemaal niet ontdaan en schaamde me ook niet.'
'Heb je er in die tijd met iemand over gesproken?'
'Ja, ik vertelde het aan mijn ouders. Ik zei hun ook dat ik in een film meegespeeld had en er nog meer wilde draaien. Ik wilde niet dat ze er misschien via andere mensen over hoorden. Bovendien wilde ik me niet verstoppen. Ik had niet het gevoel dat ik iets slechts of smerigs deed dat ik verbergen moest of waarvoor ik me moest schamen.'
'En hoe reageerde je ouders?'
'Ze waren geschokt en treurig. Ik had er toen geen rekening mee gehouden dat het ze zo zou raken. En echt begrepen heb ik het ook niet. Ze hadden altijd gezegd dat ze wilden dat ik gelukkig was. En nu had ik het gevonden en gedroegen ze zich alsof ik hun had verteld dat de wereld verging. Ze hadden liever gehad dat ik lesbisch geweest was of een sadist, misschien. Maar dat ik me met de zweep liet bewerken en dat ook nog in het openbaar, dat vonden ze heel erg. Het greep mij natuurlijk ook aan dat ze zo bedroefd over me waren. Maar ik ben er niet onzeker door geworden, niet in mijn beslissing en niet in mijn gevoelens.'
'Dus je hebt nog meer films gemaakt? Hoeveel dan?'
'Daarna nog vier. De eerste twee met dezelfde cast. Maar nu moest ik een Domina als slavin dienen, en dat beviel me niet. Ik wilde alleen slavin van een meester zijn, dus van een man. Ze merkten dat ik ontevreden was. De films waren heel slecht, allebei. Ik zegde het filmcontract op en bezocht sporadisch weer de universiteit om mijn beurs te houden.'
'Had je in deze periode ook verhoudingen met mannen?'
'Ja, met mannen begon het in die tijd pas echt goed. Ik bedoel dat ik sinds die tijd masochistische relaties heb. De eerste man was Jo, een meester uit de eerste film. Hij was degene die tijdens de opnamen de leiding had genomen en me echt met de zweep geslagen had. Hij kon zich ook privé een partner als slavin voorstellen. En zo kwamen we bij elkaar. Het begon al bij de eerste film.'
'Hoe lang duurde jullie relatie? Hebben jullie echt samengewoond?'
'Zeker! Een relatie als deze kun je niet hebben als je in twee aparte woningen leeft. Ik ben bij hem ingetrokken en zijn slavin geworden. Dat was een heel mooie tijd, voor ons allebei. Jo was mijn leermeester, zo moest ik het wel noemen. Hij heeft me alles bijgebracht. Alles wat een goede slavin weten moet, bijvoorbeeld in welke positie ze haar meester het grootste genot verschaft, in welke positie ze zich voor hem het opwindendst presenteert, hoe ze zich moet bewegen en nog veel meer. We waren toen allebei zeer gelukkig...'
'Maar jullie zijn uit elkaar gegaan. Waarom?'
'We zijn na een paar jaar uit elkaar gegaan. De reden was dat ik niet van hem hield. Maar ik had veel respect voor hem en ben hem nu nog dankbaar voor zijn opleiding. Maar ik kon niet van hem houden, en dat was niet zijn schuld en niet de mijne, het was gewoon zo.'
'Is dat voor jou dan erg belangrijk: om van je meester te houden?'
'Dat is het belangrijkste! In elk geval voor mij. Het is zeker waar dat de liefde voor een slavin die alleen de pijn nodig heeft voor haar geluk en bevrediging, niet van wezenlijk belang is. Ze zal met iedere meester of ook met een Domina gelukkig kunnen zijn. Maar niet iedere slavin is hetzelfde. Ik wil niet alleen van de pijn genieten, ik wil me onvoorwaardelijk onderwerpen, en dat kan ik alleen als ik ook van deze man houd. Alleen als ik van hem houd, is alles wat hij met me doet ook goed en juist, zelfs als hij mijn grenzen overschrijdt.'
'Bestaan er voor jou grenzen, taboes?'
'Ja, die bestaan voor mij. dat is niet goed voor mij, niet juist voor een slavin. Daarom moet je ze kwijtraken. Langzaam. En dat kan ik alleen met de hulp van een man die mij kan leiden en van wie ik houd en die ik daarom ook vertrouw. Met geweld alleen kun je geen grenzen laten verdwijnen. Zeker, je kunt ze met geweld neerhalen, ze slopen, maar daarmee maak je alles kapot.'
Onwillekeurig moest ik aan Simone de Beauvoir denken, die met haar brede visie zo goed inzag dat het grootste gevaar daarin schuilt dat de heersende als minnaar of meester aan achting verliest. Nu weet ik ook waarom mijn relatie met Mario zo onbevredigend was.
Maar laat ik nu geen tijd verliezen: het eerste uur van ons gesprek is allang voorbij. Ik vraag Lin: 'En hoe was de scheiding van Jo? Gaat dat dan zo gemakkelijk dat een slavin van haar meester scheidt wanneer zij dat wil?'
'Zolang ze hem niet toebehoort, kan dat. Toch is de scheiding niet zo eenvoudig en vanzelfsprekend als bij normale liefdespatronen. Jo geloofde me ook niet toen ik hem vertelde dat ik weg wilde. Hij heeft me heel hard gekastijd om me van mijn besluit af te brengen, maar ik liet me niet ompraten. Hij heeft daarna een periode drie maanden vastgesteld, een opzegtermijn zogezegd. Dat betekende dat ik nog drie maanden zijn slavin moest blijven.'
'Is zo'n termijn gebruikelijk?'
'Nee, dat was alleen bij Jo zo. Het gaat altijd precies zoals de meester wenst te bepalen.'
'En hoe waren de laatste drie maanden voor jou? Erg moeilijk?'
'Het duurde geen drie maanden meer. Het was na een maand voorbij. Toen heeft Sr Stephen me gekocht.'
Ik begrijp er helemaal niets meer van. 'Gekocht?'
Lins ogen beginnen te glimmen. 'Ja, ik had ontzettend veel geluk. Sir Stephen, mijn meester, had een van mijn films gezien. Een van de waardeloze met de Domina. Toch was ik hem erg bevallen. Hij ging naar de productiemaatschappij en hield aan tot hij mijn adres had. Het adres klopte niet meer, maar hij bleef zoeken tot hij mij bij Jo gevonden had. Op een avond ging de bel, en toen ik opendeed, stond hij voor me: een heel grote man met donker haar. Hij keek me alleen maar aan, heel lang. Jo kwam erbij, maar Sir Stephen keurde hem geen blik waardig. "Draai je eens om," zei hij tegen mij, en ik draaide me om. Nadat hij me ook van achteren lange tijd bekeken had, moest ik mijn gezicht weer naar hem toedraaien. Hij name mijn hoofd in beide handen en dwong me naar hem op te kijken. Hij had ontzettend mooie ogen, zijn blik was heel hard en tegelijk toch heel lief. Ik vergat Jo meteen toen ik in die ogen keek. Ik vergat mij zelf. Ik heb gewoonweg alleen in die ogen gekeken.'
'En toen?' drong ik aan.
'Sir Stephen heeft me van Jo afgekocht. Voor dertigduizend mark. Dat was negentien jaar geleden. Daarvoor moest ik een contract ondertekenen dat me tot het eind van mijn leven tot zijn lijfeigene heeft gemaakt.'
'En dit contract heb je gelijk de eerste avond ondertekend?' vraag ik geschrokken.
'Er was een halfuur voorbij, ja. Hij nam me meteen mee/ Zoals ik was. Ik moest alles achterlaten. Van Jo mocht ik geen afscheid nemen.'
We hebben nog maar twintig minuten. Ik word onrustig, omdat ik nog zo veel zou willen horen van Lin.
Ze heeft zich op het ijzeren bed uitgestrekt. Haar gezicht straalt van geluk. Ze komt me op dit moment als een heilige voor, als iets oneindig kostbaars. Op indrukwekkende wijze straalt ze de vervulling uit waarvan ze mag genieten.
Trots, deemoed en een enorme liefde stralen uit haar ogen, als ze verder vertelt. 'Toen we hier aankwamen, was het nacht. Hij bracht me naar een ruimte en keek me aan. Weer heel lang. En wat er toen kwam, was het mooiste wat ik ooit beleefd heb. Hij trok me naar zich toe, nam me in zijn armen en kuste vervolgens mijn gezicht, heel vaak en heel zacht. Hij zei: "Mijn enige slavin. Ik zal je veel pijn doen en ik zal heel hard tegen je zijn. Ik zal je pas weer kussen en in mijn armen nemen als je zo geworden bent als ik wil. Als je me je deemoed en je gehoorzaamheid voldoende bewezen hebt. Pas dan. Maar vergeet niet dat alle smaak die ik je zal aandoen, alleen tot doelheeft je snel zover te brengen. En je moet nog iets weten, ik zeg het je voor eens en voor altijd: ik houd van je!' Lins stem trilde.
Ik ben zelf als verdoofd. Helemaal aangedaan. Ik kijk niet meer op de klok. Ik luister alleen naar haar en zou willen dat ze nooit meer ophield met vertellen.
'Toen hij dat gezegd had, sloeg hij me in mijn gezicht. Heel vaak en heel hard. Het duizelde me. Hij trok me de kelder in en sloot me op in een donkere ruimte, die helemaal leeg was. Ik wist niet wanneer het avond was, wanneer een nieuwe dag begon. Ik geloof dat ik heel lang daar beneden was. Ik had honger en dorst en had het tamelijk koud. Ik zat op de koude grond, leunde tegen de kale muur - en was gelukkig. Zoveel hield ik van hem. Ik dacht: als hij me nu hier laat sterven, is dat een geschenk. Maar hij kwam terwijl ik sliep en bracht me naar boven, hiernaartoe.'
Ze glimlacht. 'Ik heb eerder gezegd dat ik door Jo tot slavin geworden ben. Dat klopt. Maar pas hier, door Sir Stephen, ben ik een vrouw geworden. Pas hier en bij hem heb ik me werkelijk overgegeven. Elk deel van mijn lichaam, elke gedachte, alles heb ik aan hem gegeven. Ik bezit niets meer van mezelf, alles wat ik heb behoord aan hem.'
'Is het je gelukt? Ik bedoel, ben je erin geslaagd zo te zijn als hij je hebben wilde? Heeft hij je een tweede keer in zijn armen genomen?'
Lin kijkt me lang zwijgend aan. 'Ja, het is me gelukt. Ik ben zo geworden als hij me hebben wilde, en hij heeft me weer in zijn armen genomen. Dat was een jaar geleden. Ik heb er achttien jaar over gedaan.'
Er gaat een rilling door mijn hele lichaam. Het is me heel vreemd. Ik heb het gevoel op dit moment iets van Lin gehoord te hebben dat voor mij oneindig belangrijk is.
'Het heeft heel lang geduurd voor ik zover was als hij bepaald had. Soms was ik er al dichtbij geweest en maakte ik toch weer fouten; was niet deemoedig, was niet onderdanig genoeg. Het is moeilijker dan je denkt jezelf en je wensen helemaal op te geven, zelfs als je de absolute wil daartoe hebt. Bijzonder moeilijk werd het door het feit dat Sir Stephen verlangd had dat ik nooit het gevoel mocht hebben een offer te brengen. Hij wil dat ik begrijp wat voor een grote gunst het is dat ik mijn leven in zijn handen mag leggen. Ik houd veel van hem omdat hij dat zo ziet en met de grootste onverbiddelijkheid van mij verlangt dat ik dat ook inzie.'
'Hoe leef je op het moment? Je advertentie in dat tijdschrift...'
'Ik leef hier als lijfeigene van Sir Stephen, en ik doe wat hij bepaalt. Ik ben zijn slavin die altijd tot zijn beschikking staat, dag en nacht aan zijn wil onderworpen. Ik doe iets anders. Een paar vrouwen doen het huishouden. Sir Stephen gaat ook met me uit of hij gaat een paar dagen met me op reis. In het openbaar slaat hij me niet, maar hij straft me later, als ik ongehoorzaam was, bijvoorbeeld als ik spreek wanneer hij dat niet uitdrukkelijk heeft toegestaan, of andere fouten bega.'
Ze kijkt afwezig rond in de ruimte. Dan herinnert ze zich mij opmerking over de advertentie. 'O ja, die advertentie. Ik vertelde je dat het me gelukt is zo te worden, dat hij me weer in zijn armen genomen heeft na achttien jaar. Maar dat was alleen de eerste trede die ik kon bereiken. Er zijn nog veel meer treden, en ik wil en moet ze allemaal bereiken, want elke trede brengt me een stukje dichter bij hem. Als ik de volgende trede zou bereiken, zou dat betekenen dat ik op enkele uitverkoren dagen in zijn bed mag slapen en nog een paar andere gunsten verkrijg. Ik zou bijvoorbeeld een echte eigenkamer krijgen en eropuit mogen, ook zonder hem. Maar daarvoor moetik hem nog veel deemoed en gehoorzaamheid bewijzen. Ik had tot dusverre alleen hem gediend. Sinds een tijdje moet ik nu ook andere meesters ten dienste staan, vandaar dus die advertentie. Ik moet hun precies zo gehoorzamen als aan Sir Stephen zelf. Hij controleert of ik gehoorzaam was, vraagt de meesters of ze tevreden met me waren en registreert alle fouten die ik bega.'
'Vind je het dan makkelijk andere mannen te dienen? Je zegt toch dat je van Sir Stephen houdt...'
'Juist daarom vind ik het niet zo moeilijk als jij misschien denkt. Maar het is een grote stap voor me geweest. Andere mannen als slavin ter wille zijn heeft me veelwerkelijke deemoed en zelfopoffering gekost. Maar het heeft me ook heel vrijgemaakt. Ik mag het immers niet als plicht of offer beschouwen. Het is een vrijwillige overgave, uit deemoed tegenover Sir Stephen. En daarom moet ik het ook goed doen. En goed doen kan ik het alleen als ik me werkelijk zonder voorbehoud als slavin laat gebruiken.'
'Heeft Sir Stephen nog andere vrouwen, andere slavinnen naast jou?'
'Dat weet ik niet. Hij noemt me zijn enige slavin. Soms tenminste. Andere vrouwen? Het is me niet toegestaan ernaar te vragen. Maar het is ook niet belangrijk voor me. Het heeft niets te maken met wat er tussen ons is.'
De deur gaat open. Daar staat Sir Stephen. Ik merk dat mijn knieën knikken. Hij zegt geen woord. Lin staat direct op, met stralende ogen, haar gelukzalige gelaatsuitdrukking.
'Ik moet afscheid nemen', zegt ze met de meest trotse en deemoedige blik die ik ooit heb gezien, en gaat naar de deur die naar haar sobere kamer leidt.
Het is me zwaar te moede. Ik zou graag nog meer van haar horen, zou bij haar willen zijn.
Sir Stephen kijkt me in mijn ogen als ik langs hem naar de trap loop. Die blik! Ik begrijp Lin. Ik begrijp elk woord van haar.
Beneden voor de huisdeur zeg ik acht: 'Bedankt Lin, hartelijk dank voor het gesprek...'

Lin zal wel nooit weten hoe dankbaar ik haar werkelijk ben. Ze zal wel nooit beseffen hoezeer ze me door haar verhaal geholpen heeft mijn eigen weg te vinden.
Ik voel me oneindig verrijkt na dit gesprek. Voor mij is plotseling alles volkomen duidelijk na deze twee uur met Lin...

15 Moed tot deemoed

Moed tot deemoed
Over het genot een masochist te zijn.

Ik merkte dat een in het zwart geklede man me observeerde. Ik bestudeerde zijn volmaakte, harmonieuze gezicht, dat ondanks of misschien juist dank zij zijn kale schedel mooi was.
Plotseling zag ik in dit mooie gezicht in plaats van zijn ogen twee zwarte diamanten fonkelen. Deze gitzwarte kristallen zonder pupillen, die de oogkassen vulden, straalden met zo'n glans dat je niet naar ze kon kijken zonder pijn te voelen, alsof je in een onbekende zon keek. Ik kon met moeite een kreet onderdrukken, zo bang werd ik door wat ik zag!
De man kwam op me af en beval me voor hem neer te knielen. Blijkbaar toonde ik me niet deemoedig genoeg, want hij greep me bijmijn haren vast. In deze positie, vastgehouden bij mijn hoofd, bleef ik hijgend zitten. Ik wilde me losrukken, maar hij hield me tegen. Ik had mijn ogendicht en zag desondanks voortdurend zijn lijkwitte gezicht voor me, waarvan de oogkassen met zwarte diamanten gevuld waren.
De man nam me in zijn armen en droeg me door de kamer. ik merkte dat hij mijn handen aan een in de muur bevestigde ring vastmaakte. Ik bleef maar hijgen, uit angst en ontzetting; ik was net zo bang voor die bovennatuurlijke blik als voor wat er te gebeuren stond.
De eerste zweepslag geselde mijn borsten met volle kracht en ik sprong overeind. Er volgden meer slagen. Ik draaide me om en stelde mijn lichaam op die manier onvrijwillig bloot aan de steeds krachtiger slagen.
Bij zulke verrukkingen komt er een moment dat de pijn gevoelloos maakt. Je lijdt niet meer, de hitte dringt diep in je door, je stelt jezelf bloot aan de slagen, je laat ze maar komen, je zou steeds weer gegeseld en geschonden willen worden. Zeker, je biedt weerstand, je smeekt, je vraagt of de folteraar alsjeblief ophoudt, maar tegelijkertijd smeek je jammerend of hij harder wil toeslaan. Dat was precies wat ik deed.
Ik hoorde de man lachen en voelde zijn handen op mijn gewonde billen. Hij drukte ze uit elkaar en tegelijk haalde hij mijn huid open. Een vreselijke pijn ging door mijn lichaam. Maar de pijn vergrootte mijn verrukking.
'Weet je' zei ik veel later tegen hem, 'ik zou graag nog een ander lichaam hebben, zodat je dit lichaam kunt vernietigen. Bij jou komt er nooit een eind aan mijn dorst naar lijden. Ik ben je dankbaar dat je die dingen voor me bedenkt. Nog nooit was een vrouw vollediger de gevangene van een man.

Na het gesprek met Lin was ik heel rustig. Ik was opeens volkomen overtuigd van mijn gevoelens.
Ik wist dat ik op HEM zou wachten. Op de man van wie ik kon houden. Op de man die me zou liefhebben en respect zou tonen. En pas aan die man zou ik me willen onderwerpen. Zo volledig en trots als Lin.
Ik wilde me niet meer aan hulpeloze beulen en niet meer aan gevoelloze onderdrukkers overgeven, of net doen alsof.
Plotseling voel ik: ik ben iets bijzonders. Voor anderen mag ik alleen maar vreemd lijken, pervers of ziek. Maar voor mezelf was ik iets bijzonders, iets waardevols.
Voor mij zijn sindsdien alle masochisten waardevol. Door hun geaardheid, door de intensiteit van hun gevoelens. Zoiets mag je niet zomaar afdoen.
Overgeven wilde ik me, maar alleen in de wetenschap dat die overgave begrepen en geaccepteerd wordt, op liefdevolle wijze beantwoord.
Onderdanig wilde ik zijn en tegelijk weten dat ik het uit liefde ben en niet als deel van en enscenering.

Wat was ik vroeger toch naïef geweest, wat onwetend, wat onzeker. Ik merkte nu: het gaat er niet om wie de sterkste, de grootste of de wreedste is. Liefde is de enige mogelijkheid als masochist bevrediging te vinden. Eigenlijk had ik dat vroeger ook al geweten. Sinds mijn vroegste jeugd. Nee, niet geweten, maar gevoeld.
Had ik maar preciezer en dieper naar de geheime wereld van mijn kindertijd gekeken! De vader uit mijn fantasiewereld en later Jackson: hard waren ze geweest, consequent en streng. Daarop had ik ook later steeds gelet, toen ik voor Jackson een opvolger in de werkelijkheid zocht: hard moet hij zijn, streng en consequent.
Maar de mannen in mijn fantasieën hadden nog iets veel belangrijkers bezeten, wat ik bij mijn zoeken naar de werkelijke vervanger over het hoofd gezien had: ze hadden van me gehouden. en ik niet minder van hen.
Dat is het wezenlijke: pas door de liefde wordt de pijn liefkozing, pas door de liefde wordt vernedering verheffing, pas door de liefde wordt deemoed overgave.
Ik had dat allemaal gevoeld, heel vroeg, en in mijn droomwereld goed opgelost: niet bij het geslagen worden bereikten mijn gevoelens hun hoogtepunt in de tijd dat ik een klein meisje was, maar pas het moment na de straf, in de armen van de vader en later van de man, pas het moment waarop liefde van de beschimpingen overgave maakte, bracht me op de hoogste trede van mijn mogelijkheden om te voelen.
Dat wist ik en toch had ik jarenlang hersenschimmen nagejaagd. Ik had uiterlijke kracht gezocht, een twee meter lange, honderd kilo zware hersenschim gediend, en daar het belangrijkste vergeten.

ik wilde op HEM wachten. Ik wilde mezelf voor hem bewaren. Dat besluit nam ik heel stellig na het gesprek met Lin, terwijl ik door de koude novembermist naar huis liep. Ik wilde op hem wachten, en dat was eigenlijk al het begin van mijn deemoed en onderwerping. Ik wilde wachten tot HIJ kwam.
Ik wilde niet meer zoeken. Ik besloot: ik zal niet meer met uitgestrekte armen door de wereld lopen. HIJ zal me herkennen, hij zal weten wat hem te doen staat.
Ik werd helemaal door deze gedachte in beslag genomen. Ik was een plechtige, ernstige stemming in deze koude nacht, toen ik langs het water liep: ik wist dat hij zou komen.

De zekerheid dat hij komen zou, was de maanden erna een grote steun voor me. Ik was rustig en geconcentreerd en tegelijk veel extraverter geworden. Het was alsof mijn horizon veel en veel breder was geworden. Ik als eindelijk ook weer andere boeken, ging naar de schouwburg en de bioscoop, naar films waarin 'het' geen enkele rol speelde. Ik kocht niet meer van die tijdschriften en beoordeelde de mannen in mijn omgeving naar wat ze waren. Eindelijk was ik ermee opgehouden op ieder mannelijk wezen de trekken van een Dominus te projecteren.
'Ben je verliefd?' vroegen kennissen aan me. 'Je hebt net zo'n blik in je ogen.'
Ik gaf geen antwoord.
Wat had ik ook kunnen zeggen? Verliefd? Nou, in elk geval niet in de gebruikelijke zin.
Ik was gewoonweg alleen trots, me bewust van mezelf, van mijn hele complexe natuur als vrouw met al haar gevoelens. Ik was een trotse vrouw, en een trotse masochist. De mannenwereld stortte zich in scharen op me zodar ik besloten had geen aandacht meer aan hen te schenken. 'Je lijkt zo onbenaderbaar.'
'Het lijkt wel alsof je een geheim met je meedraagt.' Goh, dat is opwindend!
Oké, de mannen... maar ik wachtte op HEM. Als het moest een leven lang.

Een leven lang hoefde ik uiteindelijk toch niet te wachten. Integendeel: opeens gaat alles tamelijk snel.
HIJ komt, geen Dominus in zwart leer en ook geen Rhett Butler. Gewoon man en mens. Maar voorlopig verschijnt hij helemaal niet zelf, maar een artikel van hem in een vrouwenblad. Het thema luidt, hoe kan het ook anders: masochistische vrouwen.
Mijn eerste reactie: verontwaardiging. Hoe kan een man zo aanmatigend zijn dat hij over gevoelens van vrouwelijke masochisten schrijft!
Ik lees het artikel voor de tweede, voor de derde keer. Met een paar stellingen kan ik het eens zijn, andere wijs ik rigoureus af. We zouden over veel zaken moeten discussiëren, maar dat gaat natuurlijk niet. Het artikel besluit met de zin: 'In al deze vrouwen leeft een vorm van melancholie, een soort poëzie. Vluchtig als de tijdloosheid waarin ze hun wensen willen dwingen. Vluchtig maar indringend: het is moeilijk, heel moeilijk om je eraan te onttrekken.'
Deze zin laat me niet meer los.
Mijn verontwaardiging over enkele ander uitspraken echter ook niet. Dus laat ik mijn verhitte gemoed tot bedaren komen op de enige manier die me ter beschikking staat: ik schrijf een ingezonden brief. Een verdomd lange brief.
In de volgende nummers van het tijdschrift zoek ik of mijn brief erin staat, tevergeefs. Lafaards, denk ik. Mannen mogen hun theorieën vanzelfsprekend verspreiden, maar o wee als heen vrouw, en dan nog wel iemand om wie het werkelijk gaat, eens iets wil zeggen...
Na vier nummers geef ik het op: ze plaatsen mij brief dus niet. Ik vergeet de brief en ook het artikel. Naar het tijdschrift kijk ik voortaan niet meer om.

Bijna een half jaar later ligt er een brief in de bus, waarvan de afzender me onbekend is: Wolgang Burger. Ik graaf in mijn geheugen, maar zonder resultaat: de naam Wolfgang Burger zegt me niets.
De inhoud van de vier getypte kantjes die in de envelop zitten zegt me echter des te meer: een antwoord op mijn allang vergeten brief, en wel - ongelooflijk maar waar - van de auteur hoogstpersoonlijk. Al meer dan vier manden geleden verstuurd en door mij herhaaldelijk verhuizingen en de rompslomp me nasturen pas vandaag bij me aangekomen.
Wat blijkt: hij schrijft me onder zijn echte naam, voor de publicatie heeft hij een pseudoniem gebruikt.
Hij heeft me het een en ander te vertellen. Kritische opmerkingen en voorzichtige instemming met mijn brief en een met terughoudendheid gedaan voorstel: de voortzetting van de correspondentie zou hem plezier doen. Mijn opmerkingen hebben zijn interesse gewekt.
Ik lees en herlees de brief. Hij staat me aan. De rustige beslistheid van zijn opinies, de zelfverzekerdheid die juist in zijn bekentenis van een paar onzekerheden ligt, de gereserveerdheid waarmee hij verder contact voorstelt.
Ik schrijf direct een antwoord en vlieg naar het postkantoor.
Wolgang Burger, Wolgang Burger, Wolgang Burger... Hij heeft me ook een telefoonnummer gegeven. Waarom zou ik niet eens bellen?
Onzin. Die man heeft vast een vrouw en kinderen. En wat zou ik dan wel tegen die vrouw aan de telefoon moeten zeggen? Een zakelijke kwestie... Natuurlijk, wat anders: die man heeft helemaal geen andere interesse voor mij.
Hij woont in een dorpje bij Heidelberg. Een dikke drie uur hiervandaan.
Zal hij antwoorden? Ik spijbel van de ochtendcolleges, omdat dan de postbode komt. Geïrriteerd constateer ik dat het voorbij is met mijn rust, en wel helemaal. Ik zie ze wel vliegen: ik ken die man niet eens!
Als er na een week nog altijd geen antwoord is gekomen, begin ik een afleidingsmanoeuvre. Onnozele hals, zeg ik tot mezelf, je leest een paar regels van iemand die wat ouder, rijper en belsister is en daar begint het alweer! Je zoekt in iedereen een bewijs van zijn dominantie. Dit stadium was je toch juist te boven, of niet soms? Kom op dus!
Ik dwing mezelf tot lange wandelingen, onderhoudende films en het lezen van een stapel studieboeken. Met succes: twee weken na bij hysterische antwoord kan ik de filosofie van Hegel opdreunen en kan ik me ene Wolfgang Burger nauwelijks meer herinneren.

En dan komt er een telegram. Zijn telegram.
'Kom maandag aan, centraal station, achttien uur. Wolfgang B.'
Ik draai in een kringetje rond. Half hysterisch, half boos.
Maandag, dat is vandaag. Achttien uur, dat is over vier uur. Ik weet nog niet eens hoe hij eruitziet. En hij weet niet hoe ik eruitzie. Hoe moeten we elkaar dan herkennen?
Maar wacht eens even: wie zegt dat ik erheen ga?
Hij natuurlijk. Het telegram is wat dat betreft duidelijk genoeg.
Dus, wat zal ik aantrekken? Een spijkerbroek, of liever die zwarte jurk?
Zou hij me mee uit nemen? Maar wat gebeurt er als hij met me mee wil naar huis? Mijn blik dwaalt over de chaos op mijn studentenkamer. Er is geen plekje vrij.
Waarom ben ik eigenlijk zo opgewonden? Vanwege een onnozele journalist, die een onderwerp heeft gekozen dat toevallig op mij slaat? Omdat hij - puur uit zakelijke interesse - belangstelling heeft voor een gedichtenwisseling? Waarschijnlijk is hij toevallig hier in de buurt.
En als hij een opdringerige oude man is? Na mijn overspannen brief moet hij wel denken: dat kleintje heeft er echt dringend behoefte aan!
Genoeg met die onzin: ik ga er niet naar toe!
Vlug nog een keertje in zijn brief kijken...
Ik woel een halfuur lang in stapels papier. Eindelijk: de brief! Nog eens woord voor woord gelezen. Wat voor een persoon is hij? Hij schrijft zomeelevend. Hartkloppingen. Ach wat, dat is gewoon een trucje van hem. Of...?
Wat zal ik nu aantrekken? Ik wil een heel onverschillige indruk maken, en zo zal ik me ook kleden. Neutraal, cool...
Wie weet neemt hij iemand mee? Een collega misschien? Of een vrouw? Zijn vrouw?

Overdreven stipt sta ik om kwart voor zes op het perron. Het tijdschrift met zijn artikel, dat ik als herkenningsteken meegenomen had, ligt ondertussen in een vuilnisbak. Mijn enige concessie was de moeite om te kijken op welk spoor de trein uit Heidelberg binnenkomt. En als hij niet daarvandaan komt?
Vertraging.
Ik overleg bij mezelf waar ik naar zal kijken als de trein komt. Elke blik is pijnlijk. Naar de trein? Precies de andere kant uit? Al te onverschillig en juist daarom pijnlijk? Naar de grond? Dat is duidelijk: de onderdanige masochiste weet precies hoe het hoort, altijd al deemoedig, wie er ook komt! Ik moet er zelf omlachen.
Onzin.
Als de trein eindelijk binnenkomt, staar ik vertwijfeld naar het bord met vertrektijden links van me. De tijden duikelen over elkaar heen in mijn hoofd.
Een onopvallende snelle blik op de menigte die zich naar de uitgang beweegt. Die oude man met die hoed? Nee, te ambtenaar achtig voor een journalist. Misschien dat stelletje daar? Nee, er is een kind bij. Die jongen in dat pak? Te braaf, of niet? Die met dat lange haar? Nee, de hond past niet in het beeld.
Verder is er niemand meer.
Mijn buik knort. De vertrektijden worden wazig voor mijn ogen. Nog een minuut, zeg ik om mezelf te kalmeren, en dan ervandoor!
'Goeiedag!' hoor ik een stem achter me. Ik draai me met een ruk om en sla per ongeluk met mijn handtas naar de nietsvermoedende begroeter. 'Sorry...'
Twee blauwe ogen achter een rondebril. Ver boven me. Donker haar, grijze plekken. Trenchcoat. Gladgeschoren gezicht. Fijngevoelige lippen.
O ja, niet vergeten een hand te geven. 'Goeiedag...'
Hij zegt iets over een plotselinge afspraak in de buurt. Dacht ik het niet: het is alleen een handige combinatie van zakelijke afspraken.
O ja, zijn hand weer loslaten.
We lopen naar de uitgang, de straat op.
En nu?
Hij redt de situatie: 'Daar is een café'.
Daar zit ik dan tegenover hem, en gelijk is er weer dat vervelende probleem: waarheen moet ik kijken? De kaart! Omhoog en omlaag. Van voren en van achteren.
'Koffie graag,' zeg ik tegen de ober.
Hij lacht.
ik kijk op de kaart en begin te blozen. Dat heb ik ellendig genoeg altijd meteen in de gaten. Ik benijd de mensen die blozen en het niet merken.
De laatste redding: het toilet.
Voor de spiegel wacht ik tot mijn gelaatskleur weer een beetje normaal geworden is. Diep inademen. Wat stel je je toch aan! Als ik nu eens gewoon door de achteruitgang...?
Niks daarvan! Ik ga wanneer ik wil, en dan heel openlijk!
Hoofd omhoog, rechtop lopen.
Zo ga ik weer tegenover hem zitten.
Hij doet alsof hij het niet ziet. Vertelt over zichzelf, over zijn leven, en dat hij nieuwsgierig was na mijn eerste brief en nog meer na mijn laatste.
Ik begin alweer te blozen. Niks aan te doen.
Er zit veelhartstocht in mijn brief, ondanks de losse toon, vindt hij.
Aha. Mijnheer is psycholoog. dat heeft hij eerst gedaan, psychologie.
Zijn toon bevalt me. Zijn handen houdt hij rustig. Ik heb er een hekel aan als al te bevlogen sprekers elk woord met wilde handbewegingen onderstrepen.
Hij wil een hotel gaan zoeken en later met mij ergens gaan eten.
Voor niks de boel aan de kant gemaakt. Nu ja, kwaad kon het in elk geval niet.
Hij wil met mij ergens gaan eten. Ik staar hulploos naar mijn verbleekte spijkerbroek.
'Waar je wilt. Jij weet hier de weg.'
Zijn stem is heel erg diep en rustig. Ik word er ergens heel diep in mijn binnenste door geraakt. Ik voel me gerustgesteld als een kind door de klanken van een oud kinderliedje, de stem van zijn moeder. Rust. Kalmte.
Opeens paniek. Ik spring op. 'Oké, om acht uur weer hier. Ik verzin wel wat. Ik moet eerst nog iets doen,' gooi ik eruit en verlaat hals over kop het café.
Nee, nee, nee. Iets maakt me bang. Die stem. Zijn hele persoon. Ik moet hier weg! Ik sluit me opin mijn huis. Bel uit, hoorn van de haak, koptelefoon op mijn oren, deken over mijn hoofd. Het kan me niet schelen wat hij denkt!
Ik val in slaap.

Midden in de nacht word ik wakker. Half drie.
Hij heeft op me gewacht, en ik ben niet gekomen.
Nu word ik plotseling door een ander soort paniek overvallen: en als ik hem verlies? Onzin! Wat nou 'verliezen'? Je hebt hem nooit gehad! Je hebt precies een uur met die man gesproken. En toch...
Het grijpt me heel erg aan. Ik huil in mijn kussen. Urenlang.
Alleen. als een verlaten, vergeten kind. Het kinderliedje i weg, de stem...
Mijn narcistische ziel schreeuwt plotseling: hij heeft mij aangesproken, mij geraakt, de vertopte, verborgene, niet het omhulsel, niet die kenau - mij.

In de ochtendschemering schrijf ik de vaagste en langste brief van mijn leven. Met een nuchtere maag ren ik naar het postkantoor: doe toch open, doe eindelijk eens open!
Eindelijk! 'Spoed, direct per expresse, alstublieft!'
De man achter het loket lacht. 'Dat moet wel om de grote liefde gaan...'


Zal hij nog van zich laten horen?
Zal hij het me vergeven?
Die stem... Die ogen... Die handen... Kijk nou, plotseling let je op hetzelfde als normale vrouwen: ophanden, stemmen, ogen. Misschien was ik hiervoor nog nooit verliefd geweest?
En als ik nu eens opbel? Hij heeft gezegd dat hij alleen woont, geen relatie heeft. Mijn hart bonst.
Ik draai zijn nummer. Niet in gesprek. Klik. 'Burger'
Mijn hart slaat over. Ik leg de hoorn neer.
Wachten. Ik kan niet lezen of schrijven. Zelfs niet naar een film kijken.
Wolfgang, Wolfgang.
Hij schrijft niet.
Hij schrijft niet!
Geen wonder. Wie gedraagt zich nou zo idioot!
Wachten.
Dan houd ik het niet meer uit. Ik bel op. De angst een flater te slaan is weg. Ik wil, ik wil, ik wil... Hij lacht als ik mijn naam zeg. Hij heeft net een brief gestuurd. Was een paar dagen op reis. Ik moest eens langskomen, in het weekeinde.
'Kleine wildebras,' zegt hij op een gegeven moment. Heel lief. Ik luister met verbazing naar mezelf. De klank van mijn stem: helemaal nieuw, helemaal veranderd, heel zwak, heel zacht.
Ik, die er anders maar op los klets, nauwelijks tijd neem om adem te halen, ik die kenau: 'Kleine wildebras...'

In de tijd voor het weekeinde ben ik zo opgewonden, dat ik bijna ontplof. Ik denk aan zijn stem, en alleen al deze gedachte maakt heel diep in me iets los dat ik nog nooit eerder gevoeld heb, dat tot nu toe verborgen was. Ik huil voortdurend, niet van verdriet, niet van geluk. Het is heel raar...
Hij haalt me af van de trein. 'Hoe is het nou met je?' Hij lacht.
We praten, praten, praten. Ik vertel mijn leven. Vertel over mijn gevoelens, mijn gedachten. Ik slaap bij hem. In de woonkamer. Op de tot bed omgebouwde bank. We raken elkaar niet aan.
Dan brieven. En in het weekeinde weer: praten, praten. Hij vertelt over zijn gevoelens. Hij zegt dat hij een vrouw onderwerpen wil. Maar op een heel subtiele manier. Liefdevol. Hij zegt dat hij het juist alleen maar kan als hij van iemand houdt.
Ik slaap weer op de bank. We raken elkaar niet aan.
Brieven. Ik loop als in een voortdurende roes door de straten, de dagen die ik alleen in mijn kleine woning doorbreng. Ik heb maar een gedachte, dag en nacht: Wolfgang. Alleen bij de gedachte aan hem voel ik me al heel zwak en uitgeput.
Dan komt de angst, grote angst. Deze man raakt werkelijk mijn binnenste, weet zoveel over mij, maar hij heeft nog nooit iets over ons gezegd.

Er volgt een week waarin hij zich niet meldt. Ik stort bijna in. Wolfgang. Wolfgang!
Aan het eind van de tweede week luidt mijn antwoord: hij wil me niet. Ik had het allang moeten merken. Hij wil me gewoonweg niet. Ik heb voor niets gevoeld. Liefde voor niets, liefde van een kant.
Ik dwing mezelf tot hardheid. Dat is pijnlijk. Ik wil hem voor de laatste keer onder ogen komen, trots en koel. Hij heeft zo veel van me, het kan gewoonweg niet zo aflopen.

Onaangekondigd sta ik op een dag bij hem voor de deur. Ik zoek naar aanwijzingen, naar sporen van verraad. Ik houd met alles rekening: met zijn afwezigheid, onverschilligheid van zijn kant, met een andere vrouw.
Hij doet open.
Hij is alleen. en zijn stem klinkt liefdevol.
Ik schiet langs hem heen naar de woonkamer.
'Ik wil alleen maar afscheid nemen,' zeg ik bits. En dan kook ik over, overstelp hem met een lange, onbeduidende monoloog uit opgekropte woede en verbittering.
Hij luistert. En dan omhelst hij mij. Ik verweer me, duw, kris. Maar hij houdt me vast. en mijn afweer stort in elkaar, mijn onverzettelijkheid, mijn koelte, de muren om me heen. Ik huil een hele nacht in zijn armen. Ik geef me over. Ik geef me aan hem over. Hij houdt van me, hij streelt me. Deze nacht duurt eeuwig.

'Ik wil je pijn doen,' zegt hij plotseling, en ik antwoord: 'Ja, alsjeblieft, doe het!' ik zeg het uit de grond van mijn hart. Uit mijn hart, niet meer uit mijn hoofd of uit lichamelijke lust. Ja, ja, ja, je moet me pijn doen, alleen jij! Hij slaat me met een leren riem, ik schreeuw, huil en bedel. Hij blijft slaan. Hard en liefdevol tegelijk. Ik verzet me, even maar. De pijn dwingt me tot overgave. Ik geef me over. Open en onbeschermd lig ik voor hem. Ik kijk hem aan. Ik weet zeker dat hij alleen maar goeds met me voor heeft. Hij zal me niet verwonden, hij zal mijn lichaam evenveel aandacht schenken als het zijne. Hij heeft aandacht voor me, heeft aandacht voor mijn volledige overgave.
Hij houdt me vast, hij streelt me. Streelt me over de striemen op mijnlichaam. Ik doe mijn ogen dicht. Nu ben ik gelukkig. Nu vind ik mijn bevrediging: de warmte, de liefde, het strelen op dit moment na de pijn.
De bevrediging die ik als kind ervaren heb, in mijn zelfgeschapen wereld, in mijn zelfverzonnen relaties, beleef ik nu in volwassen vorm. Nooit tevoren had ik dit gevoel in de werkelijkheid teruggevonden. Je overgeven, je in de handen van iemand die sterker is leggen en weten dat je niet verdrukt wordt en dat hij je niet laat vallen: dat is de bevrediging.
Daarop heb ik mijn hele levenlang gewacht.
Ik ben niets meer, omdat ik me op dit moment zo volledig geef. En toch ben ik juist daardoor alles.

Ik lijf. Ik ga niet meer terug naar mijn huis, niet meer naar de stad waar ik woon.
Ik loop door Heidelberg. Een vreemde stad. Ik voel me als een uitverkorene met een aureool.
Ik houd van alle mensen, ik straal van binnen uit. De mensen kijken naar me en glimlachen terug. 'Je ziet er zo gelukkig uit,' zegt een volkomen onbekende tegen me.
Ik denk aan Lin. Pas nu weet ik hoe het is: je werkelijk volledig over te geven. Uit liefde.
Ik geloofde altijd dat de grote liefde, de bevrediging die ik zoek als een razende storm zou zijn, een vulkaan van hartstocht pijn en liefde, die wild in mij woedde, onstuimig. Maar alles is heel anders.
In mij een verrukkelijke zekerheid: alles is waar en in orde, ik ben er. Meer valt er niet te zeggen, alleen maar: eindelijk ben ik bij mijn doel. Bij deze man, die geen wreedheid en geen leren kleding nodig heeft om zijn superioriteit te demonstreren, bij deze man, wiens goedheid en liefde, wiens blik alleen me op de knieën dwingt. Ik word vloeibaar, ik loop leeg, vloei in zijn handen: modelleer me zoals je wilt!

Ik wil graag geslagen worden. Ik wil graag dat hij me pijn doet, heel veel pijn doet, en heel lang. Dat hij pijn en liefde geeft.
De spanning vooraf. De zekerheid dat hij me zal kastijden. Dat hij het hard zal doen en toch met liefde.
Dan eindelijk het moment van de kastijding. Ik lig voor hem. Overgeleverd, omdat ik overgeleverd wil zijn en mijn liefde voor hem dat eist. De pijn. Opstand. Afweer. Maar: ga alsjeblieft verder, ga alsjeblieft verder! Slag op slag. Hitte in mijn lichaam. Ontreddering, ontvankelijkheid, lust.
Het hoogtepunt. Ik explodeer, ik geef me over in lange stuiptrekkingen, in zachte golven. Bevrijding.
Hij vangt me op. Met zijn beschermende, zekere, liefderijke handen.
Wat een bitterzoet geluk!

Alles past. Alles klopt. Er is niet in scène gezet. Pas mij ervaringen met Wolfgang maken me duidelijk dat het juist die schijnvertoningen waren die me tot nu toe stoorden, zowel bij mijn eigen belevenissen als bij de verhalen van andere masochistische vrouwen.
Wolfgang heeft geen folterkelder en geen ritueel nodig. We spelen niet het spelletje van slavin en meester dat ik bijvoorbeeld met Mario moest spelen. Ik besloot niet vanaf dat moment slavin te zijn. Ik verkleed me niet. Mijn masochisme, mijn wens pijn te voelen en onderworpen te worden en zijn verlangen meester over mij te zijn, zijn niet zomaar een onderdeel van onze relatie. Ze zijn onze relatie.
En daarom is de spanning, die kenmerkend is voor de afwisseling tussen zijn dominantie en mijn onderdanigheid, ook alomtegenwoordig. Bij het samen boodschappen doen net zo goed als in de schouwburg, bij het koken net zo goed als in bed.
Er zijn geen vastgestelde spelregels en tijden. Als hij mij wil slaan, dan doet hij het. We verkleden ons van tevoren niet, we dalen niet af in een kelder, niet in een andere wereld, kruipen niet in een rol.
Alles is heel natuurlijk, vanzelfsprekend en komt alleen uit onszelf, ontspringt aan onze persoonlijkheden. Het ontstaat als het ware vanzelf.

Ik bemin en word bemind. Als kind, als geliefde en als vrouw.
Ik word geslagen en geliefkoosd, vernederd en hemelhoog geprezen.
Ik wil niets meer analyseren, niets meer begrijpen.
Ik wil alleen nog maar genieten:
Mijn anders-zijn, mijn tegenstrijdigheid. Mijn lijden. Mijn geluk.

Voetstappen komen dichterbij. Jouw voetstappen.
Het is avond geworden. Veel te snel.
Vanavond...

Je blik rust op mij. Rustig, beslist.
Ik geef me over.
Aan jouw liefde. Aan jouw sterkte.
Aan de pijn.
Aan ons geluk

16 Masochisme als kans

Masochisme als kans
De vrouwenbeweging en het vrouwelijke gevoel

Alice Schwarzer heeft me buitenspel gezet. En met mij alle andere vrouwen die in een deemoedige, onderdanige houding tegenover mannen lust en geluk zoeken en vinden.
Dit gebeurde in februari 1988 in een discussie op Duitsland 1 over de fel omstreden pornografiewet.
'Onmenselijk, vernederend, vrouwvijandig, zelfs misdadig,' zo karakteriseerde mevrouw Schwarzer de vrouwenfoto's in seksbladen.
Toch waren het niet haar opvattingen over het thema pornografie waar ik zoo onthutst over was en waarover ik nu, twee jaar later, nog onthutst ben. Dat kwam vooral door een wat terloopse opmerking in de discussie.
Op de vraag wat ze ervan zou vinden als vrouwen openlijk zouden toegeven ervan te genieten als ze zich op deze wijze lieten afbeelden, en het zelfs opwindend zouden vinden deze blaadjes te lezen, maakte mevrouw Schwarzer een beperking in haar vondsten tegen de seksbladen. Er waren er zeker een paar die ze niet vernederend en mensvijandig vond. Het ging haar echter - net zoals zovele anderen (instemmend gemompel van vrouwen) - om de harde kern, die discriminerende en vrouwen verachtende foto' s en artikelen.
Op de vraag voorbeelden te noemen snoefde mevrouw Schwarzer: maar natuurlijk, die waren er genoeg! Ze liet diverse afbeeldingen zien: vrouwen in kettingen, vrouwen in kooien, onder de laarzen van een man, onder zijn zweep, vrouwen in boeien, vrouwen in rubber, in leer. 'Zoiets' legde ze uit, en haar stem sloeg bijna over van opwinding, 'zoiets is pervers, mensonwaardig, schandalig!' Tegenwerping uit het publiek: maar misschien vinden sommige vrouwen het ook prettig...
'Dat zou u wel willen,' blufte mevrouw Schwarzer de vragensteller af. Dat zou toch geen enkele vrouw willen, geen enkele vrije gezonde vrouw. Vrouwen werden tot zoiets gedwongen. Ze werden verlaagd tot lustobjecten van perverse en vrouwen verachtende mannelijke lusten. Geen vrouw ter wereld wilde dat vrijwillig. Geen enkele...
Toch wel, mevrouw Schwarzer, er zijn vrouwen die zich vrijwillig aan een man onderwerpen. Heel veel zelfs. En ik ben er een van.
Ik ben tegen elke onderdrukking van weerloze mensen, ik strijd tegen geweld en tegen onrechtvaardigheid, tegen achterstelling van minderheden en van vrouwen.
ik heb uw boeken gelezen, mevrouw Schwarzer, ik heb geld ingezameld voor vrouwenhuizen, ben de straat op gegaan voor gelijke kansen en voor het recht op zelfbeschikking voor vrouwen.
Maar dit recht eigen ik mezelf toe: het recht op zelfbeschikking.
En ik zeg u hier en u en in naam van vele gelijkgezinde vrouwen: wij zijn er, die vrouwen van wie u het bestaan wilde ontkennen.
Ik ben een vrije geëmancipeerde vrouw. En ik wil vastgeketend worden, en ik wil met de zweep geslagen worden, en nog wel door een man.
ik zie dat helemaal niet als een stap terug. Nee, ik zie hierin vooral de realisering van een idee dat mede door u gegrondvest en gedragen wordt.
Neemt u nota van ons. Beschouwt u ons als voorbeelden van een geslaagde, geloofwaardige en solide emancipatie. Accepteert u ons als zelfbewuste vrouwen die net zo goed als alle andere vrouwen recht hebben op geluk, op hun lust, op hun bevrediging.

Alice Schwarzer is zeker geen uitzondering. Bijna altijd wordt de wens onderworpen te worden verkeerd begrepen. Betekent deze wens voor de een reden tot angst voor eigen vrijheid, voor de ander wordt hij vaak dankbaar gebruikt als argument tegen de vrouwenbeweging. Ten onrechte. De wens naar onderwerping is geen afwijzing van de eigen vrijheid of de emancipatiegedachte. Net zo min moet die wens als bevestiging van het patriarchaat beschouwd worden of als toestemming voor de perverse mishandeling van vrouwen.
Het masochisme dat ik bedoel en dat ik in mijn leven wil - net zoals veel andere vrouwen - is een liefdesvorm die grenzenkan doorbreken. Juist die grenzen waar alle andere relatievormen steeds weer op stuiten.
En het is niet alleen een liefdesvorm, maar vooral: een bijzondere wijze van leven.
Ik lever me over: aan de man, aan de pijn, aan de lust, en daarmee aan het hele leven.
Ik verdwijn in de pijn, ik word een naakt bestaan, en door de reducering tot mijn naakte bestaan kan ik me pas werkelijk manifesteren. Mens worden. Vrouw worden. Ontvankelijk, kwetsbaar, tot geluk in staat.
Deze gevoelens zijn veel te waardevol om als argumenten in de strijd voor of tegen de vrouwenemancipatie misbruikt te worden.

Dat pijn een middel is om de eigen grenzen te overwinnen, een weg naar het are inzicht, is niet toevallig in de geschiedenis veelvuldig vastgelegd.
In alle godsdiensten, in het bijzonder de Oosterse, spelen ervaringen van pijn en lijden als een mogelijkheid om nader tot God te komen, als mogelijkheid voor een reis naar het binnenste, het ware, een grote rol.
Ook het christendom kent de idee van deze weg naar God. Een mens dat lijdt, die pin aanvaardt, wordt daardoor in een toestand gebracht die hem tot concentratie dwingt, tot opgave van al het onbelangrijke, tot bezinning op zichzelf, op de pijn, en op hem, degene die komen zal.
Concentratie, ontvankelijkheid, bezinning: als masochistische vrouw ervaar ik dat allemaal. Maar ik ontvang geen goddelijke boodschap van een of andere religie. Ik ontvang, overgeleverd en onbeschermd en daarmee in alle intensiteit, de liefde en tederheid van een man van wie ik houd.
Ik geef mezelf, maar altijd om veel meer, niets nieuws, iets anders van hem te krijgen.
Ik geef mezelf om te kunnen ontvangen.
Ik lijd om gelukkig te worden.
Ik onderwerp me om opgetild te worden.
Ik verneder me om verheven te worden.
Het leven en het liefdeleven van de meeste vrouwen in de huidige tijd maakt op mij zo'n koude, liefdeloze, routineuze indruk. Ik begrijp niet dat het normale begerenswaardiger en juister moet zijn dan mijn wijze van leven en liefhebben.
Er is geen juiste en geen foute weg in de liefde. Er zijn miljoenen vrouwen met miljoenen wensen en ettelijke miljoenen mogelijkheden om ze tot uiting te laten komen.
Het masochisme is *een* mogelijkheid.
Voor mij de mooiste.

Plaats reactie

SPAMMERS PLEASE FUCK OFF AND DIE!


Beveiligingscode
Vernieuwen

Reacties   

+13 # DOENHarold 05-07-2019 16:54
Jorit zei:
Zou haar graag eens vastbinden

ZOU DIE HOER NIET ERG VINDEN
Antwoorden | Antwoorden met citaat | Citeer
0 # GEILHarold 05-07-2019 16:52
GEIL VERHAAL
Antwoorden | Antwoorden met citaat | Citeer

Comments

  • Annie en George op kostschool 10

    Eddiemer 16.11.2020 17:20
    leuk verhaal
    goed geschreven
     
  • De Verandering (Superlang Cuckold Verhaal)

    anoniem 15.11.2020 22:32
    Lekker lang lezen
    In coronatijd kun je niet genoeg porno lezen
     
  • Zwanger, En Geil Als Boter

    buurmanjan 01.11.2020 21:03
    Geile praat
    Ik weet dat je het heerlijk vind als ik grof en geil tegen je praat.
DMC Firewall is a Joomla Security extension!