"Ik kom al", schreeuwt ze, als er voor de derde keer wordt gebeld.
Voor haar op het trottoir staat een jongen.
"Zeef-vijftig", zegt hij, haar strak fixerend.
Ze knippert met haar ogen in het schelle zonlicht.
"Zeef-vijftig", herhaalt hij.
Een jaar of zeventien is hij, hoogstens, maar hij staat mooi met een been in het portiek. Haar portiek.
"Waaat...?"
Ze zoekt naar de rest van de zin, maar ze kan verder niets bedenken. Hij rookt een sigaret met filter en blaast de rook in haar richting. Ze weet niet goed hoe het op te vatten, is het een provocatie of is het gewoon macho en verder niets bijzonders? De wens is de vader van de gedachte.
"Zeef-vijftig", zegt hij.
Hij heeft zwarte ogen.
"Waarom?" vraagt ze, haar gedachten ordenend en met haar armen ineens gekruist voor haar borst.
Bij nader inzien meent ze hem te herkennen. Hij is de jongen die 's middags de kranten bezorgt op de fiets.
"Ik heb de straat schoongemaakt."
"Jij hebt de... straat...?" Ze herhaalt de woorden enkele keren maar komt geen steek verder, omdat hij haar niet laat uitpraten en lenig achteruit deinst om iets aan te wijzen dat zich buiten haar gezichtsveld bevindt. Ze leunt enigszins naar voren, vijf meter verderop staan enkele kinderen het trottoir schoon te maken met bezems en stoffers.
"En jij...?" vraagt ze en ziet dat hij regelmatig in de spleet tussen haar borsten kijkt.
"Mijn zusje", zegt hij en wendt treiterig langzaam zijn ogen af.
De vrouw kent de kinderen, twee ervan wonen drie hoog naast haar en de andere... de kleinste, die kent ze niet.
"Jouw zusje?" vraagt ze.
"Mijn zusje... en zij maakt de straat schoon."
"Wat heb jij...?"
"Zeef-vijftig!" onderbreekt hij haar ongeduldig.
"...daarmee te maken?" had ze eraan toe willen voegen.
Ze kan hem ineens thuisbrengen! Ze herinnert zich dat hij omstreeks de kerstdagen had aangebeld om haar de jaarlijkse nieuwjaarsgroet te overhandigen van de krant. Ze had hem een tientje gegeven en gezegd dat hij de beste bezorger was die ze ooit had gehad. Drie dagen later moest ze er weer aan geloven en opnieuw een tientje schokken. Aan de echte bezorger.
"Van mij krijg je geen cent", zegt ze en sluit de deur.
Binnen in de hal begint ze te hijgen en breekt het zweet haar aan alle kanten uit. Ze duizelt en wordt overmand door een gevoel waarmee ze zich geen raad weet, dat haar overvalt als een lawine. Het is niet geheel onprettig of van genot ontbloot.
Ze doet de deur niet open als er weer wordt gebeld en verdwijnt zelfs in de richting van de keuken, maar na de derde bel, besluit ze toe te geven en open te doen. Het is toch te gek, dat...
"Zeef-vijftig!"
Zijn ogen staan niet langer brutaal, maar glanzend hard. Hij is zeker van zijn zaak. Van de overwinning.
Zij is al bijna bereid toe te geven en om van alle ellende af te zijn hem te betalen.
"Waarom?" vraagt ze.
"Dat heb ik al gezegd!"
Omdat hij het zo arrogant, zo vol verachting zegt, besluit ze haar poot stijf te houden en er niet op in te gaan. Als ze de deur dichtdoet, op twee grendels plus de dievenketting, wacht ze niet eens meer tot hij aanbelt.
Hetgeen hij twee dagen later doet...
En met twee voeten in het portiek, haar portiek, wijdbeens staand als een boxer.
"Tien gulden!"
Ze was al bijna weer vergeten dat hij bestond, of had hem liever gezegd naar de achtergrond van haar gedachten verdrongen, als had ze besloten de deur niet meer te openen in haar peignoir. Ditmaal heeft ze geen kans om de hoek van het portiek te kijken, daarvoor staat hij te bot op haar. De kinderen zijn er trouwens niet, de paasvakantie is voorbij.
"Tien kinderen...", zegt ze en schiet in de lach om de verspreking. Tot ze zijn gezicht ziet.
"Tien gulden", zegt hij strak, met nadruk op het woord 'gulden'.
Wat is er aan de hand? denkt ze.
"Duurder geworden!"
Ze weet wat het is. Denkt ze. Chantage is het, afpersing, beschermingsgeld of hoe het ook heten mag. Ze heeft films gezien als 'The Godfather' en boeken gelezen over de maffia en gangsters, maar die speelden zich af in Amerika en Italië en niet in Nederland.
"Van mij...", zegt ze manmoedig, "van mij krijg jij niks. Jij niks!"
Snel smijt ze de deur dicht, op alle grendels en sloten. Ze telefoneert haar hartsvriendin, die haar de uitdrukkelijke raad geeft geen duimbreed toe te geven, want 'als je nu betaalt, komt hij morgen voor meer en dan is het einde zoek!', en haar voorstelt bij de buren te informeren of ook zij zulke trubbels hebben.
De buren? denkt ze. Net als haar vriendin wil ze in principe zo min mogelijk met de buren te maken hebben. De meesten kent ze niet, ze zijn even anoniem als de straatstenen.
Hij wacht niet eens met aanbellen tot ze uitgetelefoneerd is en houdt zijn vinger op de bel. Nog even speelt ze met de gedachte hem af te zetten of de politie te waarschuwen, maar wat moet ze zeggen? Dat hij haar chanteert? Hij zal het glashard ontkennen en haar in haar gezicht uitlachen. God mag weten wat er daarna gebeurt! Nog even werpt ze een blik op de telefoon. Zes maal twee en ze komen.
Als ze komen...
Ze doet alleen het raampje open. Zoutzuur zal meneer niet bij de hand hebben, grapt ze. Hoopt ze.
Hij kijkt terug.
Zwijgend.
Recht in haar ogen. Onbeschaamd. Het is... is... het is hypnotiserend... Wat denkt hij wel! Die vlegel, dat... dat... dat... En het ergste van alles is dat ze bloost! Ongelooflijk dat... zo'n... zo'n snotjongen! Op slag sluit ze het raam en strijkt met haar vingers over de grendels en de sloten.
Vastgenageld, met bonzend hart alsof... Ze durft er niet aan te denken. Hij is zeventien, hoogstens... Zij is vijfendertig. Blond en struis. Een vrouw naar wie alle mannen kijken. Ze is gescheiden. Zegt men. Ze is een gewild object van fantasie en dromen. Overdag en 's nachts.
Ze voelt dat hij daar nog staat. in het portiek. Zeker van zichzelf. Een jongen...
De jongen voor wie zij het prototype is, het toonbeeld van vrouwelijkheid en tegelijkertijd meer, veel meer dan dat. Oneindig... Hij is allochtoon, voor hem is zij het symbool van de overwinning, van de man die alles kan krijgen wat zijn hart begeert, mist hij zijn lot zelf in handen neemt en zich de kaas niet van het brood laat eten. Instinctief weet hij dat ze daar nog is, aan de andere kant van de deur.
Hij voelt haar lichaam, haar warmte dwars door de deur heen, hij ruikt haar parfum. Het bedwelmt hem.
Achter de deur komt ze klaar. Zomaar krijgt ze een orgasme, een zoals ze maar zelden in haar leven heeft gehad en zeker niet op zo'n manier tot stand gekomen. Ze gloeit, ze schroeit, ze grinnikt. Tot stand! Met recht!
Voelt hij wat er zich daar afspeelt? Hij zweet in elk geval hevig.
Koortsachtig ziet hij de deur openzwaaien... en kijkt naar de witte blouse met het uitdagende decolleté, haar vochtig glanzende rode lippen en haar ogen die glimmen alsof ze zoemen of neuriën, met sterretjes, en de wulpse spleet
tussen haar grote, gebruinde borsten - en hij kan er niet omheen - de sieraden.
Haar lichaamswarmte overmeestert hem.
Ze lacht alsof ze roomboter in haar navel heeft en fluistert: "Kom dan!"
Hij begint te huilen en weet niet meer waar hij het zoeken moet. Dierlijk laat hij zich tegen haar aanvallen en omhelst haar uit alle macht, alsof hij haar nooit meer zal loslaten. Zijn opwellende lid schiet regelrecht tussen haar benen en door niets en niemand afgeremd drukt hij haar naar achteren de hal in, haar huis binnen en trapt in dezelfde beweging de deur achter zich dicht met de hak van zijn sportschoen. In een moeite door en alles in een keer.
Zonder overgang, zonder een woord te zeggen of zijn hongerige lippen van de hare te halen, met haar tong achterin zijn mond. Hij scheurt de knopen van haar blouse en streelt haar borsten, kust ze en lacht schor. Hij kijkt haar aan, zwetend, rillend en gierend van begeerte. Hij begraaft zijn gezicht in haar volle boezem, haar bronstige vlees, waarmee ze topless ligt te zonnen op de veranda.
Hij heeft het meer dan eens gezien, spiedend naar haar vanuit de zolderkamer van een vriend die achter haar woont, hij kan ze dromen, hij bijt en likte ze tegelijkertijd. Hij is overal.
En zij nergens. Ze voelt hoe haar tepels opzwellen alsof ze barsten, barstensvol moedermelk zitten. Ze klauwt met haar handen, vingertoppen en vooral met haar nagels in zijn haar, zijn krullenkop. Ze hapt naar adem en komt daverend klaar.
Ze ziet het in de spiegel, het zweept hem op. Zijn erectie is van plaatstaal.
Hij is jong en wat hij denkt, doet-ie. Zonder omwegen of tussenstations. Hij rukt haar rok naar beneden.
"Stop hem d'r in!" hijgt ze hartstochtelijk. Zijn hand graait in haar vochtige kruis en terwijl ze tongzoenen, tovert zij zijn pik tevoorschijn uit zijn broek, druipend, zwetend, nat en jongleert hem tussen haar dijen.
Kirrend vuurt ze hem aan.
Hij kreunt van genot, van inspanning. Hij staat kaarsrecht en als het komt, komt het van ver. Van diep, heel diep. Hij laat haar het achterste van zijn tong zien, hij moet wel, het kan niet anders.
Ze eist het.
Zo wil ze het.
"Neuk me!"
Hij staat op zijn tenen en balanceert op het randje van de afgrond, maar zonder om te vallen explodeert hij in haar tot zelfs het wit van zijn ogen geel ziet en hoe meer moeite het hem gekost heeft, hoe beter, en wat je van ver haalt is lekker, zo lekker dat hij terstond doorgaat, zonder een moment te verslappen of te versagen.
Willoos als een nachtvlinder om een vlammetje.
Zoiets heeft hij zelf in zijn stoutste dromen niet kunnen bedenken. Het is alsof hij haar al jaren, eeuwen, altijd gekend heeft, al voordat hij geboren werd. Als een hongerig beest, als een oerwezen, valt hij aan.
Tegelijkertijd houdt hij zich in, beheerst hij zich om er zolang mogelijk van te genieten.
Ze is van hem!
Hij laat haar geen tel los, haar tong is niet uit zijn mond te branden, fier ziet hij zichzelf rechtop staan in de spiegel. Hij geeft geen duimbreed toe.
Hij is een man.
Hij ruikt haar parfum, hun zweet en zijn sperma, en voelt haar vingers die overal zijn en alles betasten, vol ervaring. Hij zoent haar blonde haar en de rest van haar lichaam, waarmee ze hem omklemt alsof ze hem nooit meer zal loslaten en hem op te zwepen tot in het oneindige. Hij weet niet meer waar hij het zoeken moet als het genotsvocht overal vandaan lijkt te komen en hij bonkend klaarkomt, met haar tegen hem aan als in een duimschroef. Hij geeft nog steeds niet toe aan de uitputting haar te torsen omdat zij al het genot van de wereld is.
Hij kan alles en nog veel, veel meer. Van hem kan ze krijgen wat ze hebben wil, zelfs overdwars.
Zij wil het onderste uit de kan en kijkt hem aan, verzaligd. Dierlijk en in alle staten. Dampend als een merrie in de wei.
"Jezus!" zegt ze in een kort moment van stilte.
Hij zwijgt veelbetekenend, hij heeft er geen woord aan toe te voegen.
Hij laat haar los en zet haar neer, voordat hij langs haar heen loopt, verder het huis in. En passant steekt hij een sigaret op met de gouden aansteker die hij ergens ziet liggen.
"Mooi huis", zegt hij.
Verfomfaaid, met haar eigen rode lippenstift op de wang (of is het bloed?) kijkt ze hem aan.
Plotseling weet ze zich met haar figuur geen raad; ze is, om maar iets te noemen, twee keer zo oud als hij.
Op zijn minst.
Wat heeft ze aangehaald?
Ook bij hem kan er geen lachje vanaf. Nog even is hij meester van de situatie, de baas in huis. Tot het moment dat hij zich plotseling bewust wordt van het gevaar dat hij loopt. Wie zal hem geloven als hij de waarheid vertelt en zegt hoe het in zijn werk is gegaan? Dat zij... een vrouw... weerloos... hem binnen heeft gelaten?
Dat zij... hij begint te zweten.
Ze hoeft maar te vertellen dat hij hier is binnengedrongen om haar te verkrachten en hij is de lul! Hij moet er niet aan denken dat... wie zal hem geloven?
Koortsachtig zoeken zijn ogen het jack dat in de gang ligt bij de buitendeur.
Achter haar. Zijn jack met het mes!
Ze gaat voor hem langs naar de spiegel en kijkt naar zichzelf in het normaal al zo flatteuze licht, maar wat ze nu ziet slaat alles, zo mooi is ze. Ze glanst. Het is al heel lang geleden dat ze zo mooi was. Denkt ze.
Kunst, nog nooit heeft ze zo genoten, ze heeft nooit geweten dat het zo lekker was, zo heerlijk kon zijn, zo... Haar hand glijdt naar haar kut, ze begint te spelen met haar clitoris, terwijl ze zichzelf blijft aankijken. Het is alsof ze onder stroom staat, vol genot zit.
Wazig ziet ze hem achter zich verschijnen. Ze verstijft.
Zijn handen omvatten haar borsten die ze omhoogbrengt door haar armen te strekken, naar achteren om de krullen op zijn hoofd te strelen. Het is een wilde begeerte die als een donderwolk overtrekt.
"Ben je daar eindelijk?" lispelt ze.
Hij bijt in haar nek, speels en met de scherpe tandjes van een jonge hond. Ze spert haar ogen open en kijkt verheerlijkt naar zichzelf in de spiegel, nieuwsgierig als ze is naar wat zich afspeelt, tot in de opwinding alles weer wazig wordt, als in de introductie van een flashback in een film.
Hij geniet van zijn macht. Hij neemt haar van achteren.
"Hard! Snel!" gilt ze en wat ze wil kan ze krijgen.
Het is een grote triomftocht voor hem. Stel je voor, een knul van zeventien!
Binnen de kortste keren beleeft ze een orgasme dat zijn weerga niet kent en meteen erop nog een en nog een, ze telt ze niet eens meer, ze komen op en duiken onder als de thema's in de finale van de Jupiter Symfonie die gespeeld wordt op Radio 4. Ze hoort het slechts onbewust, ze is verder, lichtjaren verder. Ze maakt haar eigen muziek.
De rest van de dag blijven ze in bed, zodat hij niet meer hoeft op te staan.
Ze geniet van zijn strakke, sterke lijf en stopt het vol met lekkere hapjes en sausjes die ze hem voert. Hij laat het zich allemaal welgevallen, in de volste zekerheid dat hij daar recht op heeft. Zo is het leven. Een paradijs.
Hij smikkelt doodgemoedereerd een varkenshaasje en drinkt wijn.
"Ik ben Italiaan", zegt hij.
"Italiaan?"
Hij knikt behoedzaam. Afwachtend.
"Pasta di mamma", zegt zij en neemt zijn lul in haar mond.
Natuurlijk is hij geen Italiaan en wat hij wel is, wil hij niet eens denken, laat staan zeggen. Hij is Italiaan en verder basta! Wie zal het verschil zien?
Zij soms?
"Dus het was je zusje niet", zegt ze plagend, doelend op de kinderen voor de deur.
"En je bent besneden."
"Ik ben joods", zegt hij snel.
Ze leunt op haar handen boven hem en laat hem de rest doen.
"Neuk me!"
Zijn vrienden in de pizzeria op het plein hebben er niet van terug als hij alles in geuren en kleuren vertelt.
"Jij?" vragen ze ongelovig. "Met haar?
Als ze voorbij rijdt in haar auto, de zilver gespoten BMW die ze bestuurt zoals ze hem berijdt: roekeloos. Hij denkt aan de rijles die ze samen maken.
Hoe graag zou hij zijn vrienden het bewijs leveren dat hij de verhalen niet uit zijn duim gezogen heeft; meermalen heeft hij hen voorgesteld hem te vergezellen teneinde getuige te kunnen zijn van zijn heldendaden, ja, zelfs mee te doen. Hij heeft het haar nog eens voorgesteld, maar ze wou er niets van horen.
"Ben je nu al moe?" zei ze en hij had het ene schietgebedje na het andere moeten doen in haar bij te kunnen houden. Van het handige kleine cameraatje om alles te filmen of te fotograferen is evenmin iets gekomen en het ergste is, dat hoe meer hij over zijn avonturen vertelt, hoe minder ze hem geloven.
"Met haar?" lachen ze en wijzen naar hu voorhoofd. Een opschepper noemen ze hem, een leugenaar, het is om dol van te worden. Hoorndol! Het lijkt wel of ze niet willen zien wat er gebeurt, want ze verstoppen zich niet, zij en hij.
Integendeel, Ze doen het overal, zelfs onder het rijden en als het hun teveel wordt, parkeren ze de BMW lukraak in de berm en gaan ze ertegenaan: oraal, genitaal, rectaal. Totaal.
Ze hebben zelfs een dealtje gemaakt, ze liggen niet alleen om beurten onder, maar besturen even vaak de auto. Ze laat hem alle hoeken en gaten van Nederland zien, van het Gein tot de Waal bij Zaltbommel, plus alle pretparken ertussenin. Al snel is Nederland te klein, maar gelukkig staat de vakantie voor de deur.
Ze staat te trappelen om over de grens te laten zien wat voor vlees ze in de kuip heeft en hij is helemaal hard aan rust toe.
"Ciao", zegt hij al in gedachten.
Maar hij heeft buiten de waard gerekend. Ze staat erop dat hij haar vergezelt.
"Waarheen ga je?" vraagt hij langs zijn neus weg.
"Naar Italië."
Het klinkt als een donderslag bij heldere hemel. "Waarom naar Italië?"
Kan hij dat niet raden?
Ze houdt van het land, de mensen en de muziek, van opera tot Enzo Gallo. Haar eerste vriendje was een Italiaan, toen ze met haar ouders op vakantie naar het Gardameer ging en ze dat ongeluk kregen, dus wat kan ze zich beter wensen dan "jou als gids om me alle verborgen plekjes en stekjes te laten zien."
Als het bedoeld is om hem een erectie te bezorgen, vist ze naast het net.
Italië! Hij moet er niet aan denken! Hij wordt zelfs kwaad en geeft geen millimeter toe als ze haar machtige wapen, haar mond, in de strijd brengt. Wat denkt ze wel! Dat mens... Dat ze hem... Hem op sleeptouw kan nemen?
Bij wijze van afscheid gooit zijn beste vriend vanuit de etalage een pizza in de lucht als ze wegrijden.
Zijn andere vrienden kijken hun ogen uit hun hoofd (het is dus toch allemaal waar, hij ziet het ze denken) en zodra de BMW om de hoek van het plein verdwijnt, beginnen ze met elkaar te schaduwboksen tot de eigenaar hen tot de orde roept.
Na enkele dagen naderen ze onvermijdelijk het dorp Paolo in een onbewaakt moment heeft laten vallen als zijn geboortedorp, een naam waaraan ze zich vastgeklampt heeft. Hij verduidelijkt met nadruk dat het in wezen het dorp is waar zijn ouders geboren zijn, hij is immers een Nederlander, in Mokum geboren en getogen - heeft hij haar dat nooit verteld? Zij zegt dat er heus wel iemand zal zijn die hem of zijn familie kent.
"Denk je?"
Ze kent Italië, in de kleine dorpjes is iedereen familie van iedereen.
Hij kan slechts peuken zweten, terwijl hij vruchteloos de landkaart bestudeert en zelfs beweert dat hij niet kan lezen.
Ze heeft hem nog nooit zo lief gezien. Zegt ze.
"Zo onschuldig..."
Nog een berghelling scheidt hem nog van het dorp, de rit kan hem niet lang genoeg duren, Wat moet hij aanstonds zeggen? Hij kent er geen hond.
Ze trekt samenzweerderig lachend haar rok op, zodat hij haar kut kan zien. Hij weet wat hem te wachten staat, wat de afspraak is als zij stuurt.
"Hier?" vraagt hij met droge keel.
"Back to the roots!"
Schoorvoetend glijdt hij van zijn stoel, naar de bodem van de auto tussen haar benen, terwijl ze de top van de berg beklimt, zij himmelhoch jauchzend en hij zum Toden betrubt.
In een flits ruikt hij zijn kans en ziet een uitweg. Als een razende gaat hij tekeer met zijn tong, zodat zij slechts op het allerlaatste moment een vrachtauto kan ontwijken in een bocht.
Hij gaat alle perken te buiten, zij kan van gelukzaligheid en genot nog nauwelijks het stuur in handen houden.
"Alsof je de stal ruikt!" kreunt ze al terugschakelend.
Vruchteloos zoekt ze de rem, meteen erop schieten ze het ravijn in.
Enfin... het heeft nog heel wat voeten in de aarde. Tegen de Carabinieri zegt ze dat hij stond te liften en dat ze hem heeft meegenomen maar het dorp waar hij woonde.
"Beweerde hij", zeggen ze tegen haar in het ziekenhuis.
"Beweerde hij", zegt zij.
Een half jaar later, tussen Kerst en Nieuwjaar is ze eindelijk weer thuis. Er wordt gebeld, meteen daarna nog eens.
"In kan niet heksen", roept ze in de hal. En: "Ik kom al!" als er voor de derde keer wordt gebeld.
Voor haar op het trottoir staat een jongen.
De krantenbezorger met de nieuwjaarsgroet.
Vanuit haar rolstoel bekijkt ze hem.